2013.08.07_Wecomomy

'Duursamen' is goed te doen

6 augustus 2013

7 minuten

Recensie Dit boek gaat over de transitie van onze lineair georganiseerde economie naar een duurzame circulaire economie. Hoogleraar duurzaam ondernemen Jan Jonker en zijn mede-auteurs benaderen duurzaamheid als een organisatieopgave. De premisse is dat echt duurzaam handelen slechts kan ontstaan door samen te werken: ‘We bewegen daarmee van een economie gericht op het individu naar een waarin het ‘samen’ weer centraal komt te staan. Niet vanuit een vaag soort ‘alles en iedereen gelijk’-opvatting, maar vanuit het idee dat we met elkaar moeten werken aan gemeenschappen, communities, netwerken en verbindingen die het mogelijk maken om voor en met elkaar waarde te creëren.’ Duurzaam is daarmee eindelijk ook een werkwoord geworden: duursamen.

Boekrecensie 'Werken aan de WEconomy, Duurzaamheid coöperatief organiseren', Jan Jonker (red.), Kluwer 2013.

Het boek is het resultaat van het project en gelijknamige conferentie ‘Duurzaam Organiseren Doen!’ in 2012 en is een vervolg op Jonkers bestseller uit 2011 ‘Duurzaam Denken Doen’. In het boek is een selectie van de conference-papers gebundeld. Het is opgebouwd in drie delen. De eerste vijf hoofdstukken gaan in op inspirerende denkbeelden. In de volgende vijf lezen we voorbeelden van nieuwe praktijken in binnen- en buitenland en in de laatste vijf hoofdstukken gaat het over hoe de transitie vorm te geven. Het boek is prettig vormgegeven. Zoals wel vaker bij een bundel verschilt de toonzetting en schrijfstijl nogal per bijdrage. Door de hoofdstuklengte van ongeveer 15 pagina’s en de korte redactionele introducties per hoofdstuk belemmeren de verschillen het doorlezen niet echt.

Prettig aan dit boek over duurzaamheid is dat Jonker niet lang blijft hangen in analyses van klimaat- en andere milieuproblemen en duurzaamheidsuitdagingen, maar meteen overstapt naar oplossingsrichtingen. We gaan er van uit dat duursamen goed doen is. Blijft de vraag is duursamen ook goed te doen? Vanuit deze vraag bespreek ik het boek.

In het eerste deel bieden de auteurs een aantal methoden en theorieën die de achtergrond vormen voor de uitwerking van duurzaamheid als organisatieopgave. Levenscyclusanalyse maakt de milieu-impact van producten transparant en vergelijkbaar en is daarmee een ideaal startpunt voor de transitie, omdat de gehele productie- en gebruiksketen wordt beschouwd. Het verbeteren van de impact vraagt om ketensamenwerking. Het gaat om het creëren van betekenisvolle samenwerkingsrelaties tussen organisaties. Het startpunt hiervoor is een gedeelde ambitie die zorgt voor betekenisgeving, motivatie en aanpassingsvermogen. Juist deze ambitie maakt het mogelijk individuen intrinsiek te motiveren op een andere manier (samen) te werken. Radicale duurzame innovatie en duurzame waardecreatie laten zien dat bedrijven verschillende ambities hebben bij verduurzamen. Deze zijn in te delen in 1) op het hier en nu gerichte kosten- en risicoreductie; 2) op het daar en nu gerichte reputatie en legitimiteit; 3) op het hier en dan gerichte competentie-ontwikkeling; en 4) op het daar en dan gerichte visie op maatschappelijke behoefte. De transitie valt aldus te kenschetsen als het omgaan met de spanning tussen oriëntatie op het hier en nu en het daar en dan.

De toepassing van de methoden en theorieën in de praktijk is deels terug te vinden in de beschreven casussen in deel twee van het boek. De hoofdstukken vormen een mooi overzicht van verschillende ambities, schaalniveaus en perspectieven. Zo krijgen we te lezen hoe in Apeldoorn de duurzame energie-coöperatie De A tot stand is gekomen, hoe de gemeente Renkum zoekt naar een nieuwe rolverdeling in relatie tot burgers, maatschappelijke organisaties en ondernemers, hoe brede duurzaamheidsbewegingen Natuurlijk Zeeland en Breda Duursaam zich als netwerken ontwikkelen, en hoe tapijttegelfabrikant Interface succesvol levenscyclusanalyse en ketensamenwerking toepast en zo een lichtend voorbeeld is geworden voor duurzaam ondernemen.

Ik sta graag wat langer stil bij hoofdstuk 9, omdat dit gaat over het realiseren van duurzame innovatie door het stimuleren van ketensamenwerking bij de aanbesteding van een kantoorgebouw en daarmee de meest directe link heeft met gebiedsontwikkelingsopgaven. Auteurs Van Oppen (Copper8) en Eising (Alliander) beschrijven de stappen die in het aanbestedingsproces zijn gezet, maar vertellen weinig inhoudelijks over het project. Voor wie daar wel geïnteresseerd in is: het gaat om een herontwikkeling van vijf bestaande gebouwen tot het nieuwe hoofdkantoor van Liander in Duiven. Deze worden uitgebreid en overkapt door een ‘klimaatkas' met een zwevend dak. Het gebouwencomplex voorziet in de eigen energiebehoefte en wordt zelfs energiepositief. Bij de bouw van het complex worden grondstoffen en materialen hergebruikt. De plannen voor aanpassing van de gebouwen worden uitgewerkt door VolkerWessels Vastgoed, architectenbureau RAU en Energy Services Company INNAX. De bouwer is Boele en van Eesteren. Al met al een innovatieve uitkomst.

Deze duurzame oplossing voor de huisvestingsopgave van Liander is bereikt door in de aanbesteding - binnen strakke financiële kaders - veel aandacht te besteden aan de procesmatige aspecten van ketensamenwerking en zo al in de pre-competitieve fase de samenwerking tussen disciplines te stimuleren. Het aanbestedingsproces bestond uit vijf fasen: visievorming, vraagdefinitie, selectie, dialoog en gunning. Er is veel tijd en energie gestoken in de eerste twee fasen, waarin van meet af aan naast de opdrachtgever, marktpartijen en interne en externe stakeholders betrokken zijn. Zo ontstond een breed gedeelde ambitie voor het project, die de inzet van alle betrokken heeft gericht en was er tijd voor het ontstaan van wederzijds vertrouwen. Dit maakt dat de volgende drie fasen snel en efficiënt doorlopen konden worden.

Het hoofdstuk wordt afgesloten met zes lessen die de essentiële verschillen met traditionele aanbestedingsprocessen duidelijk maken:
1. Selecteer eerst op het betrekken van de juiste partij(en), dan op het juiste concept;
2. Er is geen hiërarchie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer;
3. Verbind disciplines, dit zorgt voor de innovatie;
4. Geef duidelijke kaders en stevige ambities mee;
5. Voorkom ‘tick boxing’ bij aanbieders;
6. Zorg voor een goede en permanente verbinding van het project met de staande organisatie.

Van Oppen en Eising laten zien dat er – binnen een van financiële randvoorwaarden en regels doorspekt proces als een aanbesteding – ruimte gemaakt kan worden voor duursamen. Dit biedt perspectief voor duurzame gebiedsontwikkeling. Daar waar overheden en marktpartijen nog in staat zijn om vanuit een opdrachtgevende rol te acteren, zou een dergelijke benadering veel vaker gevolgd moeten worden. Overigens helpt in de huidige marktomstandigheden een dialoogfase sowieso om de match tussen vraag en aanbod te maken, nu deze niet meer evident is.

Naar mijn mening voegt het derde deel van het boek niet veel meer toe. Afgezien van het afsluitende hoofdstuk waarin het werken aan de WEconomy in zeven principes helder wordt neergezet – en waarmee deel 1 ook prima afgesloten had kunnen worden - en hoofdstuk 13 dat ingaat op de inzet van leiderschap bij de transitie, maken de overige bijdragen het onnodig complex (hoofdstuk 11 over meshworking), abstract (hoofdstuk 12 over strategisch competentiedenken) of zweverig (hoofdstuk 14 over verdiepen en verbinden).

In het boek worden de resultaten van een in 2012 uitgevoerde online- enquête onder Nederlandse ondernemingen gepresenteerd en hieruit blijkt dat de grootste barrières voor duurzaam innoveren onvolwassenheid in de waardeketen en kortetermijnstrategie zijn. Tevens onderkennen de respondenten wel het belang van duurzaam innoveren en proberen ook met anderen samen te werken. Daarmee zijn de uitdagingen voor gebiedsontwikkeling niet anders dan die voor andere vakgebieden; ketenverlenging en ketenverbreding zijn nodig, zoals ik deze ook in de handreiking Gebiedsontwikkeling Nieuwe stijl formuleerde.

Terug naar de vraag: is duursamen goed te doen? Dit boek laat zien dat samenwerken veel kan opleveren en dat het in de basis niet moeilijk is. Wanneer je eenmaal los bent gekomen van je eigen vooringenomenheden en routines en op gelijkwaardige voet met anderen op zoek gaat naar een gedeelde ambitie om vanuit te werken, is duurzaam innoveren niet moeilijk meer en wordt het zelfs leuk. De transitie is nu in de fase van de early adopters. De komende jaren moeten we de stap maken naar het bereiken van het stadium van volwassenheid waarin duurzaam innoveren gemeengoed wordt. Jonker maakt duidelijk dat de grootste uitdagingen hierbij niet liggen in organisatiestructuren, regels of financiële kaders, maar in de intrinsieke persoonlijke motivatie van ons allen. Het hoofd moet om, weg van het kortetermijn- en silodenken waartoe onze omgeving nog aanzet. Dat is bij de auteurs al gebeurd en hun bijdragen doen daar verslag van. Zij laten zien dat duursamen niet duurder is, maar wel meer waardevol. Goed doen is hard werken, maar dan wel leuker en met meer voldoening, getuige het enthousiasme dat van de bijdragen is af te lezen.

Gert-Joost Peek
Lector Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement, Hogeschool Rotterdam
g.peek@hr.nl
SPOTON Consulting, strategic consulting on urban synergy
g.j.peek@spotonconsulting.nl

Werken aan de WEconomy
Jan Jonker
€ 30,00

Zie ook:


Cover: ‘2013.08.07_Wecomomy’


Portret - Gert-Joost Peek

Door Gert-Joost Peek

Professor of Applied Science Hogeschool Rotterdam


Meest recent

GO Weekoverzicht 21 november door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week waarin bleek dat het einde van de Didam-saga nog niet in zicht is

Wil je helemaal bij zijn bij de (gebieds)ontwikkelingen van deze week? Dan zijn dit de stukken die je gelezen moet hebben. Er is een nieuw hoofdstuk in de Didam-saga en de waterproblematiek vergroot de druk op ruimtelijke plannen in Limburg.

Weekoverzicht

21 november 2024

Zaandammerplein in Amsterdam door TasfotoNL (bron: Shutterstock)

Waardegedreven gebiedsontwikkeling zet baathouder centraal

Ferry Renne, procesmanager bij Brink, pleit voor een verandering in het vakgebied en stelt dat moderne gebiedsontwikkeling dwingt om op een andere manier naar ‘baten’ te kijken. “Zo creëren we kansen voor duurzame oplossingen in de toekomst.”

Analyse

21 november 2024

Wolkenkrabber in Londen in aanbouw door WD Stock Photos (bron: Shutterstock)

Circulaire gebiedsontwikkeling vraagt om meer dan alleen kringlopen sluiten

Circulair beleid richt zich binnen gebiedsontwikkeling nu nog vooral op het hergebruik van materialen. Dat kan en moet anders, blijkt uit een beleidsanalyse van TU Delft-onderzoekers. “Nu blijft het bouwprogramma onaangepast.”

Onderzoek

20 november 2024