Opinie Het is een trend onder economen in ons land om zich te bemoeien met een onderwerp waar ze eigenlijk weinig kaas van hebben gegeten: de politiek. Zo ook Lex Hoogduin onlangs in deze krant. De hoogleraar economie stelt in een interview dat de politiek er niets van bakt en dat noodzakelijke hervormingen vastlopen in het poldermodel. Volgens Hoogduin is de Nederlandse compromiscultuur uit de tijd en moeten politieke stromingen — nog meer dan zij nu al doen — hun ideologische veren oppoetsen.
Nieuwe hervormingen zijn wel het laatste wat de opkrabbelende economie kan gebruiken
Je moet er niet aan denken dat Hoogduin en zijn collega’s hun zin krijgen. We kennen in Nederland een buitengewoon complex en versnipperde politieke arena, wat van onze democratische vertegenwoordigers nogal wat compromisbereidheid en politieke stuurmanskunst vereist. Juist daarom is meer ideologie in het politieke debat het laatste waar we behoefte aan hebben. Laatst was er nog zo’n oprisping in de Eerste Kamer, waar Adri Duivesteijn een nacht lang zijn ideologische, socialistische veren mocht opzetten over het Woonakkoord. Het leidde bijna tot een kabinetscrisis, maar het bleef bij een zielige vertoning die als een nachtkaars doofde.
Gelukkig maar. De roep om nieuwe grote hervormingen ontbeert zowel politieke als economische realiteitszin. Neem het woonbeleid. Na veel duw- en trekwerk ligt er nu een redelijk nuchtere hervormingsagenda in drie etappes, zowel wat de koop- als de huursector betreft. Niet moeders mooiste, maar grosso modo koersen we in de goede richting, ook vanuit macro-economisch gezichtspunt bezien. De PvdA moest door de politieke geluidsbarrière heen met het huurbeleid en de VVD met de hypotheekrenteaftrek. Als íets desastreus zou zijn voor de voorzichtig opkrabbelende woningmarkt, dan zijn het weer nieuwe structuurmaatregelen die de mensen onzeker maken en het consumentenvertrouwen ondermijnen. Met hun pleidooi voor (volledige) afschaffing van hypotheekrenteaftrek doen Hoogduin en de zijnen dus exact het verkeerde. Welvaart en welzijn hebben baat bij een vrij saaie politieke arena waarin de acteurs vanuit hun eigen visie en met een paar gedeelde noties al ploeterend de kunst van het haalbare bedrijven. De economische wetenschap kan daaraan zeker bijdragen. Ik geef een voorbeeld. In de gedegen studie van het CPB ’Stad en land’ (2010) geven Coen Teulings en zijn mede-auteurs waardevolle aanwijzingen hoe de politiek de economische kracht van de stedelijke regio’s kan versterken.
De kenniseconomie concentreert zich nu langs de as Alkmaar-Amsterdam-Utrecht-Eindhoven. De snel voortschrijdende technologische vernieuwingen beïnvloeden de kenniseconomie. De verhouding tussen ontwerpen, kennis en produceren gaat veranderen, denk aan het 3d-printen. Welke impact gaat dat hebben voor de ruimtelijke organisatie van de economie? Wat zijn gevolgen voor grote en kleine steden? Hoe kan de politiek de groeipotenties van deze ontwikkelingen ondersteunen? Dáár zouden economen nu eens een intelligente visie op kunnen geven. Nieuwe ingrijpende hervormingen zijn het laatste waaraan onze opkrabbelende economie behoefte heeft. De huidige aanbevelingen van de economen aan de politiek — meer hervormingen, meer ideologie, meer visie — zijn desastreus voor het hun eigen vakgebied: de economie.
Dit artikel is eerder verschenen in Het Financieele Dagblad van 20 januari 2014.
Cover: ‘Portret_Friso de Zeeuw_2_400px’