Opinie Gemeenten willen – al dan niet gestimuleerd door de Omgevingswet en transities in het sociale domein – steeds meer ruimte geven aan ideeën en initiatieven in de lokale samenleving. Om die participatie in goede banen te leiden, gebruiken ze nog veelal de participatieladder van Arnstein uit 1969, of een afgeleide daarvan. Die ladder ontstond in de tijd dat inspraak werd geïntroduceerd. Het gebruik van participatieladders levert vandaag de dag alleen niet altijd meer het gewenste effect. Integendeel zelfs. Stadmakersplatform Volq werkt daarom met studenten Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam aan een alternatief.
Negatieve effecten van de ladder
Eerst even in het kort enkele nadelen van het gebruik van participatieladders. Ten eerste zijn verreweg de meeste ladders gedefinieerd vanuit de overheid. Ze leggen vooral nadruk op de rol van de overheid (faciliteren, consulteren, delegeren, et cetera) en helpen bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties niet om hun rol in te vullen. Onbedoeld zorgt de participatieladder daarmee eerder voor controle en sturing door de overheid, dan voor ruimte voor de lokale samenleving. De participatieladder biedt kortom geen goede oplossing voor overheidsparticipatie.
Ten tweede doet de participatieladder geen recht aan de complexe en diverse maatschappelijke opgaven die er spelen. De ladder wekt in de praktijk onbedoeld de indruk dat je als gemeenten één dominant participatieniveau kan kiezen als bestuursstijl (of hooguit één participatieniveau per project of proces). Hierdoor kan de gemeente niet flexibel inspelen op de hedendaagse dynamiek en behoeften in de maatschappij. Bovendien schept deze benadering bij bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties verkeerde verwachtingen. Als er tijdens participatieprocessen onvrede onder participanten ontstaat, gaat dit vrijwel nooit over de inhoud maar bijna altijd over het proces.
Ten slotte wordt de participatieladder ook steeds vaker toegepast om per doelgroep de ruimte te bepalen die er is om mee te doen. Er worden bij de start van een project uitgebreide doelgroepanalyses en stakeholderanalyses gemaakt. Op basis daarvan worden mensen uitgenodigd om aan een participatieproces deel te nemen. Regelmatig wordt op deze wijze in projectorganisaties vóór de start van een participatieproces bepaald in welke mate mensen iets mogen vinden. Als dit al ooit heeft gewerkt, dan is dat tegenwoordig in ieder geval niet meer zo. De ruimte voor goede ideeën vanuit de samenleving wordt hierdoor te zeer ingeperkt, de kans op mooie nieuwe ontwikkelingen en initiatieven wordt verkleind, en er ontstaat bij inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties te vaak onbedoeld de indruk dat de participatie slechts schijn is.
Het alternatief
Genoeg redenen om te werken aan een alternatief voor de participatieladder. Met die ambitie hebben we studenten Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam aan het werk gezet. Via individuele gesprekken met bewoners, ondernemers, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en ambtenaren, aangevuld door creatieve sessies, zijn ze tot een nieuwe procesaanpak voor participatie gekomen. Dit is een iteratief procesmodel waarmee initiatiefnemers de participatie kunnen organiseren van eerste idee, via een gedeelde ambitie en verschillende plannen, tot uiteindelijk een zichtbaar resultaat.
De aanpak maakt gebruik van actuele inzichten rond onder meer appreciative inquiry, design thinking en deep democracy. Het model helpt om in een proces de juiste stappen te zetten, met elkaar een goede balans te vinden tussen richting geven en ruimte bieden, en op het juiste moment de juiste vragen met elkaar te bespreken.
Bekijk hieronder het alternatief voor de participatieladder:
‘Procesmodel participatie’
Dit artikel verscheen eerder op volq.nl
Cover: ‘Participatie 01032019’