Onderzoek Integraal werken wordt vaak genoemd als het panacee voor de complexe opgaven van gebiedsontwikkeling. Tegelijkertijd zijn we daar niet toe geneigd, en vinden we het moeilijk om het resultaat een plek te geven. Bestuurskundige Hans Joosse onderzocht deze paradox en legt uit hoe het beter kan. “Integraal werken vraagt vooral van partijen dat ze met conflict en emoties om kunnen gaan.”
‘Een brede blik’, ‘een integrale benadering’, ‘koppelkansen’. ‘Vraagstukken zijn complex en er zijn geen simpele oplossingen’. Dit zijn veel gehoorde uitspraken vandaag de dag, ook op Gebiedsontwikkeling.nu. Het gaat niet alleen om woningen bouwen, maar ook om werken. Het gaat niet alleen om betaalbare woningen realiseren, maar in bredere zin om waardig leven. En partijen moeten dit samen doen, in wederzijdse afhankelijkheid.
Allemaal zeer terecht. In mijn proefschrift ‘The quest for complex policy’ onderschrijf ik het belang van wat ik ‘complex beleid’ noem. In veel (overheids)organisaties is het maken van zulk complex beleid echter verre van eenvoudig, vanwege de emoties, spanningen en conflicten die het met zich meebrengt. Daar moeten we ons daarom meer mee bezighouden.
Appeltje-eitje
Om te beginnen onderstreep ik nog maar eens het belang van een complexe benadering. Gebiedsontwikkeling is gebaat bij een brede scope waarin partijen creatieve combinaties kunnen maken tussen problemen en belangen, en waarin veel ruimte is voor tussentijdse aanpassingen. In mijn proefschrift laat ik zien dat een complexe aanpak tot allerlei onverwachte successen kan leiden. Als partijen verschillende problemen en belangen op een hoop gooien, ontstaat er meer zicht op mooie combinaties.
Een goed voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van het Stationsplein in Utrecht. Na jaren van gesteggel waarin het partijen niet lukte om in hun eigen projecten tot goede plannen te komen, werden in 2010 alle projecten op een hoop geveegd. De op papier onooglijke fietsflat bleek veel mooier onder het plein te passen. Op het plein ontstond meer ruimte om alle belangen te behartigen. De puzzelstukjes vielen in elkaar en vrijwel alle partijen waren enthousiast.
Dat klinkt vrij simpel: appeltje-eitje. Mijn onderzoek binnen overheidsorganisaties laat echter zien dat dit soort complexe processen maar moeilijk van de grond komen. Er ontstaat pas ruimte voor als een simpele aanpak, waarbij het vraagstuk wordt opgeknipt in stukjes, muurvast komt te zitten. Als de keurige orde van projecten en hokjes verworden is tot een chaotische brei. Als externe stakeholders stevige kritiek gaan uiten. En als er toevallig ambtenaren aanwezig zijn die met flair een andere visie neerleggen. Alleen dan ontstaat er krakend en piepend wat ruimte in de strak geordende machine-bureaucratie.
Vormenstoof
Als het al zover komt, ontstaat het volgende probleem. Overheidsorganisaties richten een programma op dat creatieve oplossingen mag gaan zoeken, buiten de lijntjes mag kleuren, problemen mag gaan verbinden en met complexiteit mag gaan spelen. Dat klinkt mooi, en vaak weten dit soort (innovatie)programma’s ook best wat voor elkaar te krijgen door de complexiteit van het vraagstuk te vergroten.
Maar vaak staan ze aan de rand van de organisatie en hebben ze een ingewikkelde relatie met hun collega’s ‘in de lijn’. Die vinden dat ze maar een beetje ‘buiten spelen’. De resultaten van zo’n programma passen bovendien niet in hun beleidskaders. Vergelijk het met een vormenstoof: aan de rand wordt een mooie, complexe ster gemaakt, maar die past niet door de cirkel, vierkant of driehoek die de rest van de organisatie hanteert. Niet zelden mondt dit uit in een conflict waarin het mooie complexe resultaat weer verloren gaat.
Organisatiepsychologisch perspectief
Een brede blik en een integrale benadering op gebiedsontwikkeling: op zichzelf is het prachtig, maar het gaat vaak gepaard met een hoop spanning in de organisatie. Als het al van de grond komt, gebeurt het aan de rand van publieke organisaties. Daar bloeit het even op, maar wordt na een tijdje gekortwiekt.
Integraal naar gebiedsontwikkeling kijken is dus niet alleen een rationele exercitie, een kwestie van creatief en holistisch denken. Het vraagt van partijen vooral dat ze met conflict en emoties om kunnen gaan, en dat ze de ruimte organiseren om spanningen tussen verschillende taken en belangen in de organisatie bespreekbaar te maken.
Met andere woorden: we hebben niet alleen een bestuurskundige, planologische of beleidsmatig perspectief nodig op een integrale benadering, maar ook een (organisatie)psychologische benadering.
Cover: ‘Stationsplein, Utrecht’ door Ralf Liebhold (bron: shutterstock.com)