Analyse Renate Schelwald onderzocht in Nieuw-Zeeland wat er nodig is voor een duurzame leefomgeving. Met daarbij natuur niet als speelveld voor de mens maar als werkelijk gelijkwaardig onderdeel in gebiedsontwikkeling.
Het is duidelijk. Wat we nu doen en zoals we nu omgaan met de aarde, dat werkt niet. We breken weerrecord na weerrecord, de klimaatcrises stapelen zich op, de biodiversiteit staat er slechter voor dan ooit. En voor wie de mondiale cijfers te ver weg zijn: in de regio Drechtsteden riep projectbureau Moestuinherstel eigenaren van voedseltuinen op zich aan te melden voor een onderzoek naar de aanwezigheid van PFAS. Deze schadelijke chemische stof is daar in de bodem terechtgekomen door uitstoot van de Chemours-fabriek. En niet alleen in de bodem, maar ook in de zelfverbouwde gewassen. Die zijn niet meer geschikt voor consumptie.
Volwaardig betrekken
De vervuilde bodem in ons eigen land laat zien hoe direct wij zijn verweven met de gezondheid van de natuur. Het is daarom zaak de natuur volwaardig te betrekken bij plannen voor de inrichting van onze leefomgevingen. Toch lijkt dat idee in de moderne gebiedsontwikkeling soms te zijn vergeten, ook al groeit de aandacht wel. De natuur wordt bij de inrichting van gebieden nog teveel gezien als het toneel waarin de mens naar believen kan toevoegen en aanpassen, in plaats van dat zij een gelijkwaardige partner is in de ontwikkeling van een duurzame leefomgeving.
Hoe anders gaat het toe bij vele inheemse culturen. Zij erkennen de sterke verbinding tussen natuur en mens. Deze verbondenheid bestaat niet alleen met en tussen levende wezens, maar geldt bijvoorbeeld ook voor gletsjers, rivieren en bergen. Deze cultuur geven in het verlengde daarvan zelfs een ‘stem’ en rechten aan de natuur. Zo kreeg de Whanganui in Aotearoa Nieuw Zeeland als eerste rivier ter wereld in 2017 rechtspersoonlijkheid. Dat betekent dat er in juridische processen rekening gehouden moet worden met de belangen van de rivier, gelijkwaardig aan de rechten van een mens. Ook in Nederland dringt dit denken door. In de gemeente Eijsden-Margraten heeft de natuur dit jaar een ‘voogd’ gekregen die haar belangen behartigt. De Limburgse gemeente is daarmee de eerste in Nederland die de natuur erkent als rechtspersoon.
Laat het beheersen los
In de context van gebiedsontwikkeling kunnen we veel leren van dergelijke voorbeelden. Evident is inmiddels dat de natuur een positieve invloed heeft op het menselijk welbevinden, zeker in steden. Dat gebeurt door stress te verminderen, het gevoel van sociale cohesie te versterken en de algehele leefkwaliteit in steden te verhogen. Daar mag het echter niet bij blijven. We moeten werkelijk leren dat mens en natuur niet uit elkaar te trekken zijn, om daarop de illusie van ‘beheersen’ los te laten. Dit is met name een uitdaging voor lokale overheden. Zij vinden het meenemen van de belangen van bewoners via participatietrajecten al een grote uitdaging, laat staan dat ze ook nog ‘de natuur’ mee moeten nemen als gelijkwaardige participatiepartner. Toch kan het: met een ecocentrisch perspectief, waarin het om meer gaat dan de mens alleen.
‘De community moestuin in Wellington (NZ) in zijn omgeving: op het veld tussen de flats van sociale huurwoningen’ (bron: Renate Schelwald)
Daarvoor kunnen we te rade gaan bij de Māori in Nieuw-Zeeland. Hun wereldbeeld wordt in progressieve steden zoals Wellington zeer serieus genomen. Zo benadrukt Iona Pannett, voorzitter van de Pūroro Āmua Planning and Environment Committee, het belang van integratie van natuur in stedelijke omgevingen: “Greening the city isn’t limited to building new public parks for people to use – it’s also living with nature and making space for manu (birds) and our indigenous flora and fauna in streets, parklets (sidewalk extensions), community gardens, plazas, and laneways.” In Wellington is deze insteek het resultaat van een samenwerking tussen de gemeenteraad en lokale Māori-gemeenschappen, waarbij Māori tikanga (principes en waarden) worden geïntegreerd in stedelijke planning en ontwerp. Deze waarden bieden een holistische kijk op natuurbeheer en duurzaamheid.
Actieve beschermer
Het gaat in de visie van de Māori niet om het planten van een paar bomen of de aanleg van een grasveldje, maar om bijvoorbeeld het herstellen van de bodemgezondheid, het samenwerken met de gemeenschap, en het terugbrengen en beschermen van inheemse planten en dieren. Het welzijn van zowel menselijke als meer-dan-menselijke bewoners wordt gewaarborgd, met de mens en natuur op gelijke voet. Dat vraagt om een actieve beschermer, die in het Maori een ‘Kaitiaki’ wordt genoemd. Wij zouden het, vertaald naar de Nederlandse situatie, een wijkregisseur voor een meer-dan-menselijke gemeenschap noemen. Oftewel een burger of gemeentelijk medewerker die fungeert als aanspreekpunt tussen de bewoners van een wijk en de gemeente. De wijkregisseur richt zich voornamelijk op het vertegenwoordigen van de belangen van de inwoners en het verbeteren van de leefbaarheid in de buurt, en doet dit door onderdeel te zijn van die buurt.
Deze leefbaarheid hangt niet alleen af van een opgeruimde straat, een paar leuke speelplaatsen en een veldje gras. Een gezonde en duurzame wijk is ook afhankelijk van het natuurlijke ecosysteem waarin het zich bevindt. De relatie tussen bewoners en hun omgeving – zoals de bodem, dieren, en planten – heeft een grote invloed op het welzijn van de hele gemeenschap, inclusief de niet-menselijke gemeenschap. Zo weten we bijvoorbeeld dat gezamenlijk zorg dragen voor een gemeenschappelijke (moes)tuin ervoor kan zorgen dat men ook andere duurzame praktijken gaat integreren en zijn kinderen die opgroeien in contact met de natuur als volwassenen milieuvriendelijker (verbruiken minder energie, maken minder gebruik van de auto).
Herstel van habitats
Wanneer we de wijkregisseur benaderen als een Kaitiaki, komt er ruimte voor een nieuwe manier van werken, waarin de verantwoordelijkheid voor natuur en biodiversiteit niet als bijzaak wordt behandeld, maar als integraal onderdeel van het gebied. Bijvoorbeeld, de wijkregisseur kan zich inzetten om mogelijkheden te creëren voor buurtbewoners om samen groente- en fruit afval te composteren, zodat er meer ruimte komt voor allerlei insecten en er minder CO2 uit groenafval ontstaat. De wijkregisseur neemt het herstel van natuurlijke habitats mee in de functie, bijvoorbeeld door bewoners in een nieuwbouwwijk te betrekken bij de inrichting van gezamenlijke ruimtes met inheemse beplanting. De wijkregisseur werkt samen met lokale scholen en organisaties om van jongs af aan het belang van biodiversiteit aan te leren.
‘Bewoners Wellington 1’ (bron: Renate Schelwald)
Op deze manieren wordt duurzaamheid op een nieuwe wijze doorgevoerd in de gebiedsontwikkeling van een buurt: de verantwoordelijkheid voor de natuurlijke omgeving komt letterlijk dichter bij huis. In plaats van dat de natuur enkel gezien wordt als decor voor een leefbare wijk, ontstaat er ruimte om haar te zien als een gelijkwaardige partner. Door participatie uit te breiden naar de meer-dan-menselijke omgeving (en de natuur daar werkelijk een stem in te geven), creëren wijkregisseurs een gevoel van gemeenschappelijkheid en verantwoordelijkheid onder bewoners. ‘Duurzaamheid’, een woord dat zeker niet altijd positieve reacties oproept op menig wijkoverleg, krijgt een tastbare betekenis, voorbij een begrip dat enkel staat voor het consumeren van eco-technologieën en havermelk. Het wordt iets waar iedereen aan bij kan dragen – niet als iets abstracts, maar als een dagelijkse realiteit in de eigen buurt.
Actieve ambtenaren
Kan alleen een wijkregisseur de rol van Kaitiaki vervullen? Ik denk dat er meer mogelijk is. Laten we bijvoorbeeld ambtenaren vragen een actieve rol te spelen in hun eigen gemeenschap, aanvullend op het werk van de wijkregisseur. Dit helpt om de kloof tussen de gemeente en haar inwoners te verkleinen en bevordert de (h)erkenning van de ambtenaar als burger. Door medewerkers te stimuleren (lees: tijd geven, vaardigheden aanleren) om lokale initiatieven te ondersteunen en te participeren in wijkoverleggen, kan er een netwerk ontstaan van betrokken ambtenaren. Huidige platforms voor dialoog tussen ambtenaren en bewoners, zoals buurtbijeenkomsten, kunnen nieuwe vormen aannemen door de bredere definitie van ‘de gemeenschap’: wandelingen in de buitenlucht in plaats van focusgroepen, een picknick in het park in plaats van automaatkoffie uit plastic bekertjes.
‘Bewoners Wellington 2’ (bron: Renate Schelwald)
Is deze voorgestelde aanpak utopisch? Ik denk het niet. Onze leefomgevingen zijn altijd al meer geweest dan alleen functionele ruimtes voor mensen, het zijn dynamische en levende ecosystemen waarin we samen met mensen en niet-mensen ons bestaan vormgeven. We zijn onlosmakelijk verbonden met onze natuurlijke omgeving: we eten de groenten die we verbouwen in onze achtertuinen, we ademen de lucht in onze stad, de gezondheid van de bodem is de gezondheid van onszelf. Zoals de Māori het zien: Mauri ora, ons welzijn komt voort uit het in harmonie zijn met onszelf, onze (socio-materiële) omgeving en de natuurlijke wereld.
Het is tijd voor een andere aanpak. Laten we een stap zetten in de richting van een holistische benadering. Door de rol van de wijkregisseur (of deze nu uitgevoerd wordt door- of een functie is die wordt gedragen door meerdere) uit te breiden naar de niet-menselijke gemeenschap, kunnen duurzame doelen op een evenwichtige manier worden geïntegreerd in een gebied. Zo wordt de definitie van een gemeenschap inclusiever en werken we naar een toekomstbestendige samenleving, binnen de al bestaande en uit te breiden structuren van participatie.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Cover: ‘Bewoners Wellington 3’ (bron: Renate Schelwald)