Nieuw pand TZ door Daria Scagliola & Stijn Brakkee (bron: Wikimedia Commons)

Eigen minister én masterplan: de ruimtelijke regie moet weer terug naar de overheid

25 januari 2021

4 minuten

Nieuws Tien jaar na het opheffen van het ministerie van VROM willen de meeste politieke partijen dat de centrale overheid de ruimtelijke touwtjes weer in handen krijgt. Een minister van Ruimtelijke Ordening moet vorm gaan geven aan het beleid. Maar zelfs dat is niet genoeg, stellen deskundigen. Zij pleiten voor een geheel nieuw masterplan.

Elf van de vijftien partijen in de Tweede Kamer willen dat er weer een minister komt die beslist over de inrichting van Nederland. Dat blijkt uit een analyse van de verkiezingsprogramma’s van deze partijen door de Volkskrant. De enorme ruimtelijke opgaven als de energietransitie en de groeiende woningopgave zijn voor de partijen reden om de centrale overheid weer de regie te geven. 

Lees hier onze analyse van de concept-verkiezingsprogramma’s van de zeven partijen die het hoogst staan genoteerd in de peilingen

Ook vanuit het kabinet zelf kwamen er de afgelopen maanden al signalen waaruit blijkt dat de regierol gaat verschuiven. In 2010 werd tijdens de formatie van het kabinet Rutte I het ministerie van VROM opgeheven. De taken voor de ruimtelijke ordening werden verdeeld over andere ministeries (Infrastructuur en Milieu, Binnenlandse Zaken, Economische Zaken) en gedecentraliseerd naar provincies. Aan die versplintering moet nu een einde komen, stellen de elf partijen (die op dit moment goed zijn voor 74 procent van de zetels in de Tweede Kamer).

Volwaardig ministerie

De motivaties van de verschillende partijen om een nieuwe minister aan te stellen lopen wel sterk uiteen, blijkt uit het artikel. Zo willen SP, Denk en de PVV vooral dat deze woningbouw bovenaan het prioriteitenlijstje zet. Veel andere partijen vinden dat de minister daarnaast ruimtelijke ordening in het takenpakket moet krijgen. Het CDA pleit zelfs voor twee nieuwe ministers: een voor Volkshuisvesting en een voor Regionale Ontwikkeling. Van de grote partijen is de VVD de enige partij die niet expliciet de wens vóór een nieuwe minister in het verkiezingsprogramma heeft staan.

De roep om een nieuwe minister komt niet alleen vanuit de meeste partijen in de Tweede Kamer. In november vorig jaar pleitte het College van Rijksadviseurs al voor een Minister van Ruimte in het gelijknamige advies. Geen vakministers met deelbelangen, maar een volwaardig ministerie. “Het Rijk presenteerde dit najaar de Nationale Omgevingsvisie, waarin het de ambitie toont om de grote opgaven waar Nederland voor staat in samenhang aan te pakken. Dit vergt een actieve en voortvarende regie van het Rijk, maar het Rijk is daar nu onvoldoende goed voor toegerust. Het College van Rijksadviseurs pleit voor een volwaardig ministerie van Ruimte. Een zorgvuldige omgang met de schaarse ruimte in Nederland vraagt om een minister met een krachtige positie ten opzichte van de sectorale departementen - om integraliteit desnoods te kunnen afdwingen.”

Los zand

Maar alleen een nieuw ministerie gaat sommige experts nog niet ver genoeg. Planoloog Hans Leeflang pleit in een interview met de Volkskrant voor een heel nieuw masterplan voor Nederland. Leeflang is een van de architecten van de Vierde Nota, de laatste grote ruimtelijke ordeningsoperatie van Nederland in de jaren negentig van de vorige eeuw. Hij typeert de huidige initiatieven als los zand. “Het wordt allemaal aangevlogen vanuit één thema. Er zit geen samenhang in.” Een nieuw masterplan moet zorgen voor eenheid: een visie op hoe Nederland klaar wordt gemaakt voor de toekomst.

Leeflang weet wel hoe het komt dat er afscheid is genomen van de centrale planologie. “Een deel is wegbezuinigd. Het marktdenken heeft een rol gespeeld. Ook bestuurlijk veranderde er iets. Simpel gezegd: de minister voor wegen is verantwoordelijk voor wegen. Ambtenaren die belast waren met milieu moesten hun mond daarover houden: bemoei je er niet mee. Dat werkte ook door in de verhouding van het Rijk met andere overheden zoals gemeenten en provincies. Dat heeft gezorgd voor verkokering. Alles wat samenhang organiseerde werd weggesneden. Korte termijn, sectoraal denken werd dominant.”

Zijn visie op de benoeming van een nieuwe minister is ook duidelijk. “Ik zou het liever een minister voor Leefomgeving noemen. Die moet overal aan tafel zitten, met invloed: bij woningbouw, bij landbouw, bij infrastructuur en economische zaken. Zo iemand moet over sectoren heen kijken. Niet alleen vragen: hoeveel kilowatt duurzame energie hebben we nodig? Maar ook: welke ruimtelijke kwaliteit willen we daarbij hebben?”

Lees het interview met Hans Leeflang en het artikel over de minister van Ruimte op de website van de Volkskrant.


Cover: ‘Nieuw pand TZ’ door Daria Scagliola & Stijn Brakkee (bron: Wikimedia Commons)


Jasper_monster_sandervanwettum door Sander van Wettum (bron: SKG)

Door Jasper Monster

Redacteur Gebiedsontwikkeling.nu


Meest recent

Kantoren rondom tuin in Warschau, Polen door Grand Warszawski (bron: Shutterstock)

Hittestress en de Europese stad: maak meer gebruik van innovatie en co-creatie

In Europese steden wordt veel te weinig gedaan om hittestress te beperken. Dat concludeert adviesbureau Sweco. De onderzoekers bevelen aan de nadelige effecten van hitte in steden te verzachten door onder meer innovatie en co-creatie.

Onderzoek

15 juli 2024

Typische Nederlandse polder door Wut_Moppie (bron: shutterstock)

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied, deze bouwstenen helpen op weg

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied is kansrijk maar dan moet er wel aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan. Marijn van Asseldonk van Het PON & Telos zet er zes op een rij.

Analyse

15 juli 2024

Eerste woning in Sidhadorp, Lelystad door Rob Bogaerts / Anefo (bron: Wikimedia Commons)

Van de groeikernen via Vinex naar de Novex, Michelle Provoost zoekt naar lessen

Vinex blijft de gemoederen bezig houden, nu ook in een historisch perspectief en een vergelijking met de groeikernen. INTI-directeur Michelle Provoost pleitte in de PBL-Academielezing voor meer continuïteit in beleid.

Verslag

12 juli 2024