Onderzoek De energietransitie kent een sterke ruimtelijke dimensie en kan daarom niet als geïsoleerde opgave worden benaderd. Op verzoek van het Programma Aardgasvrije Wijken van het ministerie van BZK schreef hoogleraar Gebiedsontwikkeling Co Verdaas (samen met Martijn van Lier, consultant warmtetransitie bij adviesbureau Over Morgen) een essay over de samenhang tussen gebiedsontwikkeling en de energietransitie. Zij noemen zes principes die de basis vormen voor een succesvolle aanpak.
Het Nederlandse landschap is continu in beweging. Elk tijdperk kent eigen opgaven, die zich vertalen in het aanzien van Nederland. Van de molens bij Kinderdijk tot de Deltawerken, de inpoldering, de aanleg van infrastructuur, de bouw van woningen en bedrijfsterreinen, de inrichting van natuurgebieden. Keer op keer vinden we onze omgeving opnieuw uit. Met de energietransitie wacht ons een nieuwe opgave.
Nederland is nog niet af. Het in een nieuwe context plaatsen van voortdurend veranderende opgaven is niet zonder risico’s, Het kan leiden tot verlamming en weerstand: morgen is immers anders dan vandaag, dus misschien is het beter om te wachten. Maar overmorgen is het ook weer anders dan morgen... Alleen door denken en doen hand in hand te laten gaan, komen we verder. De geschiedenis leert dat we in Nederland in staat zijn nieuwe opgaven te vertalen in een gebiedsgerichte aanpak.
We zullen laten zien dat gebiedsontwikkeling en de energietransitie onderling meer samenhangen dan in eerste instantie gedacht wordt. Dit maakt de opgave complexer maar we zullen ook laten zien dat een optimaal resultaat dit keer niet wordt gehaald door te streven naar het simplificeren daarvan.
Kenmerken gebiedsontwikkeling en energietransitie
Gebiedsontwikkeling kenmerkt zich doordat we handelen vanuit een perspectief. Het gebied wordt ontwikkeld in een bepaalde richting en met een of meerdere doelen voor ogen. Dat doel is niet altijd even concreet. Een ander kenmerk van gebiedsontwikkeling is dat er vaak vele belangen spelen en er doorgaans meerdere partners bij betrokken zijn.
Uiteraard spelen de kosten en baten op de korte en lange termijn ook altijd een grote rol. Het moet immers wel uit kunnen. De kracht van gebiedsontwikkeling is dat partners door samen te werken ‘de koek’ kunnen vergroten en tegenstellingen weten te overbruggen. Dat vraagt om vertrouwen en begrip tussen overheden, ontwikkelaars, beleggers en corporaties. In de huidige praktijk zien we een voortdurende zoektocht naar nieuwe allianties met partners die zich langjarig willen inzetten voor de ontwikkeling van gebieden.
Soms lopen we hierbij tegen de grenzen van de institutionele mogelijkheden aan om daadwerkelijk als partners samen te werken. Publieke en private partners kunnen elkaar immers niet zonder meer omarmen zonder vooraf heldere spelregels en criteria te formuleren. Het op voorhand uitsluiten van andere private partners past nu eenmaal niet in de huidige systematiek van aanbesteden en uitvragen organiseren. Maar toch, we zien een tendens naar partnerschap. Niet alleen op het gebied van gebiedsontwikkeling. Het verwerven van een stevig aandeel van de Nederlandse regering bij Air France-KLM is illustratief voor het herijken van de relatie tussen markt en overheid.
Bij de energietransitie is zonder meer sprake van een helder einddoel: 95 procent CO2-reductie in 2050. Ook al is het doel uiterst concreet, het betreft een gelaagd vraagstuk dat raakt aan talrijke individuele en collectieve wensen en noden. Regionale Energie Strategieën (RES) moeten zorgen dat nationale afspraken uit het Klimaatakkoord in de praktijk worden gebracht. Lokale en regionale overheden werken met maatschappelijke partners, netbeheerders, bedrijfsleven en waar mogelijk bewoners regionaal gedragen keuzes uit.
Dat is geen gemakkelijke opgave. Vrijwel iedereen acht het vanzelfsprekend dat met het drukken op de lichtknop het licht gaat branden en dat met het hoger zetten van de thermostaat het huis warmer wordt. Het behoud van die vanzelfsprekendheid vraagt om een andere ordening. Wat betekent de CO2-reductie voor de netwerkinfrastructuur (warmte en elektriciteit), de opwek en opslag van energie en de bijbehorende fiscale prikkels? En hoe ziet het transitiepad eruit? Momenteel zitten we middenin deze discussie en zijn we de route nog met elkaar aan het ontdekken. Gaandeweg laten we de fase van agenderen achter ons en gaan we volop aan de slag.
Het risico van de focus in het politieke en maatschappelijke debat op de energietransitie is dat we vergeten dat we nog een aantal forse opgaven hebben die een ruimtelijke weerslag hebben: klimaatadaptatie, nieuwe vormen van mobiliteit, bio-diversiteit, één miljoen nieuwe woningen en het realiseren van een circulaire economie. Om kort te gaan: gebiedsontwikkeling en energietransitie zullen elkaar treffen.Een handreiking voor de praktijk
“Het is al zo moeilijk”, is een veelvuldig gehoord geluid in gebiedsontwikkelend Nederland. Dat klopt. De complexiteit van een traditionele gebiedsontwikkeling zonder al te veel additionele opgaven is al bijzonder groot. De energietransitie voegt daar enkel complexiteit aan toe. De meest logische reflex is in zo’n geval te gaan versimpelen en de problematiek aan te vliegen vanuit de meest dominante dimensie. Lineariseren noemen we dat bij exacte wetenschappen. We willen er echter voor pleiten om juist tegengesteld te handelen.
Gebiedsontwikkeling is geen exacte wetenschap, helaas niet. We kunnen niet anders dan de complexiteit onder ogen zien, alle kennis en kunde die beschikbaar is te ontsluiten en te accepteren dat er geen handboek paraat is dat alle antwoorden genereert. Het is letterlijk ‘learning on the job’, of zoals ik een collega ooit hoorde zeggen ‘intelligent vooruit struikelen’. Met een wetenschappelijke term wordt dit ook wel aangeduid als de incrementele aanpak. Hoe pakken we dat aan? We noemen zes principes die in onderlinge samenhang de basis voor een succesvolle aanpak zijn.
‘essay co verdaas aardgasvrije wijken’
1. Grenzeloze gebiedsontwikkeling is noodzaak
Gebiedsontwikkelaars
(meestal vanuit het vastgoed) voelen vaak de behoefte om de scope van hun
project duidelijk te begrenzen. Dat geeft zekerheden en houvast bij het
handelen en het past ook bij het instrumentarium van de grondexploitatie (Grex).
Op die manier worden echter onbewust kansen gemist. Geothermie is bijvoorbeeld een
duurzame bron die zich niet laat plaatsen binnen de kaders van één
vastgoedproject. Voor een geslaagd geothermie-project is een netwerk nodig met
zo’n vijfduizend aangesloten woningen, vaak meer dan wat een solitaire
vastgoedontwikkelaar kan bieden. Dat mag echter geen reden zijn om geothermie
links te laten liggen. Geothermie is slechts een voorbeeld, hetzelfde geldt
voor warmte uit oppervlaktewater, lokale warmte- en koudeopslag, maar ook een
opgave als klimaatadaptatie en duurzame mobiliteit.
2. Een gedeelde empirische basis
Gebiedsontwikkeling
is geen exacte wetenschap, maar dat betekent niet dat keuzes lukraak kunnen worden
genomen. Een goede empirische basis en analyse zijn noodzakelijk om tot
beredeneerde keuzes te komen. Er zijn veel gegevens beschikbaar in de vorm van
openbare data. Het is zaak dat partners in een gebiedsontwikkeling elkaar ook
toegang tot specifieke of bedrijfseigen databestanden geven. Alleen door te
investeren in een gedeeld empirisch beeld kan vertrouwen groeien en worden
ingeschat wat mogelijke consequenties zijn van bepaalde keuzes, ook in
financieel opzicht.
Het slim combineren van deze gegevens en de bijbehorende analyse ervan heeft de afgelopen periode mede door de digitalisering een enorme vlucht genomen. Zo laten gemeenten nauwelijks nog ad hoc laadpalen plaatsen in de openbare ruimte. Ze maken tegenwoordig gebruik van een strategisch laadpalenplan voor een optimale verdeling. Een dergelijk plan is gebaseerd op openbaar beschikbare sociale, ruimtelijke en technische data-analyses.
Gemeenten maken in het kader van de energietransitie ook veelvuldig gebruik van geografische informatiekaarten, waarmee analyses worden gemaakt van het energieverbruik. Aan de sectortafel gebouwde omgeving van het Klimaatakkoord wordt het gebruik van zo’n leidraad als een onmisbaar instrument beschouwd om tot een zorgvuldige afweging te komen voor zowel de transitievisie warmte als voor het uitvoeringsplan op wijkniveau. Het helpt stakeholders bij het voeren van de maatschappelijke en politieke discussie en het maken van keuzes.
Gemeenten die al de beschikking hebben over dergelijke geografische informatiekaarten identificeren kansen voor energiebesparing en alternatieven voor het verwarmen van gebouwen met aardgas. Gebouwtyperingen in relatie tot de technische mogelijkheden bieden inzicht in toepassing van collectieve systemen, zoals warmtenetten, maar geven ook inzicht in wijken en buurten waar individuele oplossingen beter passen. Met behulp van deze inzichten hebben partners concrete gesprekken over de financiering van de opgave, de planning en de programmering. Dit alles is cruciaal om op orde te hebben om tot optimale uitvoering te komen en het experiment of de pilot verder te brengen.
3. Wat is het verhaal
Er
is meer nodig dan grenzeloos werken en een goede empirische basis en analyse om
brede maatschappelijke steun te krijgen voor de beoogde gebiedsgerichte aanpak.
Je krijgt niemand mee zonder een goed verhaal. De abstracte opgave, het
reduceren van de uitstoot van CO2, is door een ruime meerderheid van de
bevolking inmiddels geaccepteerd. Ook steunen de meeste Nederlanders de afbouw
van de gaswinning in Groningen en de keuze niet langer afhankelijk te willen zijn
van bijvoorbeeld Rusland of het Midden Oosten als het gaat om onze
energievoorziening. Waar het abstracte verhaal concreet wordt, is het vaak een
slag genuanceerder en ontstaat vaak ook weerstand. Een top down benadering past
daarom ook niet bij deze opgave.
Een goed en gedragen verhaal ontstaat wanneer mensen zelf verantwoordelijk worden gemaakt en ze die verantwoordelijkheid ook kunnen dragen. We wijzen op Nagele in de Noordoostpolder en de Benedenbuurt in Wageningen als goede voorbeelden. Beide projecten zijn ontstaan als bewonersinitiatieven. In het kader van de proeftuinen aardgasvrije wijken van het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) is aan deze gemeenten subsidie toegekend. Deze initiatieven richten zich op het ontwikkelen van een fossielvrije collectieve warmtevoorziening. Dit past in het uitfaseren van het aardagsgebruik om in 2050 energieneutraal te zijn.
We moeten niet naïef zijn: er zal altijd een groep overblijven die zich blijft verzetten. Daar kan en moet het collectieve belang de mogelijkheid hebben het individuele verzet te doorbreken. Bij bijvoorbeeld een breed gedragen wens tot een collectief warmtenet kan het niet zo zijn dat enkele woningen niet aangesloten zullen worden.
4. Creëer nieuwe
allianties en zet nieuwe businesscases op
De fase van ‘agenderen’
ligt grotendeels achter ons. De meeste burgers en organisaties zijn ervan
overtuigd dat de energietransitie onvermijdelijk is. De fase van ‘proberen’ is
aangebroken. Maar wie zet de eerste stap? Wie neemt als eerste risico? Daar zijn
nieuwe allianties voor nodig. Gaandeweg zien we dat partijen met grote belangen
zoals netwerkbedrijven, beleggers en ontwikkelaars elkaar steeds beter weten te
vinden.
Soms gebeurt dat onder dwang, zoals is gebeurd met de Wet Voortgang Energietransitie ((VET). Sinds 1 juli 2018 mogen nieuwbouwwoningen niet meer worden aangesloten op het gasdistributienet. Alternatieven voor een op aardgas gestookte cv-ketel vragen over het algemeen hogere investeringen. Veel vastgoedontwikkelaars moesten daarom terug naar de reken- en tekentafel. Dat zal vast niet gebeurd zijn zonder gevloek en gezucht. Op dit moment zijn ze veelal gewend aan deze nieuwe werkelijkheid en wordt in allianties gezocht naar nieuwe mogelijkheden en verdienmodellen.
Soms weten partijen elkaar ook te vinden vanuit een gedeelde overtuiging. Wind- en zonne-energie is al jaren geen alternatieve energiebron meer. In 2015 investeerden energieontwikkelaars wereldwijd voor het eerst zelfs meer in nieuwe wind- en zonneparken dan in gas- en kolencentrales.
Met enige regelmaat lopen samenwerkende partijen aan tegen beperkingen. Bewoners in een nieuwbouwproject kunnen bijvoorbeeld gedwongen worden hun warmte langjarig bij een bepaalde leverancier af te nemen en dus mag dit ten koste gaan van hun keuzevrijheid als consument. Soms vraagt dat om aanpassingen in de wetgeving of om experimenteerruimte. Alleen zo kunnen we flexibel inspringen op snelle technologische en maatschappelijke ontwikkelingen.
Vorig jaar speelde bijvoorbeeld de discussie over de experimenteerruimte die netbeheerders zouden krijgen via de Wet VET. Vragen over reikwijdte van de ruimte, schaalbaarheid en toepasbaarheid waren onderwerp van het politieke debat om kaders te verruimen. Het is dan belangrijk om de huidige kaders volledig te benutten alvorens extra ruimte te bieden. De noodzaak dat extra ruimte geboden moet worden stond overigens niet ter discussie.
5. Transparantie en vertrouwen
Energietransitie
en gebiedsontwikkeling vragen om transparantie en vertrouwen. Immers, een
investeringsvoordeel bij de één leidt vaak tot hogere operationele kosten bij
de ander. Het proces is daarom geholpen bij inzicht en begrip van de impact van
investeringsbeslissingen van partijen op elkaar in de waardeketen. Wat gebeurt
er bijvoorbeeld met de businesscase van de warmteleverancier als de
vastgoedeigenaren beter gaan isoleren?
Deels wordt die transparantie verschaft door inzicht te creëren in de mogelijkheden en kansen voor een haalbare businesscase vanuit verschillende perspectieven: dat van de producent, de leverancier, de netbeheerder, de vastgoedeigenaar en van de gebruiker. Door de waardeketen te ontrafelen, creëer je transparantie, onderling begrip tussen partijen in de waardeketen en kunnen de maatschappelijk meest doelmatige keuzes worden gemaakt.
6. Capaciteit en kunde
zijn cruciaal
Wij
zijn niet de eersten die hierop wijzen. De energietransitie vraagt niet alleen
om meer capaciteit, maar ook om andere kennis en competenties, zowel in het
proces als in de uitvoering. Een open houding, vanuit een specialisme de
verbinding aangaan, het kunnen omgaan met onzekerheden, installateurs met communicatieve
skills; het zijn vaardigheden die nauw aansluiten bij de ervaring die de
afgelopen jaren is opgedaan in de praktijk van de gebiedsontwikkeling. Ook bij
het onderwijs ligt een forse opgave om de professional van morgen voor te
bereiden op de arbeidsmarkt.
Binnen gebiedsontwikkelend Nederland is er al volop kennis en ervaring als het gaat om samenwerking in gelaagde opgaven. Ook daarom zeggen wij: energie en gebiedsontwikkeling, een winnende combinatie. Laten we de krachten bundelen en aan de slag gaan.
Samenvatting: een winnende combinatie
De meeste klimaatwetenschappers zijn het eens dat de manier waarop we decennialang zijn omgegaan met onze fossiele brandstoffen niet langer houdbaar is zonder dat dit effect heeft op het wereldwijde klimaat. Om die reden sloten 192 landen het Klimaatakkoord van Parijs met als doel om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 2 graden, en het liefst 1,5 graad. Het Nederlandse kabinet zet beleidsmatig in om de CO2-uitstoot van Nederland tot 2030 met 49 procent te verminderen.
Deze energietransitie heeft Nederland in beweging gezet en komt nu in een nieuwe fase: van agenderen naar proberen. Op nationaal, regionaal en lokaal niveau komen partijen bij elkaar om afspraken te maken over hoe het energielandschap de komende decennia moet veranderen om in 2050 energieneutraal zijn. Zo moeten Regionale Energie Strategieën (RES) zorgen dat nationale afspraken uit het Klimaatakkoord in de praktijk worden gebracht. Hier zijn zonnevelden en windmolens voor nodig. De energietransitie kent om die reden alleen al een sterke ruimtelijke dimensie, is nauw verbonden met regionale en lokale opgaven en kan niet geïsoleerd benaderd worden.
De energietransitie is dus een technisch, sociaal,
politiek, ruimtelijk en juridisch vraagstuk. Regionale verschillen vragen om
een gevarieerd palet van oplossingen. Op veel plekken hebben partijen elkaar
gevonden bij het maken van de analyse en het verkennen van oplossingen. Langzamerhand
gaan we over tot uitvoering, is het zaak op te schalen en gelijktijdig open te
blijven staan voor innovaties, zowel op technisch als procesmatig vlak. De energietransitie
wordt zo een drager voor
gebiedsontwikkeling. Energie en gebiedsontwikkeling kunnen een winnende
combinatie worden.
De opgave is complex en de eerste reactie die we van nature hebben is om de opgave te vereenvoudigen. Deze neiging om lineair te simplificeren moeten we echter onderdrukken, als we gaan voor een optimaal maatschappelijk resultaat. Dat betekent niet dat er geen houvast gevonden kan worden.
In ons essay benoemen we zes samenhangende principes die kunnen helpen om de energietransitie voortvarend op te pakken: vergeet de klassieke planmatige grenzen, draag zorg voor een gedeelde empirische basis, investeer in een gezamenlijk verhaal, zet nieuwe allianties en business cases op, investeer in vertrouwen en transparantie en onderken tot slot dat deze manier van werken om andere competenties vraagt.
Het motto van dit essay: energie en gebiedsontwikkeling, een winnende combinatie. Laten we de krachten bundelen en aan de slag gaan.
Cover: "Windmolens Waarderpolder" (CC BY 2.0) by hanno.lans
Dit artikel verscheen eerder op Aardgasvrijewijken.nl
Cover: ‘"Windmolens Waarderpolder" (CC BY 2.0) by hanno.lans’ door Hanno Lans (bron: Flickr) onder CC BY 2.0, uitsnede van origineel