Gescheiden werelden
De aanleiding van het rapport noemt hij ‘vrij prozaïsch’. Bij het ECN weten ze al jaren alles over energietechniek, maar blijft de kennis van landschappelijke ontwikkelingen achter, vertelt Van den Brink. Dat laatste is nou net iets waar ze bij zijn Departement Omgevingswetenschappen van de WUR weer veel van weten. Zo kwamen die twee doorgaans gescheiden werelden (‘elk met een eigen jargon’) voor dit project samen.
Goede voorbeelden
En dat is hard nodig want het vertrouwde Nederlandse landschap staat op het spel, wil er straks in 2040 worden voldaan aan het Klimaatakkoord van Parijs. ‘De datum klinkt nog heel ver weg, maar het is al over twintig jaar.’ Van den Brink ziet goede voorbeelden, zoals de rij windmolens die in Zuidelijk Flevoland juist voorbij de Ketelbrug een prachtige eenheid vormt met de A6 en de IJsselmeerdijk. ‘Maar rij je een paar kilometer verder, waar de energievoorziening dominant aanwezig is, dan ontbreekt ineens elke samenhang en is er nauwelijks nog sprake van landschappelijke kwaliteit.'
Extra kwaliteitslaag
Hoe kunnen de noodzakelijke energietransitie en de landschappelijke kwaliteit elkaar versterken? Voor Van den Brink moeten nieuwe energievormen een ‘extra kwaliteitslaag’ in het landschap gaan vormen. Voorbeelden die in het rapport worden aangehaald zijn kunstmatige eilanden met zonnepanelen of de zonnebomen: landart-achtige kunstwerken die energie opwekken. Dat mag zo zijn. Maar hoe ga je te werk bij een, vanuit landschappelijk oogpunt, veel meer omstreden energiebron als een windmolen?
Niet opgedrongen
Voor Van den Brink staat centraal dat windmolenparken lokale gemeenschappen niet langer van bovenaf worden opgedrongen. ‘In de discussies gaat het nu vooral over de toegepaste techniek en aantallen megawatt. Maar techniek moet niet leidend maar dienstbaar zijn. Kies een benadering van onderop, met veel aandacht voor de sociaal-culturele kant. Betrek burgers en lokale bedrijven erbij. Co-creatie is een kernwoord in onze paper.’
Wereldcultuurerfgoed
Veel eerdere projecten van energiewinning zijn nog in het Nederlandse landschap terug te zien: de laagveenplassen in Midden-Nederland, de bergen mijnafval in Limburg, de gaswinningsstations in het noorden van ons land. Sommige van die historische energielandschappen worden tegenwoordig zelfs beschouwd als wereldcultuurerfgoed. Hoe zal in 2040 naar ons nieuwe landschap worden gekeken? ‘Daar waag ik me niet aan’, zegt Van den Brink lachend. ‘Het gaat om de weg die we met elkaar afleggen om daar te komen. Bovendien, smaken veranderen: wat we nu mooi vinden, kan straks minder aantrekkelijk gevonden worden, en omgekeerd.’
Dit item verscheen eerder op binnenlandsbestuur.nl
Cover: ‘groen nederland molen’