Steden kunnen alleen dan concurreren wanneer zij kansen aangrijpen die aansluiten bij de bestaande fundamenten. Welke bedrijven, skills en voorzieningen geven de stad een concurrentievoordeel ten opzichte van haar daadwerkelijke concurrenten, en wie zijn dat dan? En, als beleid niet vooraf kunnen informeren, dan is achteraf beleidseffecten meten toch wel het minimum?
Frank van Oort en Jeroen van Haaren houden in het essay ‘Next Economy, Next City?’ onderdeel van de Economische Verkenningen Rotterdam, een pleidooi voor het meten van de fundamenten en de beleidseffecten van gebiedsgericht investeren. Zij brengen de bestaande fundamenten voor de nieuwe economie in kaart en schetsen de uitgangspunten voor een Next City. Zij stellen dat innovatieve gebieden niet in isolatie kunnen worden ontwikkeld, maar de ontwikkeling daarvan bouwt voort op reeds aanwezige bedrijvigheid, grote concentraties hoogwaardige consumptieve en productieve voorzieningen en een aantrekkelijke woningmarkt. Rotterdam heeft een goed uitgangspunt voor het aansluiten bij de nieuwe economie. Wel bevinden de ingrediënten voor deze nieuwe economie zich veel in de bestaande stad en nabij bestaande economische activiteit.
Rotterdam verkleurt de laatste jaren van een productiestad naar een consumptiestad, dat is een positieve ontwikkeling, maar niet alle gebieden profiteren daar in gelijke mate van. Rotterdam is groot geworden met productie- en distributieactiviteiten, verbonden aan de Rotterdamse haven, maar kent ook een stevige basis in agrofood, verzekerings- en hoofdkantoren en groot- en detailhandel. Structuurverandering en diversificatie van de regionale economie is van belang om Rotterdam concurrerend te houden. Om dit mogelijk te maken kan beter worden aangesloten bij bestaande sterkten, dan veel middelen te steken in het opnieuw uitvinden van de Rotterdamse economie. Met andere woorden: evolutie in plaats van revolutie.
Cover: ‘evolution’