Nieuws In het Kamerdebat over het Energieakkoord van 13 januari jl. diende D66-Kamerlid Stientje van Veldhoven een motie in om bij windenergieprojecten voortaan een externe gebiedscoördinator aan te stellen. Die gaat zich bezighouden met het werven van draagvlak in de omgeving, mogelijkheden tot participatie onderzoeken en eventueel bemiddelen bij ‘nadeelcompensatie' voor omwonenden. Op zich een goed idee, maar er zitten forse beperkingen aan.
Duurzaam rukt op tot aan de voortuin
Natuurlijk is het toe te juichen dat de energie- en ruimtelijke ordeningsbranches vaker bij elkaar te rade gaan. De energievoorziening is allang geen zaak meer van grootschalige kolencentrales in verre industriegebieden; duurzame energie rukt op tot aan de voortuin. Met name windmolens hebben een steeds grotere impact op het landschap - je kunt nog geen kwartiertje fietsen of er doemen wel een paar reusachtige wieken aan de horizon op. Het is een verschil of je een leeg deel van Noord-Duitsland volplempt met windmolens of onze kleinschalige Nederlandse landschappen. Dat omwonenden groot misbaar maken, is te begrijpen: herrie, zicht, schaduwwerking. Tegenwerpingen als 'Onze polders waren vroeger ook omgeven door molens' en ‘Er was ook verzet tegen de eerste stoomtrein' zien burgers terecht als misplaatst en arrogant.
Als er al nieuwe windmolens op land moeten komen, is er alles voor te zeggen om- met behulp van de leerstukken en technieken uit het domein van de gebiedsontwikkeling - de plannen te ontwerpen, partijen te betrekken en zo in een vroeg stadium draagvlak te creëren bij omwonenden.
Gebiedsontwikkeling richt zich op het verbinden van uiteenlopende belangen, mensen, instanties en financiële stromen rondom een project of een bepaalde ruimtelijke opgave.
'Soms moet je een probleem groter maken om het te kunnen oplossen', is in ons vakgebied een gevleugelde uitdrukking. Waaraan wij altijd haastig toevoegen: ‘niet thuis uitproberen!'
Een gebiedscoördinator of -regisseur betrekt in een vroeg stadium alle betrokken partijen bij het proces - publiek en privaat. Dit type mannetjesputter (m/v) probeert in een zorgvuldig proces, handig inspelend op toevallige omstandigheden, creatief en met een uitgekiend ontwerp, overeenstemming te bereiken. Met een plan dat ook nog betaalbaar is. De aanpak passen wij met succes toe bij voorbeeld woningbouwplannen, de herstructurering van stadscentra en waterveiligheidsprojecten.
Gebiedsontwikkeling is zeker geen panacee voor al uw energieproblemen. Zeker windmolens zijn en blijven in ruimtelijk opzicht vaak dominerende gedrochten. Bij waterveiligheidsprojecten (met maatregelen zoals rivieren verbreden, polders onder water zetten) zijn de opties om er een 'feestje' van te maken bijvoorbeeld aanmerkelijk groter. Het programma Ruimte voor de Rivier laat zien dat combinaties met recreatievoorzieningen, natuur, woningbouw en landbouw vaak tot tevreden mensen en ruimtelijke kwaliteit leiden. Een golfbaan onder een dertigtal malende wieken is toch een ander verhaal.
Soms helpt het als omwonenden - of het hele nabijgelegen dorp - financieel kunnen meeprofiteren: ‘Elke draai van dat kreng is een euro voor mij'. Niet iedereen verandert daarmee van standpunt en het kan ook niet overal. Een methode van geheel andere aard houdt in dat oudere, verspreid staande windmolens worden vervangen door een geconcentreerde opstelling elders. Steeds een lastige operatie, omdat de winst- en verliesrekening voor de verschillende belanghebbenden onevenwichtig uitpakt.
Het duurzame energiebeleid houdt nog veel te weinig rekening met de ruimtelijke implicaties. Dat bleek dezer dagen weer in Noord-Holland, waar een deel van de windambitie uit het Energieakkoord moet worden gerealiseerd.
Om de overlast te beperken, wil de provincie zoveel mogelijk alleenstaande windturbines uit het landschap verwijderen en inwisselen voor modernere (grotere) molens in geconcentreerde opstelling in de Wieringermeer.
Een goed voorbeeld van gebiedsontwikkeling op hoger schaalniveau. Dit leidt nu tot een conflict met de rijksoverheid, die in haar drang om zoveel mogelijk windmolen-megawatts te realiseren, die alleenstaande windmolens toch langer wil laten staan. Terecht tekent het provinciaal bestuur van Noord-Holland hiertegen bezwaar aan. Want ook dat is een les van gebiedsontwikkeling: heb je iemand mandaat gegeven om - met een afgewogen plan - een balans tussen de belangen te bereiken, wees dan terughoudend om dan weer daardoorheen te gaan roeien.
Mijn conclusie is dat alleen de inzet van professionele 'gebiedscoördinatoren' met veel bagage en ervaring bij windmolenprojecten zin heeft; het zijn stuk voor stuk pittige opgaven. In bepaalde gevallen zal dan de gebiedsontwikkelingsoperatie kunnen slagen. Dan kunnen we van 'oorlog' transformeren in ‘judo'. Maar laten we realistisch blijven: in veel gevallen zal de strijd alleen met directieve politiek-bestuurlijke besluitvormig afgerond kunnen worden, een ontevreden omgeving achterlatend.
Cover: ‘2015.02.16_Gebiedscoördinator windparken_C’