Analyse Het online magazine ‘Kennis van de regio’ van Het PON & Telos publiceerde onlangs een special: ‘Naar een ander landelijk gebied’. De gebiedsgerichte benadering staat bij dit transitie centraal. Maar met welke randvoorwaarden moet dan rekening worden gehouden? Van de scope tot en met de factor tijd.
1 Breder is beter
Verruim de blik. Brede welvaart biedt alle ingrediënten voor het organiseren van gebiedsprocessen rondom een brede waardendiscussie. Juist de bril van brede welvaart, waarbij alle vraagstukken die raken aan welvaart en welzijn in samenhang worden bekeken, helpt om te voorkomen dat de aanpak van het éne probleem, (onbedoeld) het andere probleem vergroot. Die brede blik is de basis voor een meer integraal beleid. Help sectoren hun eigenbelang te overstijgen, door het gebied op de eerste plaats te zetten. Daarbij kan het landschap als verbindende schakel fungeren; tussen vroeger, het hier en nu, en later. Maar ook tussen de verschillende overlappende opgaven in het landelijk gebied.
2 Schets een narratief
Veranderingen gaan niet zonder slag of stoot. Veranderen is lastig. Het behelst een afstandelijkheid; ‘ver-anderen’ staat ver van ons af, en het gaat vaak over anderen die in beweging moeten komen. Er moet ruimte zijn voor de pijnlijke processen die gepaard gaan met veranderingen, maar een eenzijdige focus op dat wat er na die verandering niet meer is, schetst geen volledig, en zeker geen wenkend perspectief op waar we naartoe gaan.
En dat terwijl verandering ook een boel mogelijkheden schept. Zo laten sociaaleconomische Impactanalyses (SEIA’s) zien dat er in de transitie van het landelijk gebied juist ook een gezond en leefbaar landschap kan ontstaan en gebiedsprocessen wijzen ons dat een gesprek over wat wél kan juist tot een positieve beweging kan leiden. Er is een wenkend perspectief nodig.
Anders gezegd; een narratief, waar men zich achter kan scharen, een dat verbindt. Joks Janssen laat zien hoe het verleden mensen boeit en (ver)bindt. Het is fijn om samen te kunnen werken aan versterking van de gebiedsidentiteit. Brede welvaart heeft de ingrediënten om de leidraad in dat narratief te zijn. Om een Nederland, regio, gebied, te schetsen waarin het niet alleen 'overall' goed gaat, maar waarin er overal aandacht is voor de verschillende aspecten van welvaart.
‘Gebiedstransformatie landelijk gebied’ door GLF Media (bron: Shutterstock)
3 Reken de burger mee
Zet de stap van stake-, naar ‘streekholder’. Om een succesvolle transitie te bewerkstelligen is het zaak niet alleen vanuit water- en bodemsysteem te denken. Veranderingen in een gebied worden gerealiseerd door burgers, boeren, bestuurders ondernemers en buitenlui; mensen met een gemeenschappelijke drijfveer. (Nieuwe) samenwerkingen tussen verschillende groepen in hun omgeving kunnen oplossingen voor huidige vraagstukken mogelijk maken; sociaal innoveren.
Jolanda Luijten en Katja Nagelkerke beschrijven hoe in Chaam juist door brede welvaart centraal te stellen en álle inwoners te betrekken bij de toekomst van hun gebied, bij alle betrokkenen meer inzicht bestaat in de onderlinge samenhang tussen de gewenste ontwikkelingen, de herwaardering voor de historisch-culturele waarde van het gebied en de uiteenlopende wensen van inwoners. Een ingrijpende ruimtelijke transitie van het landelijk gebied is immers onlosmakelijk verbonden met een culturele transformatie.
Daarvoor is het van belang dat met de sociale en culturele aspecten van de diverse groepen rekening wordt gehouden. De opbouw van nieuwe ruimtelijke ordeningspraktijken moet passen bij de waarden en kenmerken van deze groepen. De verscheidenheid aan groepen speelt een belangrijke rol. En daar is ruimte voor nodig, “ruimte om te luisteren,” aldus netwerkregisseurs Richard Rozemeijer en Pieter-Jan Meire.
4 Flexibel fixeren
Om de ruimte om te luisteren te benutten, moeten gebieden de gelegenheid krijgen om daar invulling aan te geven. Generieke doelen laten zich moeilijk vertalen naar specifieke situaties, en de praktijk worstelt met die vertaling. De wederombouw van het landelijk gebied vraagt daarom om een flexibele fixatie. Ja, er zijn doelen die we moeten (willen) halen, en kaders waartoe we ons hebben te verhouden, maar gebieden moeten hun eigen ‘bod’ kunnen doen om tot de uitwerking daarvan te komen. Er bestaat immers geen blauwdruk voor een gebiedsproces, zo benadrukken Els Uijterlinde en Joost Pleiter, werkzaam in Noord-Markelo. Dat vergt ook een andere blik op wie waarvoor verantwoordelijkheid draagt. Gebiedscollectieven en -netwerken dienen verantwoordelijkheid te dragen voor het halen van de doelstellingen in een gebied, niet het individu.
‘Ruimte voor de rivier: Ossenwaard in Deventer’ door Frans Blok (bron: Shutterstock)
5 Middelen geven energie en daadkracht
Door structureel te investeren in het zelforganiserend vermogen van gebieden en door langjarige ondersteuning van gebiedscollectieven en netwerken – waarmee er ‘energie’ in de gebieden wordt gestopt – voelen gebieden zich niet alleen serieus genomen, maar ook in stelling gebracht. De structurele aard van die middelen voorkomt dat uiteindelijk de ‘energie’ weglekt. Die langjarige zekerheid past bij een langetermijnoriëntatie. Trek lering uit praktijken waar daar al ervaring mee is opgedaan; initiële investeringen in Noord-Brabant leidden tot toekomstbestendige dorpsplannen en verschillende gebiedsprocessen zoals Grenspark Groot Saeftinghe laten zien dat ruimte voor de financiering van lokale wensen, leidt tot steun, versterking en aanpakken die gedragen worden. Om aan te sluiten bij de inwonersinitiatieven, is het van belang dat de beschikbare fondsen maximaal ontschot zijn; daardoor kan ook ‘eerlijk en snel’ worden gehandeld. Hier kan ook gezocht worden naar (nieuwe) publiek-private combinaties.
6 Vertragen voor vooruitgang
Een wederombouw gaat stapsgewijs; het is te ingewikkeld om in één keer tot het gewenste eindresultaat te komen. Immers is bij complexe maatschappelijke veranderingen, onduidelijke doelen, grote urgentie en veel betrokkenen die onderling erg verschillen, niemand slim genoeg om het in één keer goed te doen, aldus Arjen Droog. Het vergt daarom een aanpak die ons in staat stelt te beginnen, en bij te sturen waar nodig. Een lerende, adaptieve benadering, waarin inzichten worden gebruikt om de volgende stappen in de goede richting te zetten. Daarvoor zal soms een vertraging nodig zijn, in een tijd van ogenschijnlijke haast. Niet om het vertragen zelf, maar om de nodige tijd in te bouwen voor het organiseren van de processen voor de totstandkoming van toekomstbestendige plannen. Gebiedsprocessen vergen immers een lange adem, over bestuursperioden heen, zo weten we ook uit de Reconstructie Zandgronden en Ruimte voor de Rivier.
Dit artikel verscheen eerder op de site van Het PON & Telos.
Cover: ‘Typische Nederlandse polder’ door Wut_Moppie (bron: shutterstock)