Opinie Als het tot een coalitie van PVV, NSC, BBB en VVD komt, zitten daar drie partijen in die niet eerder landelijk bestuursverantwoordelijkheid hebben gedragen. Op basis van hun standpunten ziet columnist Ellen van Bueren dat deze partijen zichzelf een ingewikkelde taak stellen: gebiedsontwikkeling als zorgvuldige haastklus.
Wat kunnen we op het vlak van gebiedsontwikkeling verwachten van een coalitie met partijen PVV, NSC, BBB en (gedoog)partner VVD? Er zijn een paar opvallende overeenkomsten uit de partijprogramma’s en de uitlatingen in de Go.nu verkiezingspodcasts.
PVV, NSC, BBB en ook VVD hebben een warm hart voor de regio. Woningbouw moet naast een beetje ‘erop en eraan’ en ‘een straatje erbij’ vooral ook in de regio plaatsvinden. Meer balans tussen regio en Randstad gaat gepaard met investeringen in het openbaar vervoer, mede door snelle(re) en betaalbare treinverbindingen. Bereikbaarheid is immers voorwaarde voor de ontwikkeling van de regio.
Dat de regio meer zeggenschap krijgt over gebiedsontwikkelingen staat voor de partijen buiten kijf. Tegelijkertijd pleiten deze partijen voor meer doorzettingsmacht voor het Rijk. Dit geldt met name voor gebiedsontwikkeling en de realisatie van woningen. En nu wordt het interessant. Hoewel de provincie logischerwijs een stevige rol krijgt toebedeeld in deze regionale ontwikkelingen stellen NSC en VVD dat het Rijk meer doorzettingsmacht moet krijgen. BBB en PVV willen het primaat juist op decentraal niveau, bij gemeente en provincie, hoewel ze voor het snel realiseren van woningen mogelijk een uitzondering willen maken.
De partijen zijn het erover eens dat alle partijen uit de sector, privaat en (semi-)publiek, een rol te vervullen hebben in het ontwikkelen van deze woningen en gebieden. Dat moet echter wel zorgvuldig gebeuren, door de realisatie van gemengde woonwijken met een hoge architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit, met goede voorzieningen en klimaatbestendig.
De partijen hadden in de campagnes weinig aandacht en geld voor duurzaamheid en klimaat. Niettemin onderschrijven zij dat water en bodem sturend moeten zijn in gebiedsontwikkeling en dat klimaatadaptatie noodzakelijk is. Samenwerking met de Deltacommissaris ligt daarbij voor de hand. Ook zijn partijen voorstander van bio-based bouwen en circulaire economie, zij het dat dit meer is ingegeven vanuit een voorkeur voor een regionale economie en (land)bouwcultuur dan vanuit duurzaamheid.
Ze zijn het eens over het versterken van de bestuurlijke daadkracht, maar vinden ook dat de burger niet langer in de bureaucratische mangel terecht mag komen. NSC ziet heil in een correctief referendum en een zogenoemde ‘burgerlus’ in het bestuursrecht als noodventiel.
Nu wordt het spannend. Want hoe verhoudt zich deze bestuurlijke daadkracht – waarbij rechten van burgers, ondernemers en natuur voor bepaalde onderwerpen opzij mogen worden gezet – zich tot de zorgvuldigheid en ‘de checks and balances’ waar met name NSC ook op hamert? Hoe kunnen zij voorkomen dat het opzijzetten van belangen door de overheid niet juist bijdraagt aan hetzelfde wantrouwen jegens die overheid; een wantrouwen dat veel kiezers heeft doen besluiten om juist op deze partijen te stemmen? Of gaat het inderdaad om het opzijzetten van de rechtszekerheid van die enkele dwarsliggende burger of ondernemer?
De tijd zal het leren of gebiedsontwikkeling als zorgvuldige haastklus tot de beoogde kwaliteit en versnelling kan leiden. Niet alleen vanuit architectonisch en stedenbouwkundig oogpunt – gebiedsontwikkeling is immers meer dan een optelsom van fabriekswoningen – maar ook vanuit rechtstatelijk oogpunt. Het is in ieder geval een interessante oefening in het versnellen van besluitvorming binnen ons democratisch stelsel, waarbij vertrouwen in dat stelsel cruciaal is. Die versnelling en dat vertrouwen zullen we hard nodig hebben om bestaande crises (stikstof!) en de vele vraagstukken die nog op ons afkomen een antwoord te bieden.
Cover: ‘Ellen van Bueren Column Cover’ (bron: Esther Dijkstra)