Nieuws Tien jaar lang was het programma NederLandBovenWater een motor om gebiedsontwikkeling te versnellen. Gebiedsontwikkeling lijkt nu stil te staan. Levert het programma lessen op? Een greep uit de resultaten. En visies van bestuurders en betrokkenen: hoe verder?
Wel perspectieven, nog weinig nieuwe verdienmodellen
Sybilla Dekker treedt in 2003 aan als minister van Ruimtelijke Ordening (VROM). Zij beseft dat ruimtelijke plannen eerder slagen als alle belanghebbenden vroeg en daadwerkelijk betrokken zijn. Tien jaar later zegt zij: ‘Er kwam een Adviescommissie Gebiedsontwikkeling en in het verlengde hiervan rijpte het idee om een nieuwe krachtige impuls aan gebiedsontwikkeling te geven: NederLandBovenWater. Terugkijkend op die hele periode, waarbij ik de laatste jaren als ambassadeur van het programma betrokken was, zeg ik: die formule werkt.’
Voormalig minister Dekker zegt dit in Meerwaardecreatie, een publicatie met aanbevelingen na tien jaren volgen, analyseren en deels beïnvloeden van tachtig gebiedsontwikkelingen. Van Appingedam tot en met de Westflank Haarlemmermeer. Van Bieslandse Bos tot Park Lingezegen. Met daarbij alle mogelijke publieke en private partijen aan het roer. Vanaf 2008 lag het accent van NederLandBovenWater (NLBW) op de vraag hoe betrokkenen met de crisis kunnen omgaan. Medio 2013 wordt het programma beëindigd, mogelijk komt er een vervolgactiviteit.
Codirecteur Peter van Rooy schetst de hoofdlijn: ‘Wij hebben veel onafhankelijke denkkracht georganiseerd om ontwikkelingen verder te brengen. Betrokkenen ervan laten doordringen dat breed draagvlak vereist is. Allerlei handreikingen gedaan, nieuwe planmethodes en verdienmodellen geïntroduceerd. Daarbij kwam ook het beïnvloeden van de publieke opinie en politieke besluitvorming voor betere ruimtelijke kwaliteit.’ NLBW zorgde voor kennisontwikkeling, legde verbindingen tussen sectoren door professionals met diverse specialismen bij elkaar te brengen. Van Rooy: ‘Ik zie dat in de praktijk alle betrokkenen nu veel meer serieus worden genomen.’
‘Provobeweging’
Gefinancierd door een groot aantal overheden en private partijen, waaronder een tijdlang ook BNG, fungeerde het programma als aanjager en ook ‘als een soort provobeweging’, aldus Felix Rottenberg op een slotcongres in Den Bosch eind 2012. De aanpak veranderde in de loop van deze periode naarmate omstandigheden veranderden en NLBW daagde partijen uit hun vaste paden te verlaten.
De huidige minister, Melanie Schultz van
Haegen (Infrastructuur & Milieu) ondersteunde
dit beeld door op het slotcongres
te vertellen hoe zij en de rijksoverheid
werden beïnvloed. Het realiteitsbesef
groeide dat andere verdienmodellen nodig
zijn dan die van grondinkomsten. Er kwam
een andere manier van aansturing van de
ruimtelijke ordening. Minder grootschalig,
minder centralistisch, meer vanuit vrager
en gebruiker gestuurd.
Schultz van Haegen: ‘Het programma
heeft grote waarde voor mijn ministerie en
een positieve invloed op gestagneerde
projecten. De inzet leidde daadwerkelijk
tot concrete aanpassingen van projecten.’
Het programma heeft volgens de minister
ook laten zien dat de overheid andere
rollen kan vervullen: bijvoorbeeld coalities
smeden, zonder daarbij als rijk met geld
over de brug te komen. ‘Vroeger gold op
rijksniveau “wij bepalen” en dus ook “wij
betalen”. Die tijd is echt voorbij.’
Nieuwe eisen
De ruimtelijke ordening bevindt zich in
een overgangsfase. Overal wordt gezocht
naar nieuwe modellen. In de praktijk- en
wetenschappelijke ervaringen van NLBW
schuilen verschillende ingrediënten voor
een nieuwe lijn nu de opgaven complexer
worden. In deze crisistijd zijn naast elkaar
verdergaande groei en krimp tegelijkertijd
te zien. Het begrip uitnodigingsplanologie
geldt als nieuw sleutelwoord, waarbij
overheden erkennen op gelijkwaardige
voet ondernemingen en particulieren
tegemoet te treden, nu zij zelf minder als
financiële trekkers fungeren.
De vraag naar energie stijgt, er is sprake
van groeiende mobiliteit en verstedelijking.
Schultz van Haegen formuleerde
twee eisen voor de toekomst: ‘Het vergt
in de eerste plaats wezenlijk andere benaderingen
wanneer de bevolking dichter
naar elkaar toe trekt. Meer ruimtelijke
slagkracht is dan belangrijk. En in de tweede
plaats zijn bestuurders vereist die zelf
op lokaal niveau aan de slag gaan, dichter
op burgers en bedrijven. Die verantwoordelijkheid
nemen, knelpunten in kaart
brengen en vooral zelf oplossingen zoeken,
met markt en andere overheden.’
Zie voor de volledige publicatie:
Cover: ‘2013.03.26 Gebiedsontwikkeling in crisistijd’