Persoonlijk GO vraagt professionals uit de publieke en private sector naar hun reactie op de publicatie “Geef wonen de ruimte!” van Friso de Zeeuw. Heleen Aarts, directeur gebiedsontwikkeling Amvest: “Bepaal wat waardevol is; een groengebied, een werkomgeving, een verkeersknoop en geef vervolgens ruimte voor wonen, werken en recreatie".
In “Geef wonen de Ruimte” wordt gesproken over groen in plaats van rode contouren. Het is eenzijdig en contraproductief om binnenstedelijk bouwen en verdichting nu als exclusieve ideologie te prediken.
Ik kan me daar heel erg in vinden. We hebben een flinke opgave in Nederland; er is een grote behoefte aan nieuwe woningen, er komen heel veel huishoudens bij. Daarbij is er ook nog een omvangrijke vervangingsvraag en een inhaalvraag omdat er in de crisis weinig is gebouwd.
De komende tien jaar zijn er zo’n 1 miljoen woningen nodig. Het is, alleen al praktisch gezien, echt een illusie om te denken dat je dat allemaal binnenstedelijk kunt oplossen. En als je kijkt naar de kwalitatieve kant, dan is de consumentenvraag heel divers.
Mensen zijn op zoek naar een plek waarmee ze zich kunnen identificeren. Dat is bij iedere doelgroep anders. Er is zeker een groep mensen die dolgraag stedelijk in een klein appartement wil wonen, maar er is ook een hele grote groep die sub-urbaner, meer aan de randen in de luwte van de stad wil wonen. En die moeten en willen we ook faciliteren, omdat die groep ook bijdraagt aan het economisch draagvlak in de stad.
In de publicatie wordt uitgegaan van de Deltametropool als een gebied. Groen is een hele grote kwaliteit in die deltametropool en ongelooflijk belangrijk; dat moet je koesteren. Je moet dus kijken hoe je het groen kan bewaren en voor een deel kan mengen met wonen, zonder het te dogmatisch te maken.
Binnenstedelijk kan maar een deel van de productie worden gerealiseerd en moet je verdichten. Wij doen binnenstedelijk veel in de vrije sector huur waar, met name, ook in de stad veel behoefte aan is. Dat zijn projecten waar wij als marktpartij ook graag in investeren, maar in het algemeen vragen die projecten best wel wat tijd. Je bent bezig in een bestaand gebied, je moet heel veel overleggen met andere belanghebbenden. Bijvoorbeeld over verkeer; kunnen de bestaande straten al het extra verkeer wat die nieuwbouw met zich meebrengt dragen? Vaak is het zo dat er eerst industrie is of dat een bedrijfsterrein wordt getransformeerd naar een woningbouwlocatie; dat doe je allemaal niet van vandaag op morgen, maar die woningvraag ligt er wel vandaag. Het is tijdsintensief, buitengewoon kostbaar en goed om te doen, maar daarmee voldoe je niet aan alle vraag, want niet iedereen wil in de stad wonen. En qua aantallen red je het gewoon niet. En de vraag is dan, hoe krijg je dan heel zorgvuldig andere plekken ook ingevuld? En daar zijn, wat mij betreft, hele mooie voorbeelden van.
Zoals?
Bijvoorbeeld in Almere. Daar ontwikkelen wij een duinlandschap aan het water; Duin. Dat is een nieuwe wijk waar 3000 woningen komen, allerlei voorzieningen, een boulevard, en kleinschalige retail; het wordt een heel nieuw landschap. Twee miljoen kuub zand wordt er opgespoten en daarna kun je in de duinen wonen en het is ook nog betaalbaar. Er is een mix van koopwoningen, sociale huur en ook beleggershuur, er zijn appartementen, maar ook veel eengezinswoningen waar gezinnen neerstrijken. Je zou het een sub-urbaan woonmodel kunnen noemen; een heel onderscheidend landschap in het woonpalet van Almere, en van de regio. En als je een breed woonpalet kunt bieden, kun je ook verschillende groepen huisvesten.
Mijn pleidooi is eigenlijk dat als je weet dat die woonbehoefte er is, probeer dan ook in al die diversiteiten te voorzien. Leg dan geen moratorium op “in de stad-buiten de stad’, maar bekijk die stad dan als een metropool. Zorg dat je daar heel veel kwaliteit maakt en goede verbindingen, want dat laatste is wel cruciaal. Dat zie je ook bij stationsgebieden. In Den Haag hebben we net een tender gewonnen, samen met Synchroon gaan we daar een nieuwe stadsentree maken. Dat wordt een gebouw met 300 wat kleinere appartementen en de parkeernorm is daar nul; het staat namelijk bovenop het station. Daar willen vooral mensen wonen die houden van die hele stedelijke dynamische setting, geen auto bezitten, maar meer denken aan een deelauto of openbaar vervoer. Er zijn dus verschillende behoeftes, en het is het belangrijk dat je dat als overheid goed kunt faciliteren. En dan kom je weer bij die rode en groene contouren. Het is belangrijk om na te denken over waar groen komt en over waar je kunt wonen, zonder al te dogmatisch te willen doen over de harde rode contour. Bepaal wat waardevol is; een groengebied, een werkomgeving, een verkeersknoop en geef vervolgens ruimte voor wonen, werken en recreatie.
In “Geef wonen de ruimte” wordt gesteld dat het de kunst is om in de regionale woonagenda een balans te vinden die past bij de regionale karakteristiek, de werkcultuur van partijen en de marktsituatie.
Dat klopt. Je hebt bijvoorbeeld de metropoolregio Amsterdam, de MRA, een samenwerkingsverband van de gemeenten op de lijn grofweg Haarlem, Haarlemmermeer, Amsterdam t/m Almere. Er is daar een enorme clustering van mensen, werk en economische activiteiten. Er zijn heel veel verschillende woon- en werkmilieus. Het is belangrijk dat je daar aanvullende woonmilieus maakt en niet perse concurrerende woonmilieus. Het zou mooi zijn als je milieus maakt die de steden in potentie al in zich hebben, ook aan identiteit en soms door de plek. Dan kun je een grote groep woningzoekenden ook veel beter bedienen.
Gemeenten proberen dat nu ook met elkaar af te stemmen en elkaar aan te vullen. Als het bijvoorbeeld gaat over economie, dan kijken gemeenten ook waar een bedrijf het beste past. Dus geen concurrentie, maar aanvulling. Er wordt meer samengewerkt en afgestemd, en dat is denk ik een goede ontwikkeling, want op deze manier kun je elkaars kwaliteiten versterken.
Geldt dit alleen voor de metropoolregio’s? In ‘Geef wonen de ruimte’ staat ook: “Bij sanering van de plancapaciteit ontspringen onherroepelijke bestemmingsplannen de dans met als gevolg dat de regionale samenwerking zwaar onder druk komt te staan”.
In de metropoolregio’s wordt inderdaad over het algemeen goed samengewerkt. Tijdens de crisis zijn er, bij het vaststellen van nieuwe structuurvisies, plannen of mogelijke ontwikkellocaties geschrapt, met name vanuit de provincies. Dat waren locaties die wat verder op de horizon stonden en de bestemmingsplannen zijn daarbij gespaard gebleven. Eigenlijk is dat jammer, want dan wordt er niet gekeken naar de kwaliteit van de plekken, maar puur naar de juridisch planologische status om bijvoorbeeld schadeclaims te vermijden. De vraag is dan of er wel de goede kwalitatieve besluiten worden genomen. Je zou toe willen, en dat mag nog wel een slag beter, naar plekken die echt geschikt zijn om aan die diverse vraag te voldoen zonder de beperking van teveel dogma’s. In Zuid-Holland bijvoorbeeld is er heel veel discussie geweest met de provincie; die heeft heel veel plannen geschrapt. Als dat nu allemaal weer moet worden opgepakt, omdat de druk heel groot is, dan ben je natuurlijk veel tijd kwijt om die planologische status te verkrijgen. Voor je het weet ben je zo weer een paar jaar verder.
Ik denk dat we die strakke regelingen moeten proberen te ontstijgen. Ga nu eens kijken, bij voorkeur regionaal, waar de behoefte echt zit. Waar kun je onderscheidende woonmilieus maken, waar zit de doelgroep en waar hebben consumenten behoefte aan? En betrek daar ook de markt in. De markt is degene die het moet verkopen en moet verhuren. Laten we het gesprek mogen voeren over kwaliteit. Wat zijn goede plekken om te wonen, om te werken, om te verblijven? En als we het er dan ook over mogen hebben dat die aspecten er voor verschillende doelgroepen anders uitzien, dat we boven de pure cijfers en aantallen mogen gaan staan, dan kun je denk ik goede keuzes maken. Maar dat moet je dan ook wel met elkaar willen. De overheid heeft natuurlijk ontzettend veel kennis, informatie en data, maar marktpartijen hebben dat ook. Die kennis zou je heel graag met elkaar willen bundelen.
Cover: ‘Heleen Aarts’