Nieuws Het is een oud cliché dat ik ook zelf heb ondervonden: de kloof. Het gat tussen wetenschap en (beleids)praktijk. Academisch onderzoek heeft de neiging om beperkt praktisch toepasbaar te zijn. En in de drukke praktijk bij een bureau, overheid, waterschap of corporatie bestaat weinig tijd voor verdieping, voor het zelf doen van onderzoek, of het internaliseren en toepassen van het onderzoek van anderen (als dat onderzoek al gedaan is).
Want de kloof is zeker zichtbaar in mijn werkveld van erfgoed en ruimte. Of beter gezegd: de overkant is nogal smal. De werkvelden van ergoed en ruimte hebben nou eenmaal een praktische inslag en – zeker in combinatie – een beperkte academische traditie.
We voelen aan ons water – om het maar even oer-Hollands te stellen – dat je met de inzet van erfgoed kwaliteit kunt toevoegen aan een ruimtelijke ontwikkeling. In het streven naar profilering en herkenbaarheid grijpen steeds meer steden en regio’s terug op hun roots, hun DNA. In de grote ruimtelijke opgaven om ons land waterveilig, klimaatbestendig en energieneutraal te maken, bieden technieken uit het verleden niet alleen inspiratie, maar ook zeer bruikbare kennis waarom een maatregel op plek A wel, en op plek B niet werkt.
Er zijn talrijke voorbeelden die dit illustreren, ook vanuit het programma Erfgoed en Ruimte van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De waterlinies met nota bene een beschermde (wereld)erfgoedstatus blijken zich prima te lenen voor een hedendaagse toepassing zoals energiewinning. Het in kaart brengen van de historische gebiedskenmerken, zowel fysiek als qua identiteit, helpt in het vinden van oplossingen en draagvlak, onder bewoners, maar soms ook letterlijk in de bodem. Dat blijkt bijvoorbeeld wanneer watermolens niet enkel als (al dan niet in onbruik geraakt) karakteristiek object gezien worden, maar als onderdeel van een watermolensysteem met inmiddels verdwenen waterlopen die nu voor wateroverlast kunnen zorgen in een woonwijk die er op is gerealiseerd.
De praktijkvoorbeelden zijn nuttig, maar uitbreiding van bewijslast, handelingsperspectief en het repertoire aan oplossingen bij ruimtelijke opgaven (of mogen we inmiddels wel ouderwets spreken van problemen?) is nodig. Klimaatverandering, bodemdaling, migratie, zelfs schaalvergroting van de landbouw; het zijn geen ontwikkelingen van gisteren. En ook wij en onze typisch Nederlandse oplossingen zijn niet van gisteren. De technieken, datasets en ervaringsgegevens die in onze kennissamenleving over lange tijd zijn opgebouwd, roepen om praktische toepassing, om wetenschappelijke voorspellingskracht en bruikbare scenario’s en strategieën.
En dat is wat in Europa gestimuleerd wordt via het Joint Programming Initiative (JPI). Onderzoek wordt in Europa als essentieel middel gezien voor vooruitgang, voor het verstevigen van de concurrentiepositie, en voor de grote (ruimtelijke) opgaven die de grenzen en nationale onderzoeksbudgetten overstijgen. JPI brengt nationale onderzoeksmiddelen samen. Eén van de tien zeer uiteenlopende JPI’s richt zich op cultural heritage. Erfgoed is een uitdagend (want) divers veld dat gebouwen, archeologie, landschap, (digitale) collecties en tradities omvat. Het zijn aparte vakgebieden, die elk op diverse academische en praktische disciplines leunen.
Wanneer erfgoed bovendien verbonden wordt met grote maatschappelijke uitdagingen, komen nog meer onderzoeksterreinen in beeld. Erfgoed in relatie tot klimaatverandering, bodemdaling, agrarische transitie (en nieuwe dragers in het landelijk gebied) en het opschalen van do-it-yourself (burger)initiatieven: dit vraagt om samenwerking met bijvoorbeeld ingenieurs, sociologen, ruimtewetenschappers, geologen. Complex dus, maar belangrijk en urgent. Daarom adresseert het JPI Cultural Heritage de vraag wat de effecten van die grote veranderingen op het erfgoed zijn, en hoe de negatieve effecten kunnen worden verzacht, maar ook – minstens zo belangrijk – welke bijdrage erfgoed aan deze transities kan leveren.
Dit gebeurt via een call (onderzoekscompetitie) getiteld Heritage in Changing Environments, die open staat van 4 september tot 30 november 2017 (klik hier voor de vooraankondiging). Voor onderzoekers uit dertien landen is een budget van bijna €5 miljoen beschikbaar, waarvan €750 duizend voor deelnemers uit Nederland. Een noodzakelijke verdiepingsslag via interdisciplinair onderzoek, waarbij praktische bruikbaarheid centraal staat. De RCE investeert vanuit het programma Erfgoed en Ruimte ook in deze internationale wetenschappelijke call, naast de vele (ontwerpende) onderzoeks- en innovatieprojecten die we in samenwerking met tientallen partners in Nederland draaien. Die investering is financieel, maar gaat ook om verbreding van mogelijke deelnemers. Naast academici kunnen namelijk ook onderzoekers van kennisinstellingen als Rijkswaterstaat, STOWA, CBS en het Planbureau inschrijven en is deelname door een bedrijf of overheid een grote plus. Zo kunnen we vraaggestuurd Erfgoed en Ruimte-onderzoek stimuleren en via academische landwinning de kloof weer wat verder overbruggen.
Cover: ‘Afsluitdijk’