Analyse Digitale diensten in de stad zijn niet alleen een zegen, maar in potentie ook een vloek voor onze privacy en burgerrechten. Dat stelt data-adviseur Paul Strijp van de provincie Noord-Holland in een kritisch essay voor Binnenlands Bestuur. Hij stelt daarom twee standaarden voor, om zo overdadige passiviteit en privacyschendingen te voorkomen.
Door de coronacrisis is er een nieuwe focus komen te liggen op wat digitale technologie kan betekenen voor steden. Bedrijven en overheden ontwikkelden traceerapps om het virus te detecteren, en onderwijs en werk werden digitaal voortgezet. Een aantal van deze technologische ontwikkelingen, vooral de traceerapp van de overheid, ontving echter wel kritiek. Een app, stellen wetenschappers, kan zelden een maatschappelijk probleem op lossen. Daarnaast conflicteert zo’n app met de privacy en fundamentele rechten en vrijheden van burgers. Hierdoor ontstaat er een spanningsveld tussen enerzijds mogelijkheden en anderzijds risico’s van digitale technologie.
Co Verdaas, hoogleraar gebiedsontwikkeling, stelde in reactie hierop de vraag: wat wordt de nieuwe standaard van digitale technologie in steden? Paul Strijp, adviseur data en nieuwe technologie bij de provincie Noord-Holland, vindt die oproep om reflectie verstandig: niet de wijsneus uithangen, maar vroegtijdig agenderen en vragen stellen. Steden moeten zich volgens hem de vraag stellen: wat voor effecten heeft digitale technologie op onze inwoners?
Datamisbruik
De adviseur stelt dat de toepassing van technologie voor de door Verdaas gevraagde standaard op twee punten gedefinieerd moet worden. Ten eerste maakt digitale technologie passief. Technologische gebruiksvriendelijkheid, zegt Strijp, leidt tot een naar binnen gekeerde burger. Hij verwijst daarbij naar de Amerikaanse socioloog Sennett, die pleit voor weerbarstigheid en dubbelzinnigheid in een stad, wat mensen oproept om mee te denken, stimuleert tot nieuwsgierigheid en leert omgaan met weerstand. Volgens Sennet wordt dit tegengewerkt door het integreren van meer digitale technologie in steden. Overheden denken vaak dat burgers gemak en comfort geboden moet worden, en dat dit bereikt wordt door het optimaliseren van een stad via digitale technologie.
Het tweede punt voor de standaard van Verdaas gaat over privacy en andere grondrechten. Volgens Max Welling, hoogleraar machine learning bij de Universiteit van Amsterdam, vormt de smart city een voedingsbodem voor een maatschappij zonder privacy. Want ook al beoogt de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) veiligheid voor onze digitale privacy, het primaire businessmodel van techgiganten is het doorverkopen van dat soort gegevens. De volgende crisis draait volgens Robbert Dijkgraaf, hoogleraar in Princeton, dan ook om datamisbruik.
De coronacrisis (en bestrijding daarvan) kwam heel abrupt, wat leidde tot een democratisch patroon van acties en reacties op de bijbehorende digitale ontwikkelingen. Maar terwijl de impact van slimme steden op hun inwoners ook enorm is, ontbreekt die bewuste omgang met de ontwikkeling van smart cities, stelt Strijp, omdat zij zich grotendeels ongemerkt ontwikkelen. De werkelijke opgave voor smart cities, volgens Strijp? Het buiten de deur houden van een naar binnen gekeerde burger en de ontwikkeling van een surveillancestaat à la George Orwells 1984 en 'The age of surveillance capitalism' van Shoshana Zuboff.
Lees verder in het magazine van Binnenlands Bestuur
Cover: ‘stad avond -> Photo by Hugh Han on Unsplash’ door Hugh Han (bron: Unsplash) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel