22 januari 2015
7 minuten
Nieuws Hoogleraar Transitiekunde Jan Rotmans verwijt Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak van geen oog hebben voor de revolutionaire kanteling van de samenleving. Ze zouden zelfs dedain tonen voor de burgerinitiatieven die alom ontstaan. Een repliek.
Onderschatten wij de beweging van sociaal ondernemerschap en/of burgerinitiatieven zoals Jan Rotmans beweert? Hoewel Rotmans stelt dat niet bekend is hoeveel initiatieven er zijn, betoogt hij toch dat sprake is van een ‘explosie aan burgerinitiatieven in de afgelopen 10 jaar.’ Het Sociaal Cultureel Planbureau gaat gelukkig wat wetenschappelijker te werk en stelt dat er landelijk geen toename is van dergelijke initiatieven (Van Houwelingen, Boelee en Dekker 2014). Dat sommigen desondanks de indruk van een ontploffing krijgen, komt vermoedelijk doordat beleid, politiek en media er veel meer aandacht aan besteden dan voorheen (Peters, Van Stipdonk en Castenmiller 2014).
Geen revolutionaire kanteling, maar uitbuiting van zzp’ers
Wij hebben de afgelopen tien jaar zelf ook veel onderzoek naar burgerinitiatieven verricht. Maar eerder dan een kwantitatieve toename zien we een kwalitatieve verandering. De aard van burgerinitiatieven lijkt deels te verschuiven in de richting van ‘sociaal ondernemerschap’, zoals Rotmans ook constateert. Maar wat hij niet signaleert, is dat dit vaak heel enthousiaste en energieke maar ook tamelijk noodlijdende ondernemers zijn die het hoofd net wel of net niet boven water kunnen houden. Zij zijn bijvoorbeeld zorgverlener, kunstenaar, docent of sociaal werker van beroep, maar omdat daarin geen werk te vinden is, zijn ze voor zichzelf begonnen. Door actief te zijn in de buurt en mee te dingen naar subsidies voor burgerinitiatieven, hopen zij een boterham te verdienen en in het gezichtsveld van geldschieters te komen.
Het zou goed kunnen dat deze groep zo-goed-als-werkloze-zzp-ers-op-zoek-naar-een-klus toeneemt, en nog verder zal toenemen de komende jaren, want in de sociale en culturele sector zijn bitter weinig banen. Dit lijkt ons geen wensdroom van een ‘revolutionaire kanteling’ waarover Rotmans jubelt, maar eerder uitbuiting van een nieuwe groep werklozen. Deze ‘zzp-ering’ van burgerinitiatieven is geen marginale ontwikkeling. Onlangs werd een van ons uitgenodigd om een avond te praten met een representatieve vertegenwoordiging van de burgerinitiatieven in een middelgrote stad. Op één na waren alle initiatiefnemers zzp-ers op zoek naar klussen. In het ene geval waarin het niet om een zzp-er ging, was de initiatiefnemer een gepensioneerde.
De schijn van blauwe bomen en denktanks
Naast deze nieuwe kansarme werklozen zijn ook veel ambtenaren en sociaal werkers in deze initiatieven actief, zo blijkt herhaaldelijk uit onze en andere onderzoeken naar burgerinitiatieven. Peters, van Stipdonk, en Castenmiller (2014, p.51) spreken daarom van ‘overheidsinitiatieven die in samenspraak met burgers opgezet en uitgevoerd worden.’ In haar binnenkort te verschijnen promotieonderzoek naar actieve burgers in Amsterdam-West beschrijft Mandy de Wilde een mooi voorbeeld van zo’n overheidsinitiatief: ‘de blauwe boom’. Een boom die inderdaad blauw was geverfd en door een groepje uit de buurt van een grote kap-actie was gered. Dit werd gepresenteerd als burgerinitiatief, maar bij nader onderzoek bleek de initiatiefnemer een professionele ‘ondersteuner’ van burgerinitiatieven. Zijn buurtkantoortje keek uit op de boom en hij wilde die graag voor de ondergang behoeden. Hij wist dat professioneel initiatief politiek niet scoort maar een burgerinitiatief wél, en ging dus op zoek naar bewoners die zijn actie wilden steunen. Dat lukte en zo kon het ambtelijk plan de geschiedenis in gaan als een burgerinitiatief.
Op dezelfde manier werd een van ons een paar jaar geleden benaderd door een ambtenaar om mee te draaien in de denktank sociale cohesie van een stadsdeel. De ambtenaar organiseerde de denktank als een ware opbouwwerker: ze selecteerde deelnemers, organiseerde de bijeenkomsten, voorzag deze van een agenda, een ruimte, een maaltijd en notulen. Het was op zijn minst wonderlijk de denktank daarna herhaaldelijk aangeprezen te zien als een burgerinitiatief. Zulke voorbeelden van quasi-burgerinitiatieven zijn er legio (zie bijvoorbeeld Van der Veen & Duyvendak 2014).
Is het erg dat burgerinitiatieven vaak door de overheid geïnitieerd en door zzp-ers of andere betaalde krachten gedragen worden? Welnee. Het belang en de betrokkenheid van ambtenaren is vaak behulpzaam bij de realisering van dergelijke initiatieven, en zzp-ers, of andere betaalde krachten, kunnen een ondernemende en verfrissende rol spelen en nieuwe interessante voorzieningen in het leven roepen waar gevestigde organisaties nog niet aan gedacht hadden of die voor hen moeilijker te realiseren zijn. Zij kunnen dit bovendien doen vanuit een speciale betrokkenheid bij het onderwerp, bijvoorbeeld omdat ze de problematiek uit eigen ervaring kennen.
Maar laten we wel duidelijk stellen waar het om draait: eigenlijk gaat het dus niet om ‘pure’ burgerinitiatieven en vanwege de vaak grote rol van de overheid evenmin om ‘sociaal ondernemerschap’. Een betere term is maatschappelijke initiatieven van burgers, overheid, maatschappelijke organisaties en/of ondernemers/zzp-ers, waarbij soms burgers, maar soms ook ondernemers, overheid of sociaal werkers initiatiefnemers zijn, afhankelijk van aard en inhoud van het initiatief.
Goedkoper dan reguliere voorzieningen zijn deze initiatieven niet bij voorbaat. Er gaat vaak heel veel publiek geld in. Eind december rapporteerde een landelijke krant over een bewonersinitiatief dat door de bewoners zelf zou zijn geïnitieerd en door crowd sourcing gefinancierd, maar bij nadere lezing zat er bijna 2 ton subsidie van met name overheden in en nog geen 8 duizend euro van burgers zelf!
Wel eerlijk zijn: dit is geen beweging van onderop
Er is ongetwijfeld een toename van bijvoorbeeld zorg- en energie-coöperaties, maar soms zijn dat gewoon ondernemers die een nieuwe energie- of zorgmarkt zien en creatief gebruik maken van subsidies of andere publieke middelen (bijvoorbeeld pgb’s). In het geval van zorgcoöperaties spelen zij slim in op de breed gedeelde angsten van babyboomers dat er voor hen straks geen goede zorg meer beschikbaar is.
Dat we hier te maken hebben met een mengsel van overheidsinitiatief, ondernemerschap en burgerinitiatief is helemaal niet erg. Maar laten we er wel eerlijk over zijn. En dus toegeven dat dit niet een ‘beweging van onderop’ is: het is een beweging van alle kanten. Of we hier getuige zijn van een grote maatschappelijke omwenteling is nog maar de vraag; zeker is wel dat media en politiek belangstelling hebben voor en ondernemers belang hebben bij die media-aandacht. En als we eerlijker over deze maatschappelijke initiatieven zijn, dan moeten er ook op wijzen dat het financieel gezien niet zoveel zin heeft om het sociaal werk weg te bezuinigen en deze maatschappelijke initiatieven ruim baan te geven: beide doen immers aanspraak op publieke middelen. De kwaliteit kan natuurlijk wel verschillen, maar dat het sociaal werk het daarbij bij voorbaat zou moeten afleggen staat wat ons betreft bepaald niet vast.
De overheid speelt vaak al een rol en kan dat maar beter goed doen. Heel belangrijk is het wegnemen van bureaucratische belemmeringen, die initiatieven vaak sterk ontmoedigen (Tonkens en Verhoeven 2011). Ook het beschikbaar stellen van sociaal werkers is behulpzaam. Zij kunnen uitsluiting van minder mondige burgers tegengaan. Ook een fonds met bescheiden bedragen voor maatschappelijke initiatieven – vanaf een paar honderd euro – is zinvol. De overheid, maar vooral ook woningbouwcorporaties, kunnen ruimtes ter beschikking stellen. Vooral startende initiatieven hebben daar vaak dringend behoefte aan. Een ter beschikking gestelde ruimte kan kleine initiatieven soms vleugels geven (Tonkens en De Wilde 2013).
Ons pleidooi om wat reëler, empirischer te kijken naar maatschappelijke initiatieven heeft niet alleen te maken met de mogelijke schaduwzijden en risico’s, zoals zzp-ers die nauwelijks rond kunnen komen en overheden die ten onrechte denken dat ze zich wel terug kunnen trekken. Wat minder eufoor zijn dan Jan Rotmans heeft ook het voordeel dat je goed en open blijft kijken en onderzoeken en geen ongefundeerde waarheidsclaims doet over actuele en toekomstige ontwikkelingen. Rotmans weet niet alleen zeker wat er nu gebeurt (‘grote kanteling’), hij weet ook zeker dat deze zich zal moeten doorzetten, ja zelfs dat iedere ‘tegenwerking’ vermorste energie is. Hij schrijft letterlijk dat ‘er geen weg meer terug is’ en dat het daarom geen zin heeft om de door hem geclaimde trend ‘te problematiseren.’ Het gaat volgens hem om een ‘Genesis van een derde wereld’ en een ‘hoger niveau van evolutie.’ Hier spreekt een dweperige gelovige met wie een open discussie weinig kansrijk lijkt. Rotmans weet immers zeker hoe de wereld zich zal gaan ontwikkelen, en wie dat niet zo ziet, is per definitie een dolende geest uit een lang vervlogen tijdperk. Waarvan acte.
Evelien Tonkens is hoogleraar aan de Universiteit voor Humanistiek. Jan Willem Duyvendak is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Literatuur
Peters, K., V. van Stipdonk, P. Castemiller (2014). Verkenning van lokale democratie in Nederland. Decentraal Bestuur (decentraalbestuur.nl)
SCP (2014). Burgermacht op eigen kracht? Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerparticipatie. Auteurs: P. van Houwelingen, A. Boelee, P. Dekker. Den Haag: SCP.
Tonkens, E. H., & Wilde, M.de (2013). Als meedoen pijn doet: affectief burgerschap in de wijk. Amsterdam: Van Gennep.
Tonkens, E. H. en I. Verhoeven (2011). Bewonersinitiatieven: proeftuin voor partnerschap tussen burgers en overheid. Een onderzoek naar bewonersinitiatieven in de Amsterdamse wijkaanpak. Universiteit van Amsterdam/AISSR.
Veen, M. van der, & J.W. Duyvendak (2014). Het gelijk van de bakfietsburger. Op eigen kracht onderuit. De Groene Amsterdammer, 16 juli.
Zie ook:
Cover: ‘2015.01.22_Graag meer empirische en minder eufore kijk op burgerinitiatieven_660 ’