Casus Hoe maken we stadswijken structureel groener? Platform31 zet de leerkring 'Vergroening en het omgevingsprogramma' in om het groenbeleid beter te laten wortelen in het gemeentelijk omgevingsbeleid. Wat zijn de ervaringen van verschillende gemeenten met het programma-instrument?
De wijk Amersfoort Schothorst is groen. Toch liggen er nog volop groenkansen. Amersfoort probeert haar buitenruimte klimaatbestendig te maken, vooral door groenmaatregelen te treffen. De maatregelen lijken misschien klein, maar door de afwezigheid van budgetten is elke vergroening positief. In samenspraak met bewoners richt de gemeente parkeerterreinen groener in. Bij het Isegrimplein werden de eerste ervaringen opgedaan, met de ambitie om alle parkeerplaatsen in de omgeving dit voorbeeld te laten volgen.
Inwoners pakken aan
Ook inwoners zetten zich in om Amersfoort te vergroenen. Bijvoorbeeld bij de Oudegein. Hier namen omwonenden het initiatief om een binnenplaats te vergroenen. Zij ontvingen hiervoor een financiële bijdrage van 10.000 euro van de gemeente.
Een ander voorbeeld is het parkeerterrein van winkelcentrum Schothorst. Hier startten omwonenden een vergroeningsproces. Zij wilden meer groen in de buurt realiseren, met name op het volledig versteende parkeerterrein. Hier werd een duurzame groene pergola ontwikkeld, zodat mensen vanuit hun auto onder het groen naar het winkelcentrum kunnen lopen.
Het bezoekerscentrum ‘Het Groene Huis’ ligt in stadspark Schothorst en wordt omringd door enkele hectare groen, met de Amersfoortse woonwijken eromheen. Het is een ruimte voor groene organisaties, waar zij activiteiten kunnen organiseren die te maken hebben met groen en duurzaamheid. Het Groene Huis biedt informatie over de baten van groen en organiseert initiatieven en evenementen om de fysieke leefomgeving te vergroenen en verduurzamen. Doordat het bezoekerscentrum ook breder toegankelijk is voor bijvoorbeeld toiletbezoek, krijgen toevallige passanten informatie over het vergroenen van de leefomgeving.
Vergroening en het omgevingsprogramma
In de leerkring vergroening en het omgevingsprogramma verkennen gemeenten hoe zij groenbeleid beter kunnen verankeren in de instrumenten van de Omgevingswet. De deelnemers trekken een aantal conclusies over het instrument programma:
- Het helpt bij het concretiseren van doelstellingen die in de omgevingsvisie zijn vastgesteld.
- Het legt vast hoe je de doelstellingen gaat bereiken.
- Het legt verbinding met andere domeinen.
- Het is een flexibel instrument.
- Het houdt oog op monitoring en sturing.
- Het stimuleert inzet op communicatie, zowel extern als intern bij de gemeente.
Is het omgevingsprogramma dan ook een goed instrument om in te zetten rondom de vergroeningsopgave? Op de vraag hoe gemeenten de groenopgave concretiseren, hebben de deelnemers de volgende ideeën:
- Stel duidelijke normen.
- Klimaatadaptatie wordt als thema waarschijnlijk steeds belangrijker. Zorg dat je hier voldoende aandacht aan besteedt.
- Stel een aantal gidssoorten van een ecologisch perspectief centraal. Dit kan bijdragen aan de totale vergroeningsopgave.
- Maak de spanning tussen beheer en onderhoud (interne organisatie) expliciet.
Het instrument programma kan onder de Omgevingswet zeker bijdragen aan de vergroeningsopgave. Het instrument draagt immers bij aan:
- Legitimatie waar gemeenten mee bezig zijn.
- Integrale aanpak en verwevenheid met andere programma’s.
- Monitoringsaspect – hoewel dit niet vrijblijvend is.
- Uitvoerbaarheid – men moet concreter nadenken over hoe uitvoering eruit gaat zien.
- Concretiseren van een strategisch vage visie.
- Duidelijkheid naar buiten toe, omdat het gemakkelijk vindbaar is in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Overigens is het wel nodig om goed na te denken over de structuur om het goed vindbaar en raadpleegbaar in het DSO te laten zijn.
Groen en blauw dagen onmiskenbaar bij aan de leefkwaliteit van stedelijke buurten.
‘Groene straat’ door Lea Rae (bron: shutterstock.com)
Naast de voordelen, bestaan er ook nadelen en open vragen. Dit zorgt ervoor dat de deelnemers terughoudend zijn met het starten van een programma groen.
- Is een programma groen voldoende integraal? Het sentiment is dat dit afhangt van de framing van het programma en hoe je het indeelt, want daar is de gemeente vrij in. Het hangt ook af van hoe een gemeente het instrument inzet, want het kan ook een middel zijn om een doel te bereiken (zoals gezondheid).
- De verhouding tussen het huidige instrumentarium en de nieuwe Omgevingswetinstrumenten zijn vooralsnog onduidelijk. Betekent dit dat beleid opnieuw vastgesteld moet worden als de Omgevingswet in werking treedt? Dit is niet nodig, vanwege het overgangsrecht.
- Hoe houdt de gemeente een programma behapbaar en voorkomt zij dubbel werk?
- Het programma is relatief vormvrij voor gemeenten om in te vullen, maar de DSO-structuur zet aan tot nadenken over standaardiseren.
Haakjes met de omgevingsvisie
Het programma concretiseert de strategische richting van de omgevingsvisie. Voor het concretiseren van vergroening helpt het om groen op te nemen in de omgevingsvisie. De gemeenten die deelnemen aan de leerkring maakten op de volgende manieren het haakje met groen:
Amersfoort
Amersfoort hanteert de leidraad Gezond Samenleven, waarin de thema’s groen, water, buitengebied en de ondergrond zijn opgenomen. Er is ook het initiatief voor ‘minder ruimte voor parkeren en meer ruimte voor groen’. Hiervoor moet nog een kwantitatieve norm komen. Veel groenbeleid is versnipperd binnen de gemeente: er is behoefte aan meer integraal beleid. Het concrete haakje met groen blijft iets te abstract, want de wens om een groen programma te maken blijft bestaan. De vraag is hoe breed dit programma moet worden en waar het geld precies vandaan moet komen.
Amsterdam
Amsterdam heeft een groenvisie die integraal is overgenomen in de omgevingsvisie. De strategische keuze is om rigoureus te vergroenen. De groenstructuur maakt dit concreet. De ontwikkelstrategie is gericht op woningbouw als aanknopingspunt, waarin nu een groen spoor wordt opgenomen. Ook hanteert de gemeente een groennorm, maar dit blijkt een blijvende uitdaging in de praktijk.
De opgave is om vast te leggen wat in elk gebied nodig is en dit vervolgens te koppelen aan een meerjarig investeringsprogramma. Door groen in de omgevingsvisie op te nemen wordt financiering een bestuurlijk vraagstuk. Het is nog onduidelijk hoe de governance voor groenblauw tussen de gemeente en het waterschap moet worden georganiseerd.
Dordrecht
Dordrecht heeft groen in de omgevingsvisie vastgelegd en op basis hiervan een groenblauw programma gemaakt. Op inhoud is het programma vastgesteld door de gemeenteraad, maar ook hier is het de opgave om het programma gefinancierd te krijgen. Om het programma te realiseren is de opgave gebundeld met het thema klimaatadaptatie.
Dordrecht heeft een groenblauwe norm bedacht, deze willen ze volgend jaar laten vaststellen. Hierin is de volgende norm opgenomen: 40 procent groenblauw in elk gebied – met een lager percentage voor het stadscentrum. Op dit moment is het nog niet zeker of 40 procent groenblauw op wijkniveau mogelijk is. Dordrecht heeft ook een visie op particuliere tuinen voor de groennorm. De gemeente is bezig met een eis van 12m2 groen voor particuliere grondeigenaren, waarbij (groene) daken ook meetellen.
Eindhoven
Eindhoven heeft een waterberging-checker waar ontwikkelaars kunnen controleren of ze voldoen aan de gestelde normen. Het doel is om daar een groennorm aan toe te voegen – particuliere tuinen tellen niet mee. Groen zit impliciet in drie opgaven van de omgevingsvisie. Voor het vervolg wil Eindhoven ‘groen’ helder definiëren in KPI’s, zodat het aansluit op de vier groenopgaven: identiteit, klimaatadaptatie, biodiversiteit en gezondheid.
Groene daken dragen bij aan een gezond en duurzaam leefklimaat - en zien er ook nog eens fraai uit.
‘Groene daken Klarenbeek, Arnhem’ door INTREEGUE Photography (bron: shutterstock.com)
Renkum
Renkum heeft een hoofdgroenstructuur. Groen wordt in één adem genoemd met klimaatadaptatie. De gemeente zet in op het behoud van groen en lift mee op de grotere programma’s die plaatsvinden in het centrumgebied, zoals een programma wonen, duurzaamheid en leefbare wijken. Deze programma’s bieden aanknopingspunten voor groen en laten zien dat vergroenen geen doel op zich is, maar onderdeel van andere doelen.
Koppelkansen voor groen
Groen is essentieel. Het is geen doel op zich en ook vaak geen hoofdzaak. Daarom is het goed om te weten welke thema’s belangrijk zijn binnen de gemeente en wat de koppelkansen zijn. Voor alle koppelkansen geldt dat het begint met het leggen van contact, om inzicht te krijgen in elkaars doelen en te ontdekken hoe de tijdlijnen van de ontwikkelingen eruit zien. Een ideaal resultaat is het gezamenlijk vastleggen van doelen. Dit draagt bij aan een integrale aanpak. Een mogelijke gezamenlijke werkwijze is om budgetten te ontschotten en te bundelen, bijvoorbeeld door gelden voor groen en fietspaden in één pot te stoppen en te combineren. Op die manier zal de leefomgeving bij elk project verder vergroenen, ook al is dat soms met kleine stappen. Veel kleine stappen leiden uiteindelijk wel tot een complete vergroening van de leefomgeving.
Leerkring vergroening en het omgevingsprogramma
Dit artikel is een terugblik op de derde bijeenkomst van de leerkring vergroening en het omgevingsprogramma.
Platform31 organiseert deze leerkring om groenbeleid beter te verankeren in de instrumenten van de Omgevingswet. In de leerkring ligt de focus op het instrument programma. Om verwarring met bestaande programma’s te voorkomen, noemen we dit instrument het omgevingsprogramma.
Deze leerkring organiseert Platform31 in samenwerking met het ministerie van BZK en het programma Aan de slag met de Omgevingswet. Dat gebeurt in het kader van het interdepartementale traject Groen in en om de stad; een initiatief van de ministeries BZK, LNV, IenW en VWS.
Dit artikel verscheen eerder op platform31.nl
Cover: ‘Woonwijk in de Noorderplassen, Almere’ door Pavlo Glazkov (bron: shutterstock.com)