Interview Als leefbaarheid ergens een thema is, dan is het wel Groningen waar aardbevingen en bevolkingskrimp de laatste jaren in een pittige cocktail samenkwamen. Voor 11 regiocentra zet dat druk op de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving. Een Masterplan moet de omkering brengen. Daniel Depenbrock en Jos van Dalen lichten de aanpak toe.
De 11 regionale centra in Groningen hebben een verzorgingsgebied van circa 350.000 mensen. De betrokken gemeenten hebben samen met de provincie Groningen gekozen voor de systematiek van de brede welvaart om de sociale, economische en fysieke kwaliteit te verbeteren. Voor elk van deze drie pijlers zijn trajecten opgestart, het 'Masterplan Regiocentra' focust tot nu toe op de ruimtelijke ambities. Het plan werd op 5 februari gepresenteerd en overhandigd aan de regionale bestuurders en minister Hugo de Jonge. Een en ander vloeit voort uit de overkoepelende inzet om het leven in het door aardbevingen geteisterde Groningen te verbeteren, niet alleen door herstel maar ook met nieuw perspectief. Daartoe publiceerden de provincie Groningen, de Groningse gemeenten en het Rijk in 2021 een toekomstagenda voor langjarige samenwerking .
‘Kaart regiocentra’ (bron: KAW)
Voor het masterplan heeft KAW onder leiding van Daniel Depenbrock de analyse verricht in de vorm van een QuickScan. Deze mondde per regiocentrum uit in een fysieke investeringsagenda. Deze fysieke investeringen zijn randvoorwaarden om verbetering van de brede welvaart kans te geven. Het gaat onder meer om voorzieningen als onderwijs en werk, wonen, een klimaatbestendige woonomgeving met verblijfskwaliteit, bereikbaarheid, transformeren van verouderde bedrijfslocaties en de uitstraling van plekken. Zowel bestaande plannen van de gemeenten zelf als nieuwe ontwikkelingskansen hebben in de agenda’s een plek gekregen.
Jos van Dalen werkt voor het ministerie van BZK en is gedetacheerd bij de provincie Groningen; toen hij ervan hoorde dat de provincie Groningen KAW de opdracht had gegeven de regiocentra in kaart te brengen, voegde hij zich als 'kwartiermaker' bij het project. “Ik heb eerder aan het Programma Aardgasvrije Wijken gewerkt en houd ervan dicht bij de mensen aan concrete plannen te werken vooral als nog niet duidelijk is op welke wijze het wordt uitgevoerd.”
Het Masterplan: analyse en oplossingsrichtingen
In samenwerking met de betreffende gemeenten heeft KAW deze 11 centra onder de loep genomen: Appingedam, Delfzijl, Bedum, Hoogezand-Sappemeer, Leek/Tolbert, Nieuwe Pekela, Stadskanaal/Musselkanaal, Ter Apel, Uithuizen, Veendam en Winschoten. De uitkomsten zijn vertaald in acht vormen van fysiek investeren, die per kern kunnen worden toegepast.
Samen dragen zij bij aan een omgeving en structuur waarin brede welvaart een betere kans krijgt. Het gaat om deze acht fysieke bouwstenen: bereikbaarheid verbeteren, ontwikkeling rondom hubs, revitalisering winkelgebied, herontwikkeling bedrijfslocaties, maatschappelijk vastgoed, woongebied vernieuwen, groen verbinden en het verbinden van ontwikkelingen. Het zijn investeringen waarvan de gemeenten aangeven dat deze randvoorwaardelijk zijn, in samenhang met de niet-fysieke ingrepen waar zij ook aan werken.
De provincie Groningen heeft al een langere traditie in het versterken van de leefbaarheid, ter ondersteuning van de Groningse gemeenten. Nu worden dus de regiocentra aangepakt, waar komt dat initiatief vandaan?
Van Dalen: “Het momentum ontstond met de Toekomstagenda Groningen die de regio zelf in 2021 heeft vormgegeven. Hier kwam uit dat de versterking van de regionale centra een van de vijf pijlers moest worden. En het heeft een relatie met de maatregelen die gepresenteerd zijn met de kabinetsreactie 'Nij Begun'. Komende tijd wordt uitgewerkt in hoeverre kan worden aangesloten op de maatregelen van Nij Begun en welke mogelijkheden er nog meer zijn om de benodigde investeringen te realiseren. Er is in ieder geval al 20 miljoen euro toegekend voor het sluiten van de Regio Deal met het Rijk."
‘Ingrepen regiocentra’ (bron: KAW)
Daniel Depenbrock: “Wij zijn de regiocentra met de grootste en meest samenhangende problematiek in kaart gaan brengen. Dat betekende veel ter plekke kijken en ook gesprekken voeren met betrokken gemeentebestuurders en ambtenaren. De lokale belangen kwamen zo beter in beeld en die konden we weer matchen met wat we inhoudelijk zagen in de gebieden.”
Van Dalen: “Door die lokale interactie heeft de totstandkoming van het masterplan wel wat meer tijd gekost maar ik denk dat het verhaal er zeker door verrijkt is. Ook is het draagvlak ervoor verhoogd.”
Delfzijl en Appingedam
Delfzijl en Appingedam hebben zich door de eeuwen heen ontwikkeld als twee zelfstandige, unieke steden. Delfzijl valt op als functionele havenstad met een grootschalig karakter en als belangrijkste economische kern na de stad Groningen. Appingedam is het cultuurhistorisch centrum van de regio. De analyse van de brede welvaart laat zien dat er grote opgaven zijn op het gebied van werk, wonen en leefbaarheid.
In beide kernen is de laatste jaren al veel verbeterd zoals in Delfzijl met de strandopgang als zichtbaar resultaat en in Appingedam met de wijkvernieuwing in Opwierde aangejaagd door het noodzakelijke bevingsherstel. De kansen liggen vooral in het creëren van één samenhangend stedelijk gebied, waarin beide steden elkaar aanvullen. De duidelijke verschillen maken dit kansrijk: Appingedam en Delfzijl vullen elkaar van nature aan. In samenhang met de goede economische perspectieven en goed onderwijs (zie de onlangs opgeleverde onderwijscampus) kunnen hier woonmilieus worden toegevoegd die hogere inkomens en jonge mensen aan het gebied binden. Dat is onder meer goed voor het draagvlak van voorzieningen.
Hoe duiden jullie de toegevoegde waarde van dit overkoepelende masterplan ten opzichte van de plannen die er lokaal al lagen?
Depenbrock: “Onze gezamenlijke scope was breed; lopende projecten en nieuwe ideeën bundelen tot een integraal toekomstbeeld voor complete regiocentra, hoe geef je een kern toekomst voor eigen inwoners en het regionale verzorgingsgebied? Daarvoor biedt dit masterplan de agenda voor de toekomst. Daarbij legden we de lat extra hoog, waarbij we met elkaar afspraken dat mogelijk gebrek aan menskracht of middelen geen reden is om de ambitie te verlagen. Dat is wel een omslag in het denken: de laatste jaren starten gemeente weer projecten op, na jaren waarin de krimp-stand in veel gemeenten leidde tot meer voorzichtigheid.”
‘Toekomstbeeld Delfzijl’ (bron: KAW)
Van Dalen: “Veel gemeenten worstelen met het gebrek aan specialistische kennis en menskracht. Het mooie proces dat nu plaatsvindt, is dat door dit masterplan de gemeenten samen op trekken. Bestuurders en ambtenaren weten elkaar beter te vinden en men gaat gezamenlijke thema’s oppakken, bijvoorbeeld het financieringsvraagstuk waar veel gemeenten mee te maken hebben.”
Depenbrock: “Belangrijk is dat gemeenten het nu aandurven om een “plus” te zetten op hun eigen plannen. Ze durven meer te dromen en hogere ambities te formuleren. De gemeenten durven hun voorzichtigheid wat te laten varen. Er is een overtuiging dat voor goede, integrale ambities en plannen ook middelen te vinden zijn.”
Dan het begrip “brede welvaart”, volop in de mode de laatste tijd. Waarom hebben jullie voor die kapstok gekozen?
Depenbrock: “Wanneer we het hebben over het bieden van nieuw perspectief aan de regiocentra en hun verzorgingsgebieden, gaat het in de eerste plaats om hoe mensen hun leven kunnen inrichten, redenen hebben om te blijven, trots te zijn. Basisvoorwaarden als een goede woning, onderwijs en werkgelegenheid, een gezonde leefomgeving, goede bereikbaarheid, ruimte voor ontmoeting en cultuur. Brede welvaart richt zich op zulke waarden. Opvallend in deze regiocentra was dat de fysieke infrastructuur onvoldoende is om serieus de brede welvaart te verbeteren. De analyse levert dan ook een flinke fysieke vernieuwingsagenda op, nadrukkelijk als middel voor brede welvaart en niet als fysiek doel op zich. De planvorm is daarbij niet eens zozeer vernieuwend – want bijna vergelijkbaar met de oude structuurvisies van weleer – maar het is wel nieuw dat gemeenten weer met deze bril op naar hun centra durven kijken.”
Van Dalen: “Gemeenten werken volop aan deelaspecten of deelgebieden. Het is niet de bedoeling om een compleet nieuw plan te maken en alles wat gemeenten zelf al hebben ontwikkeld van tafel te vegen – integendeel. Bestaande bouwstenen worden juist opgenomen. Ik vind Winschoten wel een goed voorbeeld, daar is men al heel ver met de centrumontwikkeling. Het ambitiedocument dat daaraan ten grondslag ligt, nemen wij zeker over. Maar nu kijken we 15 jaar vooruit en verbinden we de verschillende domeinen met elkaar. Dat perspectief is niet vanzelfsprekend.”
Depenbrock: “Als je kijkt hoe de regionale centra er nu bij staan, moeten we constateren dat juist de fysieke investeringen de afgelopen decennia fors zijn achtergebleven. Er zijn bijvoorbeeld veel maatschappelijke accommodaties uit de jaren zeventig van de vorige eeuw; die hebben een schaal en een opzet die niet meer voldoen en bovendien zijn ze versleten. Hetzelfde geldt voor de verkeersoplossingen en de werklocaties. Op al die terreinen moet het beter.”
‘Gracht in Appingedam’ door Marc Venema (bron: Shutterstock)
Van Dalen: “En daarbij kunnen we wat mij betreft echt aanhaken bij de kwaliteiten die dit gebied zeker wel heeft. Er is hier veel van waarde, ook in de cultuurhistorie. Sluit daarop aan. De trots op het gebied mag terugkomen.”
Welke rol vervult de gemeente Groningen in bij het opstellen en verder uitwerken van het masterplan?
Van Dalen: “Groningen heeft aangegeven zelf ook belang te hebben bij een sterke structuur van regionale kernen. Anders zou de druk op de stad ook veel te groot worden. Dus daarom denkt de gemeente Groningen ook mee en treden ze op als adviseur.”
Tot slot, hoe ziet het verdere traject er nu uit?
Van Dalen: “De provincie ondersteunt de verdere uitwerking voor de regiocentra met een budget van 2 miljoen euro. In het voorjaar van 2025 willen we die met een manifestatie presenteren. De bureaus KAW en Bügel Hajema ondersteunen, ook bij de kennisontwikkeling en -overdracht. Ook hebben we de eerder genoemde 20 miljoen euro toegewezen gekregen uit de Regiodeal voor de uitvoering van concrete projecten. De gemeenten leggen daar zelf 20 miljoen euro bij. Uiteraard is dat niet genoeg om alle projecten mee van de grond te krijgen maar het is wel een duidelijk signaal – ook richting andere betrokken partijen – dat de overheid wil investeren in dit gebied.”
Depenbrock: “Na de quick-scan die we nu hebben uitgevoerd en op basis waarvan per gebied de noodzakelijke ingrepen zijn bepaald, zullen we ook het verdere gesprek met de andere belanghebbenden gaan voeren. En niet te vergeten de bewoners zelf.”
‘Kaart brede welvaart van Nederland’ door CBS (bron: KAW)
Van Dalen: “Waarbij de rol van de provincie zeker niet is om top-down de antwoorden te geven. Elke kern krijgt een subsidie van 140.000 euro voor de verdere planuitwerking, wij hebben daar alleen een aantal algemene eisen aan verbonden. Zoals de verplichting van een uitvoeringsagenda. En om ruimtelijke kwaliteit goed in de uitwerking mee te nemen. Maar verder is het aan de gemeenten zelf om de inhoudelijke koers te bepalen.”
Depenbrock: “Het zou mooi zijn wanneer op deze manier uiteindelijk ook het vertrouwen in het gebied in de overheid weer groeit. Want je zult begrijpen dat dat de laatste jaren onder druk stond. En het belangrijkste vind ik dat we collectief, van Den Haag tot Delfzijl, inzien dat het hier niet gaat om Groningen als kostenpost, maar als gebied waarin investeren de moeite waard is.”
Cover: ‘De Overdiep in Veendam, Groningen’ door Joop Hoek (bron: Shutterstock)