Verslag Is leefbaarheid maakbaar? Die vraag stond centraal tijdens een paneldiscussie over het boek ‘Stadsleven’ van socioloog Richard Sennett (zie kader). Aan de hand van stadsverhalen en stedenbouwkundige theorieën poogt de auteur aan te tonen hoe mensen een “goede, open stad” kunnen maken. Het panel deelt zijn conclusie dat leefbaarheid maakbaar is, maar plaatst vraagtekens bij de uitvoering.
Richard Sennett beschrijft de leefbare, open stad door sociologie met de fysieke ruimte te verbinden. De stad bestaat uit een ville en een cité, de specifieke plaats (markten, pleinen, straten) en het levensgevoel (etniciteit, cultuur, gewoonte). Volgens hem is in de afgelopen decennia vooral gewerkt vanuit de visie van de gesloten stad - de ville - die is bedacht en ontworpen door technocraten, terwijl er in de toekomst juist behoefte is aan de open stad. Deze laatste kenmerkt zich door ruimte voor het experiment, waarbij onvoorspelbaarheid, vrijheid (Stadtluft macht frei) en complexiteit sleutelbegrippen zijn.
Gated community tegenover sloppenwijk
Sennett beschrijft de horror van een gesloten buurt als Googleplex in New York en stelt deze gated community tegenover een open wijk als Playa de España in Medellín. In deze sloppenwijk staat een vooruitstrevende architectonische bibliotheek, waar bezoekers – begeleid door jonge kinderen die als gids fungeren - veilig naar toe kunnen. De tegenstelling tussen beide plekken ligt volgens Sennett in het naar binnen keren en afsluiten (Googleplex) en de open ontwikkelingsmogelijkheden (Playa de Espana).
Sennett richt zijn kritiek vooral op alomvattende modernistische stedenbouw-ideologieën als die van Le Corbusier en CIAM. Desondanks schrijft hij de grootschalige blauwdruk niet geheel af.
Emeritus Prof. Nico Nelissen van de Radboud Universiteit denkt dat Sennett in zekere mate gelooft dat leefbaarheid maakbaar is. Het streven naar de ideale stad is een constante in de ontwikkeling van steden. De merkwaardige combinatie van elementen in de stad (functies, personen, culturen) zorgt voor een permanente drang naar het definiëren van de ideale stad.
Stedenbouw richt zich vaak vanuit een bepaalde ideologie, bijvoorbeeld de sociaal-democratie, naar een fysieke, ruimtelijke vertaling hiervan, waarbij de ontwerpers verwachten dat gebruikers zich binnen de uitgewerkte plannen consequent zullen gedragen. Volgens Nelissen gelooft Sennett hier niet in. In zijn boek zijn de ruimtelijke theorie van Jane Jacobs en de sociologische theorie van The Chicago School dominanter. Die vertalen zich in kleinschalige, punctuele ingrepen in bestaand weefsel in plaats van gehele nieuwe wijken als Tabula Rasa.
Utrecht Overvecht
Sennett pleit voor een micro maakbaarheid, die zorgt voor een macro leefbaarheid. Maar op de vraag van Jacobs “Hoe zou jij het dan doen?”, kan hij helaas geen duidelijk antwoord geven. Het panel bekritiseert Sennett op het punt dat hij de stad beschouwt als generiek mondiaal concept. Volgens het panel komt de stad in allerlei verschillende vormen en maten voor. Grote plannen kunnen voor Europese steden misschien minder significant zijn, maar voor ontwikkelingslanden noodzakelijk.Maarten Hajer (UU) noemt de ‘ontwikkelingswijk’ Utrecht Overvecht als een voorbeeld dat zich leent voor het vermengen van ville en cité. De centrale ligging maakt het mogelijk de wijk te verdichten met als basis kwaliteitsvolle voorzieningen, waardoor een wijk ontstaat die voldoet aan de ideologie van een maakbare, betere samenleving. Als daarentegen andere drijfveren de overhand krijgen, zoals de creatie van aardgasvrije wijken, zal de ville weer overheersen.
Abstractie overstijgen
Sennett schrijft de handleiding voor een leefbare stad vanuit sociologisch (de competente stedeling) en stedenbouwkundig (het ontwerpproces) perspectief. De vraag rijst hoe ontwerpers deze abstracte noties kunnen gebruiken voor het ontwerpen van een open stad. Vanuit het panel komen suggesties om de abstractie te overstijgen, bijvoorbeeld door het stapelen van sociale (cité) en asociale (ville) aspecten van de stad. Door je te richten op het ontwerp-passend (ville) maken van plannen ontstaan vaak asociale ontwerpen, zoals bijvoorbeeld de Bijlmer. Dit gesloten proces moet volgens Hajer worden opengebroken door centrale betrokkenheid van bewoners. De NOVI kan een instrument zijn om optimale maakbaarheid en leefbaarheid te bereiken. Daarmee moet het mogelijk zijn de tegenstelling tussen ville en cité in balans te brengen, al maakt het panel niet duidelijk hoe dat moet. Het blijft bij de conclusie dat de leefbare stad maakbaar is, mits je zorgvuldig zoekt naar de relatie tussen dienstbaar ontwerp (ville) en herbergzame ruimte (cité).MCD – Great Books over ‘Stadsleven’ van Richard Sennett
De boekbespreking op 18 april in het Nieuwe Instituut in Rotterdam was deel van de reeks Great Books van de MasterCity Developer (MCD), een gezamenlijke opleiding van de Erasmus Universiteit, TU Delft en de gemeente Rotterdam. Binnen het programma Great Books wordt jaarlijks een bijeenkomst georganiseerd over een boek waarin stedelijke gebiedsontwikkeling essentieel is. Eerdere boekbesprekingen gingen bijvoorbeeld over ‘The Art of City Making’ van Charles Landry en ‘Cities for People’ van Jan Gehl.
Het panel dat Stadsleven van Richard Sennett besprak, bestond uit Nico Nelissen (Radboud Universiteit), Maarten Hajer (Universiteit Utrecht), Bernadette Janssen (BVR), Emiel Reiding (NOVI) en Jeroen de Willigen (directeur Zwarte Hond). Moderator was Paul Gerretsen van de Vereniging Deltametropool. Van de avond is een podcast gemaakt.
Cover: ‘Paneldiscussie Sennett’