Verslag De zeespiegel stijgt - terwijl in grote delen van Nederland de bodem daalt. Het aantal piekbuien neemt toe, waarmee de noodzaak voor verruiming van de capaciteit van onze rivieren ook toeneemt. Kortom:het klimaat verandert, en het wordt steeds noodzakelijker daarmee rekening te houden in onze ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Het Deltaprogramma, een initiatief van het Ministerie van I&M, ging vier jaar geleden van start met als doel Nederland te beschermen tegen hoog water en haar zoetwatervoorziening op orde te houden. Tegelijkertijd biedt het de kans de aanpak van waterveiligheid en ruimtelijke ontwikkeling te koppelen. Nu is het tijd de uitkomsten van alle onderzoek en overleg concreet te gaan maken. Hoe kan de door het Deltaprogramma losgemaakte energie vorm krijgen in concrete projecten?De TU Delft wijdde een middag aan deze vraag in Pakhuis De Zwijger.
Het jaar 2014 vormt de opmaat van het Jaar van de Ruimte (‘Wie maakt Nederland?’) en daarom organiseert de UvA dit jaar een bijeenkomstenreeks over de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Volgend jaar presenteert de Deltacommissaris het Deltaprogramma 2015, met daarin een definitief voorstel voor vijf structurerende deltabeslissingen en voorkeursstrategieën (zie Deltaprogramma 2014, p. 6).
Redenen voor de TU Delft om binnen dit kader een bijeenkomst te organiseren over het Deltaprogramma als kans voor ruimtelijke ontwikkeling in de 21e eeuw. Experts met uiteenlopende achtergronden waren aanwezig. Dit zou in potentie kunnen leiden tot een levendige discussie, maar de aanwezigen bleken het hoofdzakelijk met elkaar eens te zijn over samenwerking en beleidsvoering.
De grootste verdienste van het Deltaprogramma is dat de wateropgave en ruimtelijke kwaliteit nu eindelijk zijn gekoppeld. Daarover zijn alle sprekers het eens. Komende jaren moeten alle partijen echter actief aan de slag om de resultaten van de eerste fase van het Deltaprogramma te implementeren. Want het Deltaprogramma werkt weliswaar als een motor; de losgemaakte energie moet volgens Jandirk Hoekstra (Atelier Kustkwaliteit) wel benut worden. De vraag is hoe dat gedaan kan worden, en wat daar voor nodig is.
De gegeven antwoorden op deze vraag kenmerken zich door de tegenstelling hard – zacht (of: ‘hoofd versus hart’ zoals Jannemarie de Jonge (Wing) het noemt). De context van het Deltaprogramma wordt bepaald door wat Frits Palmboom (Van Eesterenleerstoelhouder TUD) de ‘deltaparadox’ noemt: urbanisatieprocessen vragen om controle, compartimentering en concrete uitvoeringsmiddelen (‘hard’), terwijl de vervloeiende landschappen met hun geleidelijke land / waterovergangen vragen om fluïde bewegingen (‘zacht’). Ook mogelijke oplossingen om het Deltaprogramma in fysieke projecten te implementeren, bevinden zich op de as van deze tegenstelling. Volgens Hetty Klavers (dijkgraaf Zuiderzeeland) kan heel pragmatisch middels follow the money (‘hard’) veelal gemakkelijk aangesloten worden bij kansrijke projecten in de praktijk. In overige gevallen zal een alternatieve, gezamenlijke oplossing (‘zacht’) gevonden moeten worden.
De noodzaak voor (meer) samenhang en verbinding is de andere gemene deler die onderstreept wordt. Hierbij wordt met name naar de Rijksoverheid gewezen als partij om dit te bewerkstelligen. De rol voor de regio (provincies, waterschappen) wordt gezien als het bieden van raamwerken en continuïteit. Op het lokale niveau moeten initiatieven genomen worden. Niet alleen ten aanzien van ruimtelijke ingrepen, maar volgens De Jonge ook ten aanzien van implementatie van structuurvisies. Uit angst voor praktische, financiële gevolgen ervan bestaat nu koudwatervrees voor uitvoering in de praktijk. Hiermee maakt De Jonge het meest urgente punt van de middag. Ook in de lokale besluitvorming is te zien dat momenteel een gebrek aan samenhang tussen alle partijen bestaat, zo vult Josan Meijers (gedeputeerde wonen, ruimte en water Gelderland) aan. Ter verbetering zouden (regionale) communities gevormd moeten worden, om samen te werken en van elkaar te leren. Dit soort samenwerking vereist een soort ‘laboratorium’ als figuurlijke vrije ruimte, en voortdurende onderlinge communicatie.
Tot slot: met elkaar in gesprek blijven is ook belangrijk omdat de publieke mindset ‘gereset’ moet worden: we waren immers geneigd te denken al klaar te zijn met de wateropgave. Het veranderde verhaal is volgens Hans Tijl (directeur Ruimtelijke Ontwikkeling directoraat-generaal Ruimte en Water I&M) moeilijk te vertellen.
Het Deltaprogramma geeft de mogelijkheid hoofd en hart samen te voegen, en onderstreept dat we nú dienen na te denken hoe onze toekomstige ruimtelijke ontwikkeling er moet uitzien. Deze conclusie van de bijeenkomst weerspiegelt de strekking van de middag: het zijn mooie woorden waar niemand het mee oneens kán zijn, maar ze schreeuwen om concrete acties. Oftewel: hands on de delta in. Inhoudelijk kunnen de genodigden het uitstekend met elkaar vinden; hopelijk weten ze elkaar in het werkveld ook snel te vinden.
Ruimtelijke kennis voor 2015: ‘Deltaprogramma als kans voor ruimtelijke ontwikkeling in de 21e eeuw’. 8 mei 2014, Pakhuis De Zwijger Amsterdam.
Inleiders en panelleden:
Han Meyer (onderzoeksleider Integrated Planning and Design in the Delta TUD)
Jandirk Hoekstra (Atelier Kustkwaliteit)
Frits Palmboom (Van Eesterenleerstoelhouder TUD)
Hans Tijl (directeur Ruimtelijke Ontwikkeling directoraat-generaal Ruimte en Water I&M)
Hetty Klavers (dijkgraaf Zuiderzeeland)
Jannemarie de Jonge (Wing)
Josan Meijers (gedeputeerde wonen, ruimte en water Gelderland)
Bas Roels (Wereld Natuur Fonds)
Moderator: Joost Schrijnen
Zie ook:
Cover: ‘2014.06.02_Hands on de delta in_420’