Casus Het betekende destijds een enorme uitbreiding van de stad. Met de bouw van Heerlen-Noord vertienvoudigde Heerlen in omvang, als antwoord op de enorme woningvraag door de mijnbouw. Toen die activiteit wegviel in de jaren zeventig van de vorige eeuw, zakte het gebied diep weg – en die trend moet nu gekeerd. Men trekt er een kwart eeuw voor uit. “Het wordt geen sprint maar een marathon.”
Heerlen groeide door de mijnbouw uit van een dorp van 6.000 inwoners aan het eind van de 19e eeuw tot een stad van ruim 60.000 in de hoogtijdagen van de mijnbouw. Heerlen-Noord speelde daar een belangrijke rol in; het bestaat uit de stadsdelen Heerlerheide en Hoensbroek. Er wonen circa 56.000 mensen, twee derde van de bevolking van Heerlen als geheel (87.000 inwoners).
Onder deze gebieden vallen in totaal 14 wijken. Heerlen-Noord is een van de 20 gebieden die extra steun krijgen van het Rijk in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid.
Het Nationaal Programma Heerlen-Noord heeft als centrale missie ‘betere levenskansen voor de volgende generatie’. Dat gebeurt aan de hand van vijf samenhangende thema’s: wonen, werken, leren, veiligheid en gezondheid.
Heerlen-Noord werd na 1974 (de sluiting van de laatste mijn) hard getroffen. In dit gebied woonden de mijnwerkers, hier bevonden zich ook alle vier de Heerlense mijnen. De beloofde vervangende werkgelegenheid voor de mijnwerkers kwam er niet, zij konden vervolgens maar moeilijk aan de slag bij de Rijksdiensten die in Heerlen werden gevestigd (ABP, CBS, belastingdienst). Bijna tweetende van de inwoners heeft een laag inkomen of kan niet rondkomen, landelijk is dat 20 procent. Een pasgeborene heeft 29 procent kans om later gezondheidsproblemen te krijgen (landelijk 18 procent). Een bewoner van Heerlen-Noord leeft gemiddeld zes jaar korter dan het Nederlands gemiddelde en 19 jaar korter in goede gezondheid. Ook is er sprake van onveiligheid(sgevoelens).
In de Routekaart die Lodewijk Asscher opstelde (en inmiddels is verwerkt in het Toekomstplan), wordt voor elk van de genoemde vijf thema’s een pakket aan ambities en maatregelen geformuleerd. Bij het wonen staat de versterking van de leefbaarheid centraal. Ruim 14.000 woningen (helft van het totaal aantal woningen in Heerlen-Noord) hebben een laag energielabel en moeten worden aangepakt, zowel in de sociale als de particuliere voorraad. Ook de openbare ruimte en het groen verdienen een impuls.
Bij de aanpak van Heerlen-Noord wordt gewerkt met een alliantie-aanpak: circa 25 partijen uit uiteenlopende domeinen hebben het Toekomstplan onderschreven en werken samen in een alliantie-raad en met een alliantie-bestuur.
Meer informatie over het programma is hier te vinden.
Heerlen-Noord stond de afgelopen decennia al meerdere keren in de belangstelling bij plannenmakers. Geen van de aanpakken leidde tot een duurzame verbetering ter plekke. Een paar jaar geleden werd een nieuwe poging ondernomen door de gemeente. Ook maakt het gebied inmiddels deel uit van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid.
‘Lodewijk Asscher’ (bron: studio 38c)
‘Ron Meyer’ (bron: Franco Gori)
Lodewijk Asscher, voormalig minister SoZaWe en PvdA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer, kreeg als ambteloos burger in mei 2021 de vraag of hij aan de slag wilde gaan in het gebied en zo aan de basis wilde staan van een nieuw en meer integraal vernieuwingsplan, dat wél effect zou sorteren. Aan dat verzoek gaf hij graag gevolg: “Ik vond het fantastisch. Ik ging de politiek uit en was op zoek naar een baan en toen werd ik gebeld door de burgemeester: wil je de Marco Pastors van Heerlen-Noord worden?"
"Met drie schoolgaande kinderen in Amsterdam was dat iets teveel maar ik wilde wel graag helpen. Ik ben in mei 2021 begonnen en tot april 2022 betrokken geweest als kwartiermaker. Voor mij was dat de droomopdracht, omdat ik het gebied heel mooi vind, met een weerbarstige geschiedenis. Het komt 100 procent overeen met waar mijn missie ligt als mens en waar ik me graag voor inzet: de kansen voor kinderen, de ongelijkheid aanpakken, de onveiligheid. Maar ook omdat ik er heel veel van mijn verschillende ervaringen in kwijt kon: als wethouder, als minister en als kamerlid.”
Volgens Asscher gaat het bij Heerlen-Noord om grote, bijna wereldwijde vragen, zoals: hoe raken mensen op achterstand bij economische verandering, hoe ontwikkel je een stad, hoe zijn de verhoudingen tussen Rijk en regio? “En aan de andere kant was het heel concreet, zoals met de politie mee ‘s avonds en dan kijken wat er allemaal gebeurt. Met de mensen in de buurt in gesprek. Met de school praten, waar ik hoorde: ‘er komen hier geen leraren want de auto’s worden bekrast.’ Die combinatie was heel boeiend. Het was voor mij ook heel fijn dat het ver af was van Den Haag, ik kon me daardoor in de luwte verdienstelijk maken.”
Geen vertrouwen meer
De energie voor verandering die wel degelijk in het gebied zit, is volgens Asscher “aanstekelijk”. Die zal ook nodig zijn om de opgaven aan te pakken. De kwaliteit van de woningvoorraad is er daar zeker een van, maar wat hij vooral proefde toen hij aan de slag ging was het verdwijnende vertrouwen: “Dat maakte de meeste indruk. Mensen gaan niet stemmen, laten zich niet vaccineren, hebben heel weinig hoop voor de toekomst. Ik vond het ook indrukwekkend dat je binnen Heerlen-Noord – dat geografisch best een groot gebied is – soms van buurtje naar buurtje een hele reis maakt. Van een stukje waar alleen maar schotels te zien zijn tot een stuk met volop oranje vlaggen tijdens het WK. Het verschil in gezondheid vond ikzelf het meest shockerend; 29 procent heeft eerder kans op gezondheidsklachten. Maar daarbij ook het gevoel: die mijnen zijn nu een halve eeuw dicht, dit moeten we toch met elkaar zo langzamerhand kunnen fixen.”
De ‘Routekaart’ die Asscher opstelde, is door de gemeente goed opgepakt: “Het gemeentebestuur is heel ambitieus en dat is echt een voorwaarde in dit soort wijken. De gemeenteraad heeft unaniem ingestemd. Toen we ermee mee bezig waren, was er de hoop dat het kabinet met geld over de brug over zou komen. Dat kwam toen niet; de destijds 16 focusgebieden (inmiddels dus 20, red.) vroegen 2 miljard euro, geen overdreven groot bedrag afgezet tegen de gelden voor bijvoorbeeld de stikstofaanpak. En gezien het feit dat hier ruim 1 miljoen mensen wonen.”
Geld inzetten
“Inmiddels is er wel geld toegezegd vanuit Den Haag; Hugo de Jonge heeft onder meer gezorgd voor de financiering van de programmabureaus in de gebieden die deel uitmaken van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Ook is men inmiddels in Heerlen zelf verder met de plannen. Dat dwingt wel tot beter en nog scherper nadenken: wat zou je nou echt graag willen?” Asscher pleit vooral voor een inzet op de ‘software’: “De corporaties kunnen bijvoorbeeld aan de stenenkant veel doen. Ook is er vanuit het Volkshuisvestingsfonds extra geld voor Heerlen-Noord bestemd. Maar als het gaat om extra geld voor de scholen, om bijvoorbeeld extra lestijd aan te bieden: die financiering daarvan maakt echt geen onderdeel uit van hun reguliere systeem en ze kunnen daar ook niet zelf aan komen. Logischerwijs gaat daar dus een belangrijk deel van de SPUK-middelen naar toe.”
De voormalig minister is hoopvol over de alliantie-aanpak die in Heerlen-Noord is ontwikkeld en verwacht ook dat er lessen uit kunnen worden geleerd voor andere gebieden in Nederland: “Er wordt volop geëxperimenteerd. Wil je daar maximaal baat bij hebben dan moet je een lerend systeem maken, landelijk. Om die goede voorbeelden te delen en van elkaar te leren. Ik denk dat Ron Meyer op heel veel punten vernieuwend bezig is. Denk bijvoorbeeld aan de betrokkenheid van bewoners die hij op geheel eigen wijze organiseert, heel indrukwekkend. En ook hoe hij de verschillende pijlers vertaalt in concrete acties.” Kijkend naar de rol van het Rijk wijst Asscher op de Rijksvertegenwoordigers die elk een van de 20 gebieden in het Nationaal Programma gaan begeleiden: “Als ze in Den Haag het lerende aspect vooropstellen, kunnen ze daar nog veel meer uithalen.”
Man met passie
Het stokje dat Lodewijk Asscher met de Routekaart Heerlen-Noord aanreikte, pakte de genoemde Ron Meyer vorig jaar met bevlogenheid op. Het voormalige gemeenteraadslid (SP, 2006-2022) werd begin 2022 aangesteld als directeur van het Nationaal Programma Heerlen-Noord. Inmiddels is Heerlen-Noord namelijk een van de twintig gebieden die meedraaien in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid.
‘Gezicht op het besneeuwde emplacement van de NS te Heerlen met rechts op de achtergrond de koeltorens van de Oranje Nassau’ door Nederlandse Spoorwegen, (bron: Wikipedia Commons) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel
Een man met meer passie voor de zaak dan Meyer is niet gauw te vinden; hij is zelf geboren en getogen in het gebied en schreef er zijn vlammende epos ‘De onmisbaren’ over – een aanklacht tegen de heersende macht en het onzichtbaar zijn van de kwetsbare werkende klasse. Hij ontvangt ons in een bijzonder gebouw aan de Groeët Genhei 14, boven de bibliotheek en het gemeenschapshuis van de wijk. “Het ontwerp is geïnspireerd op de koeltorens van het voormalige mijnbedrijf, naar een revolutionair ontwerp van professor Frederik van Iterson. Deze vorm is een wereldwijd exportproduct geworden.”
Over de wijk uitkijken
Wat Meyer betreft, staat deze plek voor nieuwe energie: “Het is hier een marktplein waar mensen elkaar ontmoeten, hier lopen de hele dag mensen in en uit. We horen hier in de wijk en dit gebouw leent zich daar prima voor. Men weet ons hier te vinden.”
Het programmabureau voor Heerlen-Noord bestaat uit een compact team van een tiental medewerkers, afkomstig uit diverse disciplines. De rol daarvan beschrijft Meyer als die van een combinatie van een speedboot en een sleepboot: “We moeten snel kunnen reageren op ontwikkelingen die zich voordoen maar tegelijkertijd zijn het de alliantiepartners die het werk moeten doen.”
Hij doelt daarmee op de circa 25 organisaties die vorig jaar juni hun handtekening onder de programmatische aanpak van het gebied hebben gezet. “Wij hebben vooral de verrekijkersfunctie. We klimmen bij wijze van spreken op de mijnsteenberg die boven Heerlen-Noord uitsteekt en zien of er partijen zijn die iets willen ondernemen. Vervolgens proberen wij daar een verbindende rol in te spelen.”
Groot gebied
De rol van de bewoners benoemt de programmadirecteur als essentieel in de aanpak van het gebied. Inmiddels hebben zich twee bewonersinitiatieven bij hem gemeld: “Het gaat hier om een heel groot gebied van maar liefst 14 wijken, met maar liefst 56.000 bewoners. Wij hebben de wijken allemaal bezocht en de bewoners bij zogenoemde buurtbarbecues gesproken. We streven naar een goede vertegenwoordiging vanuit elk van die wijken.”
‘Woningen Vrieheide’ (bron: Programmabureau NPHLN)
“Het is aan de initiatieven om aan te tonen dat zij daarvoor staan. Zo ja, dan zijn zij van harte welkom aan de alliantietafel. Overigens geldt dat ook voor alle alliantiepartners: iedereen moet kunnen aantonen hoeveel mensen hij vertegenwoordigt en welke acties hij onderneemt.”
Ook moeten de partners de werkwijze van het programmabureau onderschrijven: “Het is hier in zekere zin een Gideonsbende: we zijn creatief, denken onorthodox en zitten niet vast in hokjes. Die mentaliteit verwachten wij ook van de andere partijen.”
Welkom heten
Een van de activiteiten die Meyer als voorbeeld noemt in dit verband, is de oprichting van een club met zogenoemde ooievaarmoeders: ervaren moeders die vrijwillige maatjes zijn voor nieuwe ouders met hulpvragen. “Alle inwoners persoonlijk bezoeken, gaat ons niet lukken. Maar dat lukt wel met alle pasgeborenen. Zij heten de ouders en de kinderen welkom in de gemeenschap.”
Want daar is het met name om begonnen bij dit Nationaal Programma: het versterken van de bestaande structuur, sociaal en fysiek: “We willen mensen het gevoel geven: je hoort erbij. Dat zal niet van de ene op de andere dag zijn gerealiseerd. Bewust is voor ons programma een looptijd van 25 jaar uitgezet.
Aan het einde willen we op het landelijk gemiddelde zijn beland; dat is een heuse inhaalrace. Maar niet in de vorm van een sprintje dus, eerder een marathon.” De eerste deelprogramma’s worden inmiddels uitgerold, zo schetst Meyer: “We zijn bijvoorbeeld bezig met ‘verrijkt’ onderwijs, waarbij de scholen extra vakonderwijs geven maar ook bijvoorbeeld inzetten om meer beweging en gezondheid – tijdens een opgerekte schooldag. Twee van de zes scholen zijn daar nu mee bezig, in 2026/27 is het de bedoeling dat alle 26 scholen in het gebied zo werken.”
Een plus zetten
Bij de start van het Nationaal Programma Heerlen-Noord was er nog geen financiële steun vanuit het Rijk, inmiddels is die er wel: “Inmiddels draagt het Rijk voor de helft bij aan de kosten van het programmabureau, de alliantiepartners betalen de andere helft. Uiteindelijk willen we naar een structurele bekostigingsmix van Rijkssteun en bijdragen van de partners, die voor Heerlen-Noord een plus zetten op wat ze normaal toch al doen in het gebied. Daarmee moeten we dan een serieus investeringsvolume kunnen realiseren van jaarlijks zo’n 20 miljoen euro.”
‘Voormalig kantoor mijnbouwbedrijf Oranje-Nassau’ door Loek Tangek (bron: Wikipedia Commons) onder CC BY-SA 4.0, uitsnede van origineel
De extra inzet van lokale partijen is volgens Meyer essentieel om de achterstand van Heerlen-Noord goed te kunnen maken: “Van alle volwassenen is 20 procent laaggeletterd, tegen een landelijk gemiddelde van 12 procent. Dat voert mede terug op de mijnsluitingen, toen er ineens 75.000 werklozen bijkwamen, in deze stad en de regio eromheen. Heerlen-Noord werd daar het hardst door getroffen. In de gemeentebegroting gaat 50 procent naar het sociaal domein en daarvan het grootste deel naar dit gebied.
Het is dus duidelijk: Heerlen heeft hulp nodig, zij kan het niet alleen. Helemaal omdat er in Heerlen-Zuid ook nog twee wijken met een lage SES-score liggen; in totaal hebben we dan over 80 procent van de hele stad.”
Woningen terugkopen
Naast de maatregelen die zijn gericht op de sociaaleconomische ‘verheffing’ van de inwoners, moet er veel aan de fysiek-ruimtelijke kwaliteit van Heerlen-Noord gebeuren. Meyer wijst erop dat – wederom door de mijnsluitingen – er na de sanering van vier voormalige ‘mijnzetels’ grote lege gebieden in Heerlen-Noord ontstonden. “In de jaren tachtig van de vorige eeuw namen de woningcorporaties hun verantwoordelijkheid en bouwden daar voornamelijk voor jonge huishoudens uit heel Limburg.”
Duizenden sociale huurwoningen kwamen erbij, voornamelijk in de vorm van de bekende ‘bloemkoolwijken’, eenzijdig gericht op jonge huishoudens en met een beperkte architectonische en bouwkundige kwaliteit. “Ook op dat gebied hebben we dus een forse achterstand weg te werken.”
De eerste tekenen dat de verbetering wordt ingezet, zijn ook hier waarneembaar: “Twee woningcorporaties hebben onlangs 62 woningen in de buurt Vrieheide teruggekocht van particuliere eigenaren. Die positie is essentieel om actief aan de kwaliteit van de woonomgeving te kunnen werken. Je moet kunnen sturen en zelf bezit hebben.”
Te korte horizon
Dat laatste statement kan zeker worden onderschreven door Barry Braeken, directeur-bestuurder bij Weller Wonen – een van de vier werkzame woningcorporaties in het gebied. Met collega-corporatie Woonpunt heeft Weller Wonen het grootste bezit alhier: beide ruim 3.000 woningen. “Binnen de Alliantieraad en het Alliantiebestuur van Heerlen-Noord vertegenwoordigen wij de corporaties. Voor mij persoonlijk is het een bijzonder project: ik kom zelf uit Vrieheide en mijn moeder woont in dit gebied. Dat voedt zeker mijn drive om Heerlen-Noord beter te willen maken.”
‘Van links naar rechts Maarten Verkerk, Barry Braekens, Bram de Groot’ (bron: @WeDefiinitely fotografie, Weller Wonen, Bram de Groot)
Waar Woonpunt het nodige woningbezit heeft in de oude mijnkoloniën, bevinden de woningen van Weller Wonen zich meer in de nieuwere buurten. Ook daar moet het nodige gebeuren, zo leerde Braeken in de tijd dat hij wethouder was bij de gemeente Heerlen en Heerlen-Noord was aangewezen als ‘Vogelaarwijk’.
”Dat kwam echter onvoldoende van de grond omdat de planningshorizon te kort was en te veel samenviel met de politieke bestuursperiode van vier jaar. Echte veranderingen realiseren, dat vergt een aanzienlijk langere tijd.” De gekozen aanpak in Heerlen-Noord, met een overallplanning van 25 jaar en daarbinnen steeds uitvoeringstranches van 5 jaar, vindt Braeken een stuk beter: “Dat past beter bij ons en vooral beter bij het gebied. We hebben hier te maken met generatielange consequenties van armoede en achterstand, dat maak je niet 1-2-3 goed.”
Positie innemen
Constateren dat een brede en langjarige aanpak de beste is, is echter ook erkennen dat dit een lastige opgave vormt: “Echt integraal werken, dat is de volgende stap die we met elkaar moeten gaan zetten. Iedereen zit nog in de eigen koker, van daaruit komen de eerste voorzichtige samenwerkingen op gang.”
Braeken noemt als voorbeeld de coalitie tussen onderwijs en wonen: “Er is een tekort aan docenten, vooral in de moeilijke buurten. De vacatures worden moeizaam vervuld. Wij reserveren daarom alvast huurwoningen voor deze groep zodat ze zowel zijn verzekerd van een baan als van een huis.”
‘Mijnwerkershuizen Beersdal’ (bron: Programmabureau NPHLN)
Daarnaast is het vooral zaak – waar Ron Meyer ook al op hintte – dat de corporaties in het gebied een ‘plus’ realiseren. Het ‘inponden’ van particuliere woningen in bijvoorbeeld Vrieheide hoort daar zeker bij: “Het zijn pareltjes uit de wederopbouwtijd, deze woningen. Tegelijkertijd is de wijk Vrieheide wel een problematische; deze gold lange tijd als een soort vrijstaat, doe wat je wilt.
Met onder meer veel ondermijning, vooral door drugsteelt. Willen we daar iets veranderen, dan kan dat alleen door er bezit van te nemen. Soms moet je dan geluk hebben: we begonnen met de aankoop van vijf woningen en dat worden er steeds meer. We streven naar zo’n 25 procent corporatiebezit in de wijk; wellicht kost dat 20 jaar maar dat geeft niet. We zijn hier bezig met een lange termijn-aanpak. Wij gaan blijven in dit gebied en dat geeft de bewoners ook vertrouwen. Ze zien dat het ons menens is.”
Extra geld is nodig
Dat de corporaties nu zelf investeren, is volgens Braeken ook noodzakelijk om andere partijen mee te krijgen in de financiering: “Wij realiseren onze reguliere aanpak en plegen daarnaast extra investeringen. Dat is ook goed: we laten zien dat we aan de gang gaan. We hebben bijvoorbeeld ook een flat in de planning naar voren gehaald, om die eerder aan te pakken. Wij gaan graag door in die lijn maar voor de langere termijn hebben we daarin wel cofinanciering van de lokale en landelijke overheid nodig.”
De Weller Wonen-bestuurder wijst in dit verband op de verduurzaming van de 100 jaar oude woningen in de voormalige mijnkoloniën: “Sloop van die karakteristieke woningen zou echt zonde zijn. Maar renovatie in combinatie met verduurzaming is niet goedkoop. Om een aanpak te ontwikkelen die recht doet aan het erfgoedkarakter, zal er extra geld bij moeten. Den Haag komt hier gelukkig regelmatig kijken; dat is ook zeker de verdienste van Ron Meyer.”
Meerdere lijnen
De toekomst van het cultureel erfgoed in voormalig mijnstad Heerlen heeft ook zeker de interesse van programmamedewerker Bram de Groot. Hij was als ambtenaar cultuur en cultureel erfgoed nauw betrokken bij de ontwikkeling van een volwaardig Nederlands Mijnmuseum in Heerlen en mocht er als voormalig directeur van het museum ook daadwerkelijk vorm aan geven. Sinds februari 2023 mag hij het domein wonen en leefomgeving behartigen binnen de aanpak van Heerlen-Noord. Ook hij refereert bij ons gesprek aan eerdere pogingen om Heerlen-Noord op te stoten in de vaart der volkeren: “De Vogelaaraanpak bleek niet zaligmakend, want te veel ruimtelijk ingestoken. Terwijl de problemen in Heerlen-Noord veel meer zitten op onder andere armoede en een gebrek aan maatschappelijke kansen. Daarom is de aanpak langs meerdere lijnen die we nu volgen ook zo essentieel. En dat vraagt om heel grote investeringen: in onderwijs, in werkgelegenheid, in het wonen.”
De plannenmakers in Heerlen geven bewust ook hun ogen en oren de kost in vergelijkbare gebieden zoals Rotterdam-Zuid, zo legt De Groot uit: “Ze zijn daar al veel langer bezig en boeken nu, tien jaar verder, de eerste resultaten. Wij leren daar bijvoorbeeld uit dat het goed is om mensen kansen te bieden maar dat het vervolgens ook de kunst is om hen vast te houden. En daar komt dan onder andere de samenstelling van de woningvoorraad bij om de hoek kijken; kun je mensen door laten groeien in de eigen wijk?”
Samenhang ontbreekt
De afgelopen jaren zijn op diverse plekken in Heerlen-Noord de nodige bouwprojecten gerealiseerd, maar die waren relatief klein van omvang en trokken niet de hele wijk mee omhoog. Inmiddels wordt in buurten zoals de voormalige mijnkolonie Slakhorst gewerkt aan een meer gebiedsgerichte aanpak waarbij nagedacht wordt over de gewenste samenstelling van de wijk, aldus De Groot. “Met de corporaties zijn we in gesprek over hoe we de vergrijzende bevolking levensloopbestendig kunnen huisvesten maar tegelijk ook nieuwe doelgroepen kunnen aantrekken.”
‘Woningen Vrieheide’ (bron: Programmabureau NPHLN)
Het behoud van het cultureel erfgoed van de mijnkoloniën is daarbij een belangrijke doelstelling maar we willen ook de openbare ruimte aanpakken. Destijds ging het hier om tuindorpen met veel groen, maar inmiddels is het erg versteend.”
Een aparte breinbreker vormt het aanbrengen van een overkoepelende stedenbouwkundige samenhang: “In 1899 ging de eerste mijn open en vanaf dat moment werden er nieuwe woningen bijgebouwd. De mijnbedrijven deden dat aanvankelijk zelf, liefst op de goedkoopst beschikbare grond en zo dicht mogelijk tegen de mijnen aan. Dat leidde ertoe dat de nieuwbouw redelijk lukraak werd neergezet, er was geen sprake van stedenbouwkundige planning.”
Geld bijeenhalen
In de opbouw van Heerlen-Noord is de plukjes-stedenbouw goed afleesbaar. “Het is mijn taak om met de corporaties en de gemeente het gesprek over aan te gaan. Nieuw in de aanpak van mijnkolonie Meezenbroek is bijvoorbeeld is dat we gezamenlijk met woningcorporatie en gemeente eerst een cultuurhistorische waardenstelling hebben laten maken, voordat scenario’s voor de aanpak van de wijk worden uitgewerkt. Op basis van de waardenstelling wordt bekeken wat behoudenswaardig is en hoe het financieel kan worden dichtgerekend. Je kijkt al snel tegen een onrendabele top aan. Dan is het de vraag: als het ons dat waard is, die investering, waar halen we dan het geld vandaan?”
De Groot wijst erop dat verschillende dimensies van de aanpak in Heerlen-Noord hier bij elkaar komen: “Energiearmoede is bijvoorbeeld een duidelijk probleem. Met de corporaties kunnen we afspraken over maken over de verduurzaming van hun woningen, maar wat doen we met de mensen in de particuliere woningvoorraad? Willen we daar echt verduurzamen, dan vergt dat forse investeringen. Hoe leggen we al die opgaven op elkaar, op een haalbare manier?”
Prachtig plan
De bewoners van Heerlen-Noord denken daar graag over mee, zo laat Maarten Verkerk desgevraagd weten. Hij woont al ruim 25 jaar in Hoensbroek, een van de buurten in het gebied. De gepensioneerd Philips-medewerker en voormalig Eerste Kamerlid voor de ChristenUnie werd door een buurtgenoot op het Nationaal Programma Heerlen-Noord gewezen en kreeg in 2022 de vraag: denk je mee?
“Het was het moment dat meerdere bewoners zich wilden verenigen. We zijn begonnen om het toekomstplan voor Heerlen-Noord te bestuderen. Bij het opstellen daarvan waren we niet betrokken maar we hebben het met een open blik bekeken.
Onze conclusie: het is een prachtig plan en we zetten graag onze schouders eronder, zonder enig voorbehoud vooraf. We willen een positieve bijdrage leveren, aan het toekomstplan als geheel en aan de projecten die daaronder hangen.” Inhoudelijk pleitten Verkerk en zijn medebewoners er vorig jaar voor om het punt van armoede en eenzaamheidsbestrijding een groter accent te geven. Bovenal gaf men de bereidheid af om te willen meedenken, meebeslissen en mee-uitvoeren – een en ander afhankelijk van de kenmerken van iedere specifieke situatie.
Geen actiegroep
In december 2022 presenteerde de groep bewoners zich formeel bij de gemeente Heerlen en het programmabureau Heerlen-Noord. Het werd gevolgd door het opstellen van een manifest met daarin de visie op de aanpak van het gebied. “Voordat we die tekst naar buiten hebben gebracht, legden we hem eerst voor aan de burgemeester en Ron Meyer. Dat is de manier waarop we hier met elkaar willen omgaan: constructief en met respect.”
Inmiddels is een stichting opgericht die namens de bewoners het gesprek over de aanpak van Heerlen-Noord verder wil voeren met de andere betrokken partijen: “We hebben daarin drie groepen: de doeners, de dromers en de denkers. Inmiddels hebben we 25 leden en we hopen door te groeien naar 35. De inzet is om op alle niveaus van de participatie mee te kunnen doen. Niet als een actiegroep maar wel als een organisatie die ervoor zorgt dat de bewoners volwaardig kunnen meedraaien. Van het individuele projectniveau tot en met onze rol in de alliantie.”
‘Woningen Vrieheide’ (bron: Programmabureau NPHLN)
Het aspect ‘representativiteit’ vindt Verkerk in dit verband essentieel: “Vanuit gemeente en programmabureau krijgen wij die vraag ook – en terecht: wie vertegenwoordigen jullie? Wij gaan voor een goede afspiegeling van alle bewoners en dus niet alleen de bestaande gestaalde kaders. We proberen met zoveel mogelijk bewoners in gesprek te komen en vragen hen of ze onze aanpak willen ondersteunen.”
De naam van de bewonersvereniging onderstreept dit gedachtengoed: ‘Doe Mee Heerlen-Noord!’ “Op een vergelijkbare manier gaan we de komende tijd in gesprek met de partners in de alliantie, om ons voor te stellen en te kijken hoe we elkaar kunnen versterken. En we steken de handen uit de mouwen in de uitvoering. Het programmabureau heeft inmiddels een aantal projecten benoemd waarbij ze ons graag willen betrekken. Vanuit een positieve houding denken we daar graag in mee.”
Cover: ‘Woningen Vrieheide’ (bron: Programmabureau NPHLN)