Nieuws ‘Steun brokkelt af voor de participatiesamenleving’, kopt de Volkskrant eind oktober. Slechts 35% van de inwoners van Nederland is het nog eens met het kabinetsbeleid dat burgers meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en minder een beroep kunnen doen op de overheid. Volgens de verklaring van de onderzoekers schrikken mensen terug voor het daadwerkelijk zelf meer doen en voor hulp aan anderen vragen.
Er is nog een andere verklaring denkbaar. Ik kom daarop na lezing van het prachtige boek Van oude en nieuwe deugden, Levenskunst van Aristoteles tot Nussbaum van Maarten van Buuren en Joep Dohmen. Een boek over deugden, waarden, moraal, ethiek aan de hand van het werk van tien oude en moderne filosofen.
In onze tijd zijn plichts- en nuttigheidsmoraal dominant geworden. Het onderwerp participatiesamenleving is daarvan een mooie illustratie. Onze koning zegt in zijn troonrede op 17 september 2013: ‘Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.’
Participeren wordt neergezet als een morele verplichting voor ieder burger die daartoe in staat is en is bovendien nuttig voor de gehele samenleving om het overheidstekort terug te dringen. Het gesprek over de participatiesamenleving gaat dan al snel en ongemerkt over moeten, procedures, regels, klanten, kosten en budgetten.
Participeren zou ook gepositioneerd kunnen worden als een bredere morele opgave, namelijk één die mensen de mogelijkheid geeft vorm te geven aan het welslagen van hun eigen leven, aan het leveren van een bijdrage aan het geluk van anderen en aan het mede vorm geven van hun eigen leefomgeving. Juist nu mensen mondiger en zelfstandiger zijn, om met onze koning te spreken. Dan hebben we over het goede leven en over levenskunst om grote woorden te gebruiken Participeren niet zien als plicht of nuttigheid, maar als het oefenen van mensen in het vermogen om je eigen omgeving bekwaam vorm te geven. Capability-benadering noemt de filosofe Martha Nussbaum dit.
Hoogleraar politieke wetenschappen Michael Sandel, auteur van Niet alles is te koop, wijst erop dat onze samenleving de afgelopen decennia geleidelijk van een maatschappij met een markteconomie is verschoven naar een marktsamenleving. Niet alleen auto’s en TV’s, maar ook zaken in het publieke domein als zorg, onderwijs en sociale leven worden met de waarden van de markt als verhandelbare goederen gezien. Het maakt mensen tot consumenten en cliënten. De huidige moraal draagt er volgens hem toe bij dat individuen en gemeenschap verkommeren.
Binnen het morele regime van moeten en kosten verandert de betekenis van participeren. Participeren wordt zo wel erg onaantrekkelijk om als mens vol voor te gaan.
Zou de plotselinge afname van de betrokkenheid bij de participatiesamenleving niet het gevolg kunnen zijn van een betekenisverandering?
Gebiedsontwikkeling gaat over maatschappelijke meerwaardecreatie. Over het toevoegen van economische waarden, en ook van ruimtelijk-landschappelijke waarden, sociale en culturele waarden. Je zou ook kunnen zeggen dat gebiedsontwikkeling in essentie gaat over kunnen realiseren van het goede leven.
Het ruimte geven aan initiatieven van bewoners en ondernemers is dan een morele kwestie: het waarden toevoegen aan je eigen goede leven en aan de goede levens van de gemeenschap. Daarover zou het debat moet gaan. Het dominante debat over regels en procedures, effectiviteit en efficiency, eenvoudig en beter ondermijnt de mogelijkheid voor het gesprek over vraagstukken van het goede leven. In onze pluralistische samenleving zijn grote verschillen over de waardering van het goede leven. Juist daarover zou het publieke debat moeten gaan.
Meerlaagse Veiligheid met drie lagen is een relatief nieuw waterveiligheidconcept. De eerste laag is het voorkómen van overstromingen met sterke dijken. De tweede laag is het realiseren van duurzame ruimtelijke inrichting. De derde laag is rampbeheersing bij overstromingen.
Je zou kunnen zeggen dat de eerste laag goed technisch vakmanschap vraagt, de derde laag goede afspraken en procedures.
Laat laag 2 nu net die ruimte is waar mensen met elkaar kunnen werken in het ontwikkelen van het vermogen om hun leefomgeving in te richten. Op het niveau van laag 2 zou participatie juist niet hoeven te gaan over plicht en nut, maar over wat ik maar het goede leven noem en in het discours daarover het vinden van het juiste midden, om met Aristoteles te spreken. Laag 2 is geen technische waardevrije ruimte, maar een publieke waardevolle ontwikkelruimte.
Op Kampereiland in de IJssel-Vechtdelta is dat goed begrepen. Bewoners, Waterschap Groot Salland, Gemeente Kampen, provincie Overijssel hebben twee jaar lang stevige en soms knallende gesprekken gevoerd over het veiliger maken van de regionale kering. Buitendijkse dijkverhoging, binnendijkse waterkering met buitendijkse terpen, een meer robuuste variant met gecontroleerde overloop. Uiteindelijk is het juiste midden gevonden in een combinatie van oplossingen die situationeel het beste passen. Er was ruimte om emoties en kwetsbaarheid van mensen een plek te geven, naast techniek en procedures. Stereotype beelden van bewoners over waterschap en omgekeerd zijn in de ijskast verdwenen. Besef van wederzijdse afhankelijkheid is manifest geworden.
Het IJssel-Vechtdeltaprogramma loopt in 2015 af. Het ziet er naar uit dat de programma-innovators de smaak te pakken hebben gekregen en een vervolgprogramma gaan inrichten om voortreffelijk te worden in meerlaagse waterveiligheid. Aristoteles en Nietzsche zouden trots op hen zijn.
Cover: ‘2014.11.10_Het goede leven op Kampereiland_650’