‘B en W, gemeenteraad, jullie zijn aan zet’. Het is volgens Deetman de logische conclusie van het rapport van “zijn” adviesgroep. Voor zijn toelichting en het programma van het stadsgesprek is veel publieke belangstelling. In een afgeladen zaal van het Prinsenkwartier ziet gastheer Jan Kadijk (TOP Delft) ‘een prachtige afspiegeling van de Delftse samenleving.’
Eigen koers
Dat Delft mag bogen op een rijk verleden en het vermogen heeft om zichzelf een rijke toekomst te bezorgen, ‘zou iedereen in de Randstad, in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, in Nederland en buiten Nederland moeten weten’, aldus Deetman. Dat het stadsbestuur de status van artikel-12 gemeente heeft weten af te wenden, wil niet zeggen dat de financiële risico’s van tafel zijn, zegt Deetman, maar het betekent wel dat je je eigen koers kunt bepalen. Dit is evengoed aan de Delftse samenleving als aan de politiek, zegt hij nadrukkelijk. In de Haagse departementen doet men volgens Deetman graag zaken met gemeenten die bestuurskracht tonen. ‘Vandaar dat de adviesgroep heeft gezegd dat aan het rapport een conclusie moet kunnen worden verbonden die breed wordt gedragen, op een termijn van 10 tot 15 jaar.’ Het rapport bevat dan ook geen gloednieuwe ideeën, wel een serie aanbevelingen ten gunste van een structurele aanpak. ‘U heeft goud in handen. Dat is uw kracht. Nu moet u aan de slag.’
Uitvoeringsagenda
De adviesgroep heeft vijf samenhangende thema’s benoemd. Het college van B en W wordt geadviseerd voor elk thema een uitvoeringsagenda op te stellen, met een duidelijk tijdpad en dito prioritering. Deetman: ‘Hier en daar moet je zaken in mootjes knippen.’
Universiteitsstad?
In verschillende opzichten is TU Delft de grootste partner van de gemeente, stelt Deetman, niet in de laatste plaats vanwege de internationale statuur van de instelling en de verdergaande internationalisering waarop het universiteitsbestuur inzet. “Samenwerken” luidt daarom het devies, ‘nog meer dan nu het geval is.’ Dit betekent onder meer dat Delft een accomoderende gemeente moet zijn. De universiteit is onvoldoende zichtbaar in de stad, waardoor Delft de uitstraling van een echte universiteitsstad ontbeert, stelt de adviesgroep vast. Bovendien is een grote hoeveelheid kenniswerkers die in Delft emplooi vindt, niet anderszins aan de stad verbonden. De hiermee gepaard gaande baten blijven dus uit. Deetman: ‘”Hoe kan ik mensen aan de stad binden?” is een cruciale vraag?’
Evenwicht in woonbestand Behalve tot een tandje bijzetten in de ontwikkeling van de kennisstad Delft maant de adviesgroep tot herstructurering van tussen de Spoorzone en de Schie gelegen stadsdelen. De Delftse woningvoorraad is niet in evenwicht, de sociale woningbouw is dominant. ‘Wie in Delft woont, moet er kunnen blijven wonen, maar er moet wel iets veranderen. Dit vereist een zorgvuldig proces waarvoor je de tijd moet nemen. De mogelijkheden zijn er, gezien de grote stukken braakliggende grond in Delft.’ Deetman herinnert aan de wijze waarop in Almere een nieuwe wijk is gegroeid door investerende burgers. Een aanpak die succesvol is gebleken. ‘Je moet wel een gepaste sfeer creëren.’
Troeven
De gemeente dient ook het verdienmodel te versterken, zegt de adviesgroep. Door de wording van de Technologische Innovatiecampus een extra duw in de rug te geven, door te zorgen voor een goede bereikbaarheid van allerhande bestemmingen en door delen van de stad te transformeren en aantrekkelijker te maken, heeft de gemeente een troef in handen in bovengemeentelijke discussies over onder meer de verdeling en toekenning van gelden. Deetman legt uit: ‘Op het moment dat je erin slaagt hier een aantal voor de kenniseconomie belangrijke activiteiten te ontwikkelen, activiteiten die ook in het buitenland worden gezien, dan help je de metropoolregio een concurrerende positie in te nemen, zowel in Nederland als erbuiten. Het is van belang dat je dat uitbuit.’
Beelden uitdragen
Bouwen aan de internationale reputatie van Delft is mede een kwestie van verspreiding van naam en faam. Stad van Vermeer, leverancier van kennis voor internationale deltaplannen, kraamkamer voor de kwantumcomputer... Delft roept uiteenlopende beelden op. ‘Deze beelden moeten beter worden uitgedragen’, aldus Deetman. Het bevorderen van naamsbekendheid en stimuleren van toerisme is de enige opgave waarin de gemeente volgens de adviesgroep extra moet gaan investeren, in samenwerking met de gemeenten Rotterdam en Den Haag en de metropoolregio.
Meningen gepeild
Voordat vijf genodigden een duit in het zakje doen, wordt de aanwezigen gevraagd ter plekke een online poll in te vullen. Op de vraag “Bent u het eens met de koers in het rapport?” antwoordt ruim 90% “Ja”. Ruim de helft van de aanwezigen geeft aan vertrouwen te hebben in de uitvoering, terwijl 35% twijfelt en bijna 10% er geen fiducie in heeft. De ontwikkeling van de Technologische Innovatiecampus wordt als de meest vooraanstaande van de vijf opgaven gezien (40%), gevolgd door transformatie (herstructurering) van de stad (30%). De bereikbaarheid van de universiteitscampus is voor 5% van de aanwezigen een heet hangijzer. TOP Delft heeft vijf mensen verzocht vanuit verschillende invalshoeken te reageren op onderdelen van het rapport. Dit aan de hand van korte stellingen. De overkoepelende vraag, volgens gastheer Jan Bloemberg (TOP Delft): ‘In de woorden van dhr. Deetman: “Benutten we het momentum?”’
Ondernemers als ambassadeurs
Volgens Peter Ruysch, bestuurslid VNO NCW Delft en voorzitter Stichting Centrum Management Delft (SCMD), zijn de ondernemers in Delft vooral geprikkeld door de opgave de motor (de kenniseconomie) sneller te laten draaien. ‘De parel zit nog wat vast in zijn oester.’ Ondernemers kunnen helpen kennisbedrijven naar Delft te halen en de doorgroei van bedrijven stimuleren. Dit zou onderdeel moeten zijn van een gezamenlijke uitvoeringsagenda. Naast samenwerkingsverbanden zoals Innovation Quarter en Delft Technology Partners kunnen de aanwezige bedrijven an sich ‘als ambassadeurs optreden’ en Delft in binnen – en buitenland promoten als vestigingsplaats. Het zou helpen als Delftse succesverhalen beter worden uitgedragen, zoals Eindhoven dat doet, en als de aanwezige kennis en het vernuft zichtbaar worden in de stad. ‘Dit laat ons, ondernemers, trots op de stad zijn en brengt ons ertoe concreet bij te dragen aan projecten die kenniswerkers hier laat werken én wonen.’ Gevraagd of het programma voor de Technologische Innovatiecampus Delft hier niet in al voorziet, antwoordt Ruysch dat er niet alleen behoefte is aan een ‘mooi uitgewerkt verhaal’. Techondernemers kunnen dankzij hun hands-onmentaliteit juist goed uit de verf laten komen wat Delft te bieden heeft.
Maak de kennis zichtbaar
Chris Verhoeven, verbonden aan het Robotinstituut van TU Delft, merkt in zijn reactie op dat bezoek van elders dat met de trein Delft aandoet, ‘nergens ziet dat er een campus van de TU Delft is’. Als volgend jaar de grootste robotconferentie ter wereld in Delft plaatsvindt, zou de gemeente bijvoorbeeld robots in de openbare ruimte kunnen laten functioneren. ‘Zo is er meer laaghangend fruit dat in overleg tussen gemeente en ingenieurs geplukt kan worden. Maar over een dergelijk contact las ik niets in het rapport.’
In een korte reactie benadrukt Deetman dat gemeente Delft en TU Delft elkaar nodig hebben, zij het niet voor alles of voortdurend, en er dus verstandig aan doen zich in samenhang te ontwikkelen, in het bijzonder met het oog op zichtbaarheid en bereikbaarheid. Gert-Jan Scheurwater, Secretaris van de Universiteit, onderkent de wederzijdse afhankelijkheid en vult aan dat TU Delft een gedeelde uitvoeringsagenda essentieel acht en daartoe ook een convenant met de gemeente voorbereidt.
Experimenteren
Wat de in Delft geboren en getogen ondernemer Leo Quack betreft, tevens huidig Nachtburgemeester, zou alle technische kennis en kunde van de TU nog beter zichtbaar moeten worden in de stad en voor haar bewoners, door het Science Centre of andere locaties meer als etalage te gebruiken. De universiteit heeft ook een keerzijde. ‘Delft is ook maar een dorp, en we hebben nu wel een fietsprobleem’, dat volgens Quack met name ondernemers in de binnenstad treft. Hij pleit ook voor experimenteerruimte voor ondernemers en andere partijen in de stad. Hoe kun je bussen met toeristen toch dicht bij binnenstedelijke bestemmingen laten komen, zodat er geld in het laatje stroomt en er geen grote groepen te voet door het centrum trekken?
Show and tell
Joris van Bergen, bestuursvoorzitter van de historische vereniging Delfia Batavorum en voormalig gemeentesecretaris in Delft, pleit in navolging van Deetman voor actie en draagvlak. Het goud te gelde maken vergt een ‘alliantie van alle partijen die iets kunnen doen.’ Voor inwoners zou dan wel zichtbaar moeten worden dat er een omslag gaande is van ideeën naar uitvoering en wat de aanpak behelst. ‘Hoe ziet de uitvoeringsagenda er uit? Wie zijn de partners?’ Van Bergen is van mening dat de gewenste mate van zichtbaarheid en aanspreekbaarheid een meer directe manier van communiceren door de gemeente en haar partners vereist. ‘Een gratis happening in theater De Veste. Toon ook in buurten wat ter plaatse gebeurt.’
Een geldkwestie?
Mooie plannen maar ‘het geld is op’, reageert Otto Lopes Cardozo vanuit de zaal. ‘Ik zou graag willen dat dit uitgevoerd wordt, maar hoe kan men dit doen?’ Wethouder Aletta Dekker (Financiën) werpt tegen dat er geld in de portemonnee zit. ‘We zijn bezig met financieel herstel en dit betekent dat we ook een investeringsagenda hebben. Bij een uitvoeringsagenda zit ook een financieel plaatje.’ Harry ter Braak, voormalig directeur Financiën van gemeente Delft en oud-gemeentesecretaris, weet uit ervaring: ‘Veel geld is meestal niet de aanleiding tot veel creativiteit.’ Oude verdienmodellen kunnen worden ingewisseld voor nieuwe, betoogt hij. ‘Ik denk dat Delft veel kansen heeft en die gewoon moet pakken.’ Ook Tilly Kaisiëpo, een inwoner van de Poptahof – ‘die voor de helft afgemaakt is’ – geeft aan dat ze trots is op de mooie stad Delft en dat bewoners onderling ‘de communicatie goed moeten vinden en de stad hand in hand op de kaart moeten zetten.’ Deetman besluit dat er een risico kleeft aan alleen maar praten over geld dat er niet is. ‘Je moet het doen met wat je hebt. Ik heb geleerd dat veranderingen doorvoeren makkelijker is wanneer je moet snijden dan wanneer je geld bijpast.’
Transformatie in vier voorstellen
Jan Brouwer, adviseur volkshuisvesting en eigenaar van ABF Cultuur, is het eens met de door de adviesgroep geformuleerde opgave “Zorg voor een integrale aanpak van de transformatie van de stad”. Maar, vraagt hij zich af, hoe pak je dat aan? Niet door alleen de kenniseconomie, de parel, te laten groeien en kenniswerkers de oude wijken binnen te halen. ‘Door de stad te veryuppen, schuiven mensen zonder geld steeds verder op. Dat lijkt me een scenario van niks.’ Delft heeft al een soort grachtengordel, wijst onderzoek uit. Volgens Brouwer is er maar één oplossing voor de sociaal- economische tweedeling waarmee de stad kampt: versterking van de positie van huurders in sociale woningbouw door bewonersparticipatie. ‘Dat is nog een hele klus, want de positie van huurders in Delft is zwak. Bewonersparticipatie is slecht georganiseerd.’
Blijft de vraag: hoe ga je te werk? Een nieuwe Woonvisie is in de maak, weet Brouwer, en die moet uitmonden in prestatieafspraken met woningbouwverenigingen over een forse vergroting van het huurdersaandeel in het besluitvormingsproces. ’20% moet zeker kunnen.’ Voorts zouden huurders moeten kunnen leren zichzelf te organiseren, door ondersteuning te krijgen in het zich eigen maken van benodigde kennis en vaardigheden. Ten derde moet ‘de mist waarmee veel woningbouwverenigingen hun financiën omhullen, verdwijnen.’ Bewoners moeten heldere antwoorden krijgen over onder meer investeringsruime. En ten slotte: de rente staat historisch laag. ‘De gemiddelde schuld op een sociale huurwoning schat ik op 20.000 euro.’ Brouwer vermoedt dat er dus wat speelruimte is en zou graag zien dat woningbouwverenigingen huurders die zelf de handen uit de mouwen steken en meewerken aan de gewenste transformatie, belonen met een lagere huur. ‘Zo zorg je ervoor dat mensen meedoen.’
Niet halen, brengen!
‘Ik heb me nooit zo’n zorgen gemaakt om Delft’, stelt Paul Gerretsen, agent van Vereniging Deltametropool, onomwonden. ‘Zoals in het rapport staat: Nederland ontleent haar kracht aan Delft.’ Kijk bijvoorbeeld naar de watersector en het succes van de Dutch Approach, zegt Gerretsen, die eigenlijk een Delft Approach is. ‘Delft moet veel meer brengen dan het zou moeten willen halen’, luidt daarom zijn stelling. De Randstad is echt een verouderd begrip, we leven tegenwoordig in een complexe netwerksamenleving waarin een stad als Delft en ook de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zich moeten manifesteren. ‘Delft kan dat heel goed, met praktische kennis die op tal van plekken kan worden gebracht.’ Nederland moet bovendien gaan nadenken over nieuwe investeringsprogramma’s, voor ná 2028. Delft moet laten zien wat het kan, aldus Gerretsen, en hoe het beter kan. ‘Hoe het onderste uit de kan wordt gehaald.’ Dus geen spoortunnel zonder bereik, geen stationsgebied waar je niet ziet dat Delft een universiteitsstad is. Wel een TU die uitbreidt in de richting van de stad en langs de oevers van de Schie, zodat kennis en innovatie met productie worden verbonden. ‘Dit betekent dat Delft niet moet claimen maar, door onderlinge solidariteit in de regio, moet krijgen.’
Stadsbouwmeester Wytze Patijn sluit hierop aan door te zeggen dat het stedenbouwkundig verband tussen de stad en de TU-campus aan herijking toe is. ‘Er ligt een aantal belangrijke uitdagingen.’ Zoals genoemd, de zone langs de Schie zou een overgang kunnen zijn naar wijken zoals de Spoorzone en de Poptahof. Dit verdient een langetermijnverkenning, zegt Patijn. ‘Een brug over de Schie’ en andere dan wel betere oost-westverbindingen zijn meer dan welkom. Ook de huidige en toekomstige fietsstromen vragen om verbindingen tussen stad en campus, aldus Patijn. Peter Verschuren, inwoner van Delft, merkt ten slotte op dat hij in het perspectief voor de stad zoals geschetst in het rapport de rol en potentie van culturele instellingen en bestemmingen mist en dat de nadruk wel erg op de kenniseconomie ligt.
Tot slot
Deetman drukt iedereen op het hart dat Delft, het bestuur en de bevolking, eerst zelf haar problemen moet oplossen alvorens ze naar partijen buiten de gemeente stapt. Het is cruciaal eerst een oplossing te bedenken waar iedereen het over eens is. Dan kun je vervolgens gaan brengen, of beter: zeggen hoe je het wilt. Deetman waarschuwt ook. ‘Wanneer wordt gezegd dat de TU Delft zich de verkeerde kant op ontwikkelt, is de basis gelegd voor non-coöperatie.’ Universiteiten, legt hij uit, moeten slagkracht ontwikkelen om te overleven, in de vorm van aan onderzoek gerelateerde bedrijvigheid bijvoorbeeld. ‘Het is uniek in Nederland dat er een universiteit is die wat dat betreft geen sores heeft.’ Over hoe de integratie met de stad tot stand komt, moeten volgens de adviesgroep nog dit jaar afspraken worden gemaakt, verzekert hij en besluit: ‘Ik hoor twijfel: kunnen we het wel aan? Dat is fnuikend.’ Je moet elkaar aanspreken op de risico’s die met bepaalde keuzen gepaard gaan, beklemtoont Deetman, maar ze mogen geen aanleiding zijn tot verstarring. ‘Jullie moeten echt dit jaar de lijnen naar de toekomst trekken. Van het verleden kun je leren, maar blijf er niet te lang in hangen.’
Dit stadsdebat vormt de eerste in een reeks door TOP Delft georganiseerde stadsdebatten over de in het rapport Delft, Parel in de Randstad aangesneden onderwerpen. Op www.topdelftdesign.nl vindt u een actuele agenda.
De vijf hoofdopgaven (statements) uit het rapport Delft, Parel van de Randstad
- Laat de motor sneller draaien
- Zorg voor ‘de laatste kilometer’
- Werk samen in nog te ontwikkelen regionale programma’s
- Zorg voor een integrale aanpak van de transformatie
- Versterk het verdienmodel
Zie ook: Delft, de parel van de Randstad
Cover: ‘Delft’