Persoonlijk Veel stations zitten midden in een transitie of hebben net een gedaantewisseling achter de rug. De trek naar de stad maakt dat stationsgebieden sterk in ontwikkeling zijn en op die locaties veel gebeurt. Niet alleen omdat er steeds meer reizigers komen. Het ideale stationsgebied is ook een hotspot met veel voorzieningen. Waar de trein stopt, begint het gebied. Tijdens het Praktijkcongres 2016 (thema: De Impact van Technologie op Gebiedsontwikkeling) is een deelsessie ingeruimd voor de ontwikkeling van stationsgebieden. Stijn van de Walle, Coördinator Stedenbaan van Netwerk Zuidelijke Randstad, is één van de sprekers. Vijf vragen aan de man die zich in de grote regio rond Den Haag en Rotterdam bezighoudt met ruimtelijke ontwikkelingsvraagstukken in combinatie met mobiliteit.
Tijdens het Praktijkcongres op 3 november aandacht voor de transitie van stationsgebieden
Welke mogelijkheden bieden nieuwe technologieën in en rond stationsgebieden. Wat zijn bepalende ontwikkelingen?
“Wat mij betreft gaat het om twee dingen. Het eerste heeft niet zozeer te maken met nieuwe technologie. Het gebruik van de fiets is populair, bijna de helft van de reizigers komt met de fiets naar het station om vervolgens de trein te nemen. Dat is een trend die gaande is en daardoor zitten stations met een enorme opgave: waar moeten al die fietsen gestald worden? Het tweede punt is de sterke ontwikkeling van vernieuwende technologie. We weten nog niet precies welke kant het op gaat met dingen als de zelfrijdende auto en stedelijke vervoersmodaliteiten. Je ziet mensen op de meest aparte apparaten door de stad gaan en we moeten dan ook ruimte scheppen voor toekomstige ontwikkelingen. Ook al denk ik dat het nog een tijdje gaat duren voordat de zelfrijdende auto echt zijn intrede doet. Het wordt al met al spannend om te zien waar dit heen gaat. Ik verwacht dat vooral aan de randen van de stad en in buitengebieden deze technologische ontwikkelingen effect zullen hebben en dat er bijvoorbeeld ook nieuwe taxidiensten gaan ontstaan. In de stad zelf zal dat iets minder zijn, omdat auto’s daar maar al te vaak in de file staan en daar is de verwachte invloed van deze ontwikkelingen dan ook relatief beperkt.”
Maar in en rondom stations speelt technologie ook een belangrijke rol als het gaat om de aanduiding hoe laat treinen en bussen vertrekken of aankomen. Klopt, niet waar?
“Helemaal waar. Dat is vooral de technologie rondom data en communicatie in combinatie met de deeleconomie. We noemen dat Mobility As A Service. Het is niet alleen zo dat je dankzij het gebruik van een app. goed kunt zien hoe laat je trein precies gaat. Er gaat nog iets anders ontstaan. Door de technologie van onder andere Big Data zullen aanbieders van reisproducten zoveel over hun klanten te weten komen, dat zij ook beter in staat zijn om een passend mobiliteitsproduct aan die klanten aan te bieden. Voor de ene klant die op een bepaald tijdstip van A naar B wil, betekent dit dat je als vervoerder weet dat je er voor moet zorgen dat er een taxi klaar staat. In Amsterdam zijn al busjes met deze werkwijze aan het testen. Het systeem weet dan wat de klant wil: de ene klant wil met een busje verplaatst worden zodra hij op het station aankomt en de ander reist liever deels met het openbaar vervoer en deels met de fiets. Langzaam aan ga je zien dat de kennis over klanten en hun voorkeuren dankzij Big Data ook bij de vervoersbedrijven bekend wordt, zodat ze hun klanten zo goed leren kennen dat ze een geavanceerd vervoersalternatief kunnen aanbieden. Ze zorgen er vervolgens ook voor dat deze rit afgerekend wordt bij de juiste aanbieder. Dat gaat de markt behoorlijk in beweging zetten, ook al weten we nog niet wat en hoe. Het staat nog in de kinderschoenen. Maar het gaat in rap tempo.”
Wat ervaart u als een aantrekkelijk stationsgebied? Waar moet zo’n gebied aan voldoen?
“Dat is erg afhankelijk van het type station. Gaat het om een hoogstedelijk station, dan draait het in mijn optiek niet alleen om het feitelijke het stationsgebied. Het station moet in een hoogstedelijk gebied onderdeel zijn van de stad, waarbij het station naadloos overgaat in de stad. Het is een gemengd gebied waar wonen, werken, recreëren, winkelen, eigenlijk van alles gebeurt. Het station is onderdeel van de stad. Dat zie je steeds meer: Amsterdam CS heeft winkels in het station en het vernieuwde station in Utrecht heeft een tweede verdieping waar een café zit en een restaurant. Eigenlijk is het een beetje het oude stationsrestauratie idee dat terug aan het komen is. Dat betekent dat je op stations meerdere gebruiksfuncties hebt. Een station wordt in steden steeds meer dan een specifiek logistiek mobiliteitsknooppunt. Als we kijken naar de voorsteden en de wijken waar veel meer mensen wonen, dan zie je dat het station daar veel meer de plek is waar je op de trein stapt en waar een goede fietsenstalling moet zijn. Daar is vaak niet voldoende ruimte voor een winkeltje en blijft het vaak een logistiek verhaal.”
U bent een van de sprekers tijdens het Praktijkcongres 2016. De titel van de deelsessie waar u aan meewerkt is ‘Stationsgebied: hollen en stilstaan verbinden’. Kunt u een tipje van de sluier oplichten en zegen waar u het over gaat hebben?
“Waar ik erg voor pleit is het volgende: we hebben richting de toekomst een grote ruimtelijke opgave. Als het gaat om woningbouw dan moeten er plekken worden gevonden waar we dat gaan realiseren. Wat ik wil vertellen is dat we die woningen moeten realiseren op juist die plekken waar de mensen die daar gaan wonen zich het beste kunnen ontplooien. Dan gaat dan om die plekken waar mensen het makkelijkst hun werk kunnen bereiken. Ik denk dat je moet borgen dat mensen gaan wonen op die plekken waar ze een de keuze hebben op welke manier ze zich willen verplaatsen. Het openbaar vervoer moet binnen handbereik zijn en dat geeft ze vervolgens alle ruimte om te beslissen hoe en waar ze willen werken. Vergeet daarbij niet dat er sprake is van een trek naar de stad en dat de economische ontwikkeling vooral in de binnensteden zal plaatsvinden. Daar zal de economie zich gaan concentreren. Daar zullen vooral de banen zijn en dat betekent dat die binnensteden goed bereikbaar moeten zijn. In mijn optiek is dat nabij hoogwaardig openbaar vervoer waarbij ik denk aan een Randstadrailsysteem. Daar zullen we ons met de opgaven voor de toekomst op moeten richten.”
Het Praktijkcongres van 3 november gaat over de impact van technologie op gebiedsontwikkeling. Wat maakt dit een evenement dat we niet mogen missen?
“De toekomst is technologie. Technologie speelt zo’n ontzettend belangrijke rol in ons dagelijks bestaan en is daarmee niet meer weg te denken. Er is een enorm grote maatschappelijke verschuiving gaande, gedreven door alle technologische ontwikkelingen. Ons leven gaat sterk veranderen. Dit gebeurt enerzijds door internet, maar ook omdat we de komende jaren steeds meer op een andere manier gaan reizen. En op een andere manier met elkaar gaan communiceren. De geschiedenis leert dat de maatschappij revolutionair verandert als grote technologische doorbraken op het gebied van energie, communicatie en mobiliteit samen komen. Dat is nu gaande. We gaan onze dagen flexibeler inrichten. De typisch 20e eeuwse scheiding van functies wonen, werken, recreëren verdwijnt steeds meer en er is een duidelijk herkenbare trek naar de stad. Om een innovatieve en krachtige economie te zijn moeten we dus alles op alles zetten om er voor te zorgen dat de steden bereikbaar blijven. Dat doe je niet met meer wegen. Daar is de ruimte niet meer voor. Dat doe je steeds meer met efficiënte middelen zoals modern OV en stedelijk vervoer met oude technologie als lopen en fiets en nieuwe technologie zoals hooverboards en dergelijke. We moeten functies gaan mengen en hard werken om nieuwe prettige stedelijke woon- en werkmilieus te creëren die dichter bij de economische centra zijn. Daar moeten we onze ruimtelijke planning op richten. Het gaat dan om de koppeling van ruimtelijke keuzes aan mobiliteit aan de hand van technologie. Het is gewoon ongelooflijk belangrijk.”
Stijn van de Walle, Coördinator Stedenbaan van Netwerk Zuidelijke Randstad, is één van de sprekers tijdens het Praktijkcongres 2016.
Het congres van 3 november staat in het teken van technologie in de stad. Lees hier het hele programma.
3 november 2016: Praktijkcongres ‘Impact van Technologie op Gebiedsontwikkeling’
De impact van technologie op gebiedsontwikkeling wordt steeds concreter. Het wordt steeds makkelijker om data te verzamelen, te gebruiken en te delen. Uitvindingen op de gebieden van energie, van mobiliteit en van communicatie veranderen de manier waarop de stad wordt beleefd en gebruikt.
LIVE vanuit Washington voorspelt keynote spreker Anthony Townsend(New York University) in de plenaire sessie de toekomst van de Stad.
Peter Russell, decaan van de Faculteit Bouwkunde TU Delft, relateert het thema aan de drie A’s: Architectural design, Africa & Agile. Hoe kunnen we behendig omspringen met de vraagstukken die op ons afkomen? Wat doet het gebruik van data en informatie met de architectuur en de ontwikkeling en opbouw van een stad? Interessante vraagstukken die om een antwoord vragen.
En wat biedt het ontsluiten van informatie over de stad de lokale overheid aan kansen om bijvoorbeeld de leefbaarheid te vergroten? CTO van de gemeente Amsterdam, Ger Baron schetst de perspectieven.
Na het plenaire programma volgen vijf parallelsessies. Hierin wordt vanuit verschillende invalshoeken ingegaan op de impact van technologie op gebiedsontwikkeling. Meld u aan en discussieer mee.
Gespreksleider van de dag is Hans de Jonge, hoogleraar TU Delft/ directievoorzitter Brink Groep.
Klik hier voor het hele programma en om aan te melden.
Cover: ‘randstad rail’