Nieuws De afgelopen twee jaar schreef Joris Luyendijk voor NRC over de Londense City. Hij sprak tweehonderd spelmakers in de City. Zijn conclusie: de financiële crisis is niet voorbij, het wordt alleen maar erger.
De financiële crisis heeft de westerse wereld een enorme slag toegebracht en de gevolgen gaan we nog zeker tien jaar voelen. Het kan zo weer gebeuren. Ik weet zeker dat er over vier of vijf jaar weer een slimme structurer opstaat die een maniertje ontdekt om onder de nieuwe regels uit te komen. God weet wat er dan kan gebeuren.”
Dit komt uit een van de ongeveer tweehonderd interviews die ik de afgelopen twee jaar heb gehouden onder werknemers in de haute finance in Londen. De geïnterviewde was een man van midden dertig; nuchter, vriendelijk en verlegen, ogenschijnlijk de soort figuur die iedereen zich wenst als buurman.
Hij werkte dus bij een topbank als structurer, wat betekent dat hij financiële instrumenten in elkaar zette die zo complex waren dat zijn klanten niet begrepen dat ze ze niet begrepen. Hij had miljoenen verdiend voor zichzelf en een veelvoud voor zijn bank. Nu was hij gestopt en dacht er zelfs over om als toezichthouder te gaan werken.
Wat zeg ik tegen mijn dochter? Papa belazert andere mensen
“Waarom ik ben gestopt? Het was als het verhaal van Faust die zijn ziel verkocht aan de duivel. Ik verkocht mijn ziel voor aardse rijkdommen. In ruil daarvoor eiste de duivel mijn morele faillissement. Heel lang kon ik daar mee leven. En toen niet meer. Ik stelde me voor hoe een zoon of dochter in de toekomst zou vragen: papa, wat doe jij voor werk? Wat moest ik dan zeggen? ‘Nou lieverd, papa belazert andere mensen.’”
Een ogenschijnlijk normale en uitstekend opgeleide man die jarenlang meewerkt aan het legaal oplichten van kleine pensioenfondsen in Duitsland, een gemeente in Zweden of liefdadigheidsinstellingen in de VS. Ik had me op van alles ingesteld toen ik begon aan dit onderzoek, maar niet dat ik zo vaak tegen de beroemde ‘Banaliteit van het Kwaad’ zou aanlopen. De term komt van Hannah Arendt naar aanleiding van haar constatering dat je geen slechte mensen nodig hebt om een systeem draaiende te houden met extreem slechte uitkomsten.
Mijn onderzoek is nu ten einde en daarmee ook de columns waarin ik in deze krant verslag deed. Behalve die tweehonderd interviews heb ik inmiddels ook een paar stapels boeken doorgewerkt en samen leiden die tot een conclusie van vijf woorden: dit kan niet waar zijn.
Ik hoop dat nog steeds. Dat ik op een of andere manier iets cruciaals over het hoofd heb weten te zien, dat ik Financial Times-columnisten als Martin Wolf en Gillian Tett verkeerd lees en dat mijn bronnen collectief de boel bij elkaar hebben verzonnen.
Als dit waar is, dan hebben we een enorm probleem
Want als klopt wat die tweehonderd geïnterviewden zeggen en wat andere insiders schreven in e-mails, en als waar is wat veel boeken en artikelen over de financiële sector beweren, dan hebben we een enorm probleem. Het is een probleem dat ongemoeid gelaten steeds groter zal worden. Nog erger: er is vooralsnog geen werkbare oplossing of uitweg voor handen.
Laat ik eerst proberen de contouren van de impasse te schetsen. Veel is al langsgekomen in afzonderlijke columns maar juist de helikopterblik kan duidelijk maken dat het probleem niet ligt bij individuen en hun hebzucht, maar bij een systeem dat die verleidingen steeds opnieuw schept – zelfs als dit betekent dat het systeem zichzelf aldus steeds verder ondermijnt.
Maar eerst de bijsluiter: dit onderzoek ging over de haute finance in Londen, niet over huis-, tuin- en keukenbankiers bij u om de hoek. Een belangrijk deel van de haute finance in Londen had geen aandeel in de laatste crisis. En het overgrote deel van de mensen die er werken verdienen niet de miljoenenbonussen. De financiële sector is als een olympisch dorp: uitgestrekt, enorm divers en behalve atleten heb je vooral ook heel veel ondersteunende staf.
Maar waar mijn tweehonderd geïnterviewden ook werkten, vrijwel iedereen herhaalde wat de structurer hierboven zegt: er is niks wezenlijk veranderd sinds het faillissement van Lehman Brothers in 2008 de wereldeconomie op een haar na in het ravijn kieperde.
Het probleem in een notendop: megabanken zijn niet alleen te groot en verweven om failliet te kunnen gaan – Too Big To Fail oftewel TBTF. Ze zijn door de aard van hun activiteiten, hun inrichting en wijze van management ook niet langer beheersbaar. Intussen vormen de megabanken samen met een aantal andere clusters van financiële dienstverleners de facto kartels die met hun excessieve winsten tegenkrachten effectief hebben geneutraliseerd. Nog even en je hebt niet langer landen met een financiële sector, maar een financiële sector met landen.
Hoe kan dit mondiale financiële kartel in stand blijven, zodanig dat Time Magazine zijn omslagverhaal over het vijfjarig jubileum van het Lehman-faillissement opende met ‘Hoe Wall Street heeft gewonnen’. Zei de Amerikaanse president Lincoln niet ooit dat “you can fool some of the people all of the time and all of the people some of the time, but you can’t fool all of the people all of the time”.
Het is een troostrijke gedachte, dat je sommige mensen de hele tijd kunt bedonderen en alle mensen een tijdje, maar niet de hele tijd alle mensen. Maar daar gaat het ook niet om. Er zijn critici en Cassandra’s genoeg, zelfs bij een mainstream blad als Time. Waar het om gaat is dat de financiële sector nog altijd voldoende mensen zand in de ogen weet te strooien.
En dat komt mede doordat de interne checks and balances van het financiële stelsel uit het lood zijn geslagen. Hoe dit gebeurt is vervat in een prachtige constatering van de Amerikaanse socialist Upton Sinclair:
Banken moeten hun boeken laten controleren door externe accountants dus je zou denken: die steken hun hand wel op als iets niet klopt. Maar er zijn nog slechts vier grote accountantskantoren en die verdienen enorm aan consultancy-klussen voor dezelfde banken. Sommige accountantskantoren doen zelf ook bankactiviteiten, zoals beursgangen voor kleinere bedrijven.
Hetzelfde probleem betreft de kredietbeoordelaars. Hun ‘ratings’ spelen nog altijd een centrale rol in het financiële stelsel, en nog altijd worden de bureaus betaald door de banken wier instrumenten ze zogenaamd neutraal beoordelen.
Kan je nee zeggen tegen drie, vier of vijf keer je huidige salaris?
Oké, zult u zeggen, maar waarom horen we hierover dan zo weinig? Het antwoord is dat ook de schil die het hele stelsel kritisch zou moeten volgen, grotendeels is kaltgestellt. Allereerst de toezichthouders. Ik sprak er twee uitvoerig en citeer de hoogst geplaatste, zelf een oud-bankier:
“Banken bieden de goede mensen bij ons een boel geld. Dat is de echte karaktertest, of je nee kan zeggen tegen drie, vier of vijf keer je huidige salaris. Denk aan het (in Londen vaak astronomische) schoolgeld en de huizenprijzen. Door over te stappen van mijn bank naar de toezichthouder heb ik die kwaliteit van leven de rug moeten toekeren.”
Intussen zijn topuniversiteiten effectief ingekapseld door de financiële sector: via donaties en gebruik van faciliteiten, maar ook door de trend dat topprofessoren economie duizenden, zo niet tienduizenden dollars per dag kunnen verdienen als consultant, expertgetuige of als privédocent bij de grote banken – in de Angelsaksische wereld gaat dit het verst, in Europa zie je het onder neoliberale druk ook steeds meer. Als je universiteiten met elkaar laat concurreren, moet je niet raar opkijken als ze om geld gaan bedelen bij instanties die door hun wetenschappers juist kritisch zouden moeten worden gevolgd.
Maar de nieuwsmedia dan, vraagt u vertwijfeld? Tja, het internet heeft de klassieke kwaliteitsmedia van hun verdienmodel beroofd terwijl veel kranten zijn gekocht door investeerders die primair rendement eisen, niet kwaliteit. De publieke omroep ligt aan dezelfde ketting. Wanneer de ‘netmanager’ op 31 december het afgelopen jaar Pauw & Witteman moet evalueren, dan rekent hij ze af op kijkcijfers, niet op hoe vaak het de heren lukte om een inhoudelijk gesprek te organiseren over de financiële sector.
Als mensen bloemkolen willen, geven we ze bloemkolen en voor boodschappen moet je bij de supermarkt zijn. Zo denken de commerciële types in de informatiemedia en hun mentaliteit domineert de publieke opinie steeds meer. De financiële lobby is ze er ongetwijfeld dankbaar om.
Maar de politiek dan, hoor ik u roepen. Tja. Het fundamentele probleem is dat de financiële sector mondiaal opereert, terwijl de tegenkracht zich primair op nationaal niveau organiseert. Het helpt evenmin dat nationale parlementsleden in Europa nauwelijks een staf hebben en idioot veel onderwerpen moeten volgen. Intussen verdient een man als Tony Blair nu 2,5 miljoen pond per jaar als speciaal adviseur bij JP Morgan.
Toen Timothy Geitner klaar was als minister van Financiën in de Verenigde Staten ging hij het lezingencircuit in. Hoeveel betaalde Deutsche Bank hem voor een enkele lezing? Tweehonderdduizend dollar. Larry Summers dereguleerde de grote banken onder president Clinton, verdiende daarna als consultant voor diezelfde banken zeventien miljoen dollar en ging toen weer voor president Obama werken.
Zo zijn er talloze voorbeelden. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de letterlijk honderden miljoenen dollars die de sector jaarlijks uittrekt voor lobbyen en campagnedonaties – een deftig woord voor politieke corruptie.
Veel mensen zullen dit lezen en instinctief denken: zo erg kan het niet zijn. Dat klopt vast een beetje want ik moet nuanceringen en tegenvoorbeelden overslaan. Maar mij lijkt onmiskenbaar dat de financiële sector is verworden tot een mondiale moloch van in elkaar grijpende, de facto kartels die samen de markt verdelen en hun royale winsten deels gebruiken om hun machtspositie te behouden.
Wat blijkt? Banken zijn intrinsiek instabiel
Maar het wordt nog erger. Als die megabanken nu adequaat werden geleid, dan leefden we althans onder een stabiel juk. Maar als mijn tweehonderd interviews iets hebben duidelijk gemaakt dan is het dat de banken intrinsiek instabiel zijn.
Vóór dit onderzoek dacht ik dat banken opereerden als legers; een piramide met een heldere bevelstructuur en duidelijke hiërarchische lijnen zodat informatie adequaat van beneden naar boven en terug kan stromen. Het tegendeel is waar. De megabanken bestaan uit eilandjes vol huurlingen. Zakenbankiers in Londen en New York kunnen iedere vijf minuten worden ontslagen, en wie niet iedere paar jaar wisselt van bank is een loser. Op veel van die eilandjes kunnen die huurlingen intussen life changing fortuinen verdienen. Als het echt misgaat betaalt de aandeelhouder of anders de belastingbetaler. Dat is de realiteit achter een beursgenoteerde Too Big To Fail bank.
Luister naar deze trader bij een grote bank:
Probeer in zo’n klimaat als risicomanager bij de bank maar eens de onderste steen boven te krijgen, zonder enige ontslagbescherming. Deze vrouw (van eind twintig) werkt in een megabank bij group financial reporting, de afdeling die alle cijfers verzamelt voor rapportages en het jaarverslag:
“Je zou wat wij doen een ritueel kunnen noemen. Ieder jaargetijde doen we hetzelfde, volgens een vast schema, resulterend in de resultaten die de bank in staat stellen te zeggen: kijk, we hebben de boel onder controle. Het probleem is dat niemand de banken meer begrijpt, inclusief de insiders zelf. Wij als interne accountants horen de bank te begrijpen, en dit begrip te illustreren aan de hand van onze cijfers. Maar het is eerder andersom. Wij hebben een proces, daarmee verzamelen we cijfers en als dat volgens de regels verloopt en iedere stap keurig is gezet, dan geldt de uitkomst als erkend en legitiem. Wat wij doen is legitimatie.”
Zo kan ik nog dertig citaten geven, maar laat ik volstaan met eerder genoemde toezichthouder:
“Uiteindelijk zijn wij afhankelijk van self declaration, van wat het management van de bank ons laat zien. Maar zij weten zelf vaak niet wat er gaande is, omdat banken zo groot en immens complex zijn geworden. Ik denk niet dat ik ooit bewust ben voorgelogen – hoewel ik dat natuurlijk nooit kan weten. De echte dreiging is niet dat het management dingen voor ons verbergt. Het echte gevaar is dat het management zelf niet weet welke risico’s de bank loopt – hetzij omdat niemand dat weet of omdat hun eigen mensen het voor ze verborgen houden.”
Dit is de Too Big to Fail megabank anno nu en Britten hebben daar een mooie zin voor: “What could possibly go wrong?”
Hoe zijn we ooit in dit ommuurde moeras terecht gekomen?
Hoe zijn we ooit in dit ommuurde moeras terecht gekomen? Waar waren we zo druk mee, terwijl de banken via de politiek hun ketens afwierpen, hun de facto kartels vormden of verder uitbouwden en daarna ongehinderd de grootste krediet-luchtbel sinds de jaren dertig opbliezen – aangemoedigd door desastreus beleid van de centrale banken?
Wat ik me herinner van de jaren negentig is dat we genoten van verfrissend nihilistische cabaretiers, van de door en door cynische films van Quentin Tarantino en de Coen Brothers, van Fight Club en de Simpsons. Amerika was verzonken in het proces van O.J. Simpson en daarna het Lewinsky-schandaal, terwijl de westerse intelligentsia in slaap dommelde boven triomfantelijke boeken als Het Einde van de Geschiedenis.
Daarna kwamen de aanslagen van 11 september en een peperdure invasie van Irak. Het hield de publieke opinie bezig en intussen timmerden de megabanken verder aan hun imperia, met aan de top vaak amorele figuren die zo uit een film van Tarantino lijken weggelopen.
En nu? Na de aanslagen van 11 september werd wel gezegd dat nu de ironie voorbij was: wat had je aan dubbelzinnigheid in het licht van het pure kwaad van Al-Qaeda? Dat bleek prematuur, maar de val van Lehman, bijna op de dag zeven jaar na de aanslagen, zou weleens de comeback kunnen inluiden van de ernst.
De mondiale financiële kartels hebben een succesvolle machtsgreep kunnen doen en alleen een politiek proces kan dat ordentelijk ontmantelen en terugdraaien. Voor zo’n proces heb je breed draagvlak nodig en dat vereist geloofwaardigheid – precies het tegenovergestelde van ironie, cynisme en apathie.
Wat een deprimerende rotzooi zijn we ervan aan het maken, als westerse wereld
Of blijven we toch liever nog wat langer in rondjes draaien? Dit was in ieder geval de kardinale misser van Occupy; door zich vooraf politiek neutraal te verklaren, stelde Occupy zich direct buiten het democratische proces dat juist bestaat om stap voor stap breed gedragen institutionele veranderingen in een samenleving door te voeren. Geen wonder dat Occupy snel verzandde in een gesprek over en met zichzelf.
Wat een deprimerende rotzooi zijn we ervan aan het maken, als westerse wereld. Zeker als je bedenkt dat we nu eigenlijk met zijn allen kei- en keihard bezig zouden moeten zijn om onze economie op een ecologisch duurzame leest te schoeien.
Auteursrecht voorbehouden aan NRC.nl
Cover: ‘2013.11.07_het kan zo weer gebeuren_180’