2014.04.11_Het laten draaien van een windmolen_660

Het laten draaien van een windmolen

11 april 2014

4 minuten

Onderzoek Opschalen en saneren. Dat is de grootschalige en complexe opgave waar de provincie Flevoland voor staat. Met de start van het regioplanproces eind 2012 is het doel geformuleerd om een deel van de bestaande solitaire windmolens te saneren en nieuwe windmolenparken te realiseren. Het realiseren van deze opgave middels een samenwerking tussen zowel publieke, private als particuliere partijen is geen vanzelfsprekendheid. Er hebben dan ook sinds de inwerkingtreding van het uitgangspunt opschalen en saneren weinig tot geen ontwikkelingen plaatsgevonden. Een belangrijk product van het regioplanproces is het Regioplan Windenergie dat in gezamenlijkheid wordt opgesteld en de status van structuurvisie krijgt. Met dit Regioplan moeten alle partijen voldoende vertrouwen krijgen dat hun belangen realiseerbaar zijn. Dit vertrouwen is te verkrijgen door een effectieve uitvoeringsstrategie. Dit onderzoek heeft als doel het vinden van een effectieve uitvoeringsstrategie voor het Regioplan die door alle partijen wordt opgepakt. Het onderzoek is uitgevoerd ter afronding van de master Planologie aan de Universiteit Utrecht.

Winnaar Deloitte Rob Slot Scriptieprijs 2013

Om tot een effectieve uitvoeringsstrategie te komen is de situatie van het regioplanproces vanuit verschillende theoretische perspectieven benaderd. Om een zo compleet mogelijke benadering te krijgen is als basis de planningdriehoek gebruikt van Spit en Zoete (2009) met de drie elementen context, proces en object. Vanwege de wederzijdse afhankelijkheid tussen publieke en private partijen is voor de context de netwerkgedachte van Manuel Castells gehanteerd. Het proces is vanwege het gezamenlijke interactieve karakter benaderd vanuit interactief beleid/planvormingsprocessen. En voor de benadering vanuit de windmolen (het object) is gebiedsontwikkeling nieuwe stijl leidend. De vraag was vanuit elke invalshoek dezelfde: welke criteria zijn er voor een effectieve samenwerking?

Zowel vanuit de netwerkbenadering, interactief beleid als gebiedsontwikkeling nieuwe stijl is een overzicht gemaakt van de criteria voor effectieve samenwerking. Daarin komt een vijftal hoofdcriteria terug: overlap in belangen, rolverdeling, garanties, flexibiliteit en (tussentijdse) resultaten. Indien in het proces op deze elementen mismatches zitten, heeft het proces een grotere kans op verstoringen en daarmee neemt de effectiviteit van de samenwerking af.

Bij de belangrijkste partijen rondom het regioplanproces zijn deze criteria voorgelegd door middel van een interview. Met betrekking tot de criteria kwamen in essentie twee belangrijke constateringen naar voren. Ten eerste dat het regioplanproces niet gebaseerd is op een gezamenlijke doelstelling. De partijen doen mee vanuit verschillende, soms overlappende en soms tegenstrijdige, belangen. Het gevolg hiervan is dat voor het slagen van het proces er van de partijen gevraagd wordt dat zij ook bereid zijn te handelen voor doelen die niet direct in de lijn van hun eigen belang liggen. Het is essentieel dat alle partijen beseffen dat het regioplanproces bestaat uit meerdere belangen die allemaal gerealiseerd moeten worden om uiteindelijk ieders eigenbelang te bereiken. De tweede constatering is dat het regioplanproces onder tijdsdruk staat en dat door deze tijdsdruk de urgentie meer aanwezig moet zijn bij de partijen. Zonder de urgentie gaat de kans verloren om met het regioplanproces een integrale kwaliteitsslag te maken.

Voor het omgaan met verschillende belangen en de tijdsdruk zijn er vier aanbevelingen voor de uitvoeringsstrategie. Ten eerste moet de uitvoeringsstrategie de nieuwe rollen en de rolverdeling vastleggen, welke verder gaat dan de traditionele rollen en procedures. Ten tweede moet naar voren komen op welke punten de partijen afhankelijk zijn van elkaar. Ten derde moet de uitvoeringsstrategie een gemeenschappelijke stip op de horizon weergeven waarbij alle partijen weten wat hun bijdrage is om die te bereiken en wat het hen uiteindelijk oplevert. Als laatste dient de uitvoeringsstrategie de urgentie en de positieve en negatieve gevolgen, indien het wel of niet lukt om binnen de gegeven planning ook de stappen te zetten, in beeld te brengen.

Door verschillende belangen en mate van gevoelde urgentie vraagt een effectieve uitvoeringsstrategie meer dan alleen te noteren wie wat doet en wanneer. Voor het regioplanproces kan gesteld worden dat een effectieve uitvoeringsstrategie ook de waaromvraag in beeld brengt. Als de waaromvraag in beeld is, realiseren partijen zich dat ze over de eigen grenzen heen moeten kijken om hun eigen doelstellingen te bereiken. En dat er deadlines zijn waarbinnen deze unieke kans op een integrale kwaliteitsslag zich voordoet.

Zie ook:


Cover: ‘2014.04.11_Het laten draaien van een windmolen_660’


Door Rob van Dijk

Recent afgestudeerd als planoloog


Meest recent

GO Weekoverzicht 21 november door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week waarin bleek dat het einde van de Didam-saga nog niet in zicht is

Wil je helemaal bij zijn bij de (gebieds)ontwikkelingen van deze week? Dan zijn dit de stukken die je gelezen moet hebben. Er is een nieuw hoofdstuk in de Didam-saga en de waterproblematiek vergroot de druk op ruimtelijke plannen in Limburg.

Weekoverzicht

21 november 2024

Zaandammerplein in Amsterdam door TasfotoNL (bron: Shutterstock)

Waardegedreven gebiedsontwikkeling zet baathouder centraal

Ferry Renne, procesmanager bij Brink, pleit voor een verandering in het vakgebied en stelt dat moderne gebiedsontwikkeling dwingt om op een andere manier naar ‘baten’ te kijken. “Zo creëren we kansen voor duurzame oplossingen in de toekomst.”

Analyse

21 november 2024

Wolkenkrabber in Londen in aanbouw door WD Stock Photos (bron: Shutterstock)

Circulaire gebiedsontwikkeling vraagt om meer dan alleen kringlopen sluiten

Circulair beleid richt zich binnen gebiedsontwikkeling nu nog vooral op het hergebruik van materialen. Dat kan en moet anders, blijkt uit een beleidsanalyse van TU Delft-onderzoekers. “Nu blijft het bouwprogramma onaangepast.”

Onderzoek

20 november 2024