13 november 2015
4 minuten
Persoonlijk Succes met een stedenbouwkundig ontwerp bereik je niet met een gelikt plaatje, maar via een intensieve dialoog met de gebruiker. Het kan ontwerpers behoeden voor extremisme en de maatschappelijke meerwaarde verveelvoudigen, zegt Rients Dijkstra in zijn intreerede ‘Design and Society’ die op 20 november plaatsvindt.
Ontwerper, kom uit je ivoren toren. Dat is de boodschap van de kersverse hoogleraar Urbanism aan zijn vakgenoten. Als stedenbouwkundige moet je je in dienst stellen van de ontwerpgave en niet andersom. Doe je dat niet, dan stuit je onvermijdelijk op weerstand. “De onderbuikreactie van leken is sociaal bepaald: die zijn meestal niet enthousiast over verandering. Dat verandert als je het gesprek aangaat. Als gebruikers het gevoel hebben medebepalend te zijn, wordt meer mogelijk”, vertelt de Rijksadviseur voor Infrastructuur en Stad in zijn nieuwe werkkamer.
Waarom is dat geen standaard aanpak?
“Omdat onze beroepsgroep een wereld in zichzelf is. Ze vindt heel andere dingen belangrijk dan de maatschappij. Dat is een deformerend mechanisme. We hebben ons eigen jargon, symposia en tijdschriften. En die richten zich meer op uitzonderlijke ontwerpen dan op de vraag welk ontwerp de grootste maatschappelijk meerwaarde heeft. Het is de slager die zijn eigen vlees keurt. We trekken daardoor naar het extreme.”
Hoe bepaal je wat maatschappelijk relevant is?
“Dat is best lastig, dat heb je niet in kaart door twintig omwonenden om hun mening te vragen. Want dan hebben korte termijn verlangens meestal voorrang. Wat de maatschappij wil staat dan op het tweede plan. Om verder te komen is een waardevol gesprek nodig. Ontwerpers zijn goed in visualiseren en moeten beelden leveren om hulp te bieden bij belangrijke keuzes.
Hoe pak je het dan aan?
Een doorslaggevende ervaring voor mij was de aanpak van de voormalige EON-centrale in Den Haag. De stad wilde in die kaalgeslagen omgeving huizen bouwen voor onder andere gezinnen met kinderen, maar het participatieproces was een ramp. Het was praten om het praten en de sfeer werd slechter en slechter. Mensen wilden weten wat er ging gebeuren. Wij werden erbij geroepen en zijn meteen gaan ontwerpen. Daarover ging vervolgens het gesprek. Van daaruit kun je kennisuitwisseling op gang brengen. Mensen waren tegen hoogbouw, wij legden de financiële consequenties uit. Dat bijvoorbeeld het park dan niet kon worden aangepakt. Toen kwamen we tot resultaten. Het gaat erom dat je mensen serieus neemt en jouw vakkennis meegeeft.”
Scoor je daar ook mee in de bladen?
Nee, terwijl de uiteindelijke tevredenheid van bewoners eigenlijk op de voorpagina zou moeten. Het ontwerp is een illustratie van de kwaliteit die je levert. Het is raar als het ontwerp in de spotlights staat en de rest een verhaaltje voor liefhebbers is. Er is een angst binnen de beroepsgroep om het overzicht te verliezen, het is makkelijker je te concentreren op wat je met collega’s bepraat. Dat zie je in andere sectoren ook. Ouderwetse verkeerskundigen hadden modellen aan de hand waarvan ze doorstroming en verkeersveiligheid verzorgden. Rijbanen, parkeerplaatsen en trottoirbanden werden erin geperst en wat over was, heette de openbare ruimte. Ontwerpen van openbare ruimte was repareren wat misgegaan was nadat het verkeerssysteem was aangelegd.
We zijn dus vooruitgegaan?
Zeker, er zijn mensen opgestaan die ervoor gezorgd hebben dat autoverkeer niet langer sectoraal wordt benaderd.
Een soortgelijke ommekeer is nodig in de stedenbouw?
Ik treed net aan, maar ook binnen de faculteit kunnen we elkaar meer opzoeken. Als Rijksadviseur heb ik gezien dat ministeries sterk sectoraal werken. Uitwisseling is minimaal. Niet uit onwil. Iedereen heeft prioriteiten en budgetten zijn altijd beperkt. Als je boodschappenlijst langer is dan je portemonnee diep, ga je schrappen tot je noodzakelijke dingen overhoudt.
Wat wilt u precies bij Bouwkunde tot stand brengen?
Onderzoek moet niet alleen draaien om geld binnenbrengen of artikelen publiceren. Je moet middel en doel niet omkeren. Het opleiden van kundige praktijkmensen moet niet op het tweede plan komen te staan. Een van mijn ambities is de balans te bewaken tussen praktijk en theorie. En ik wil de maatschappelijke waarde van ontwerpen op de agenda zetten. Ik wil aankomende ontwerpers bijbrengen dat ze het gesprek aan moeten gaan. Niet met een gelikt plaatje, maar door een realistisch beeld te schetsen. Geen romantische, overdreven zonnige eindbeelden, vaak vogelvluchten, maar over plaatjes die helpen begrijpen wat je werkelijk ziet of beleeft.
Je overtuigt toekomstige gebruikers van je ontwerp toch niet met plaatjes met hondenpoep en vuil op straat?
Nou, ik ben daar wel voor. Dat doen we ook wel eens, als een opdrachtgever geen bezwaar maakt.
U bent vooral bekend als ontwerper van het stedenbouwkundig plan voor Leidsche Rijn. Is deze filosofie daarin terug te vinden?
Absoluut. Ik denk dat we hoog scoren als je mensen vraagt of ze er graag wonen. Het is een goed voorbeeld van doorbreken van barrières tussen beroepsgroepen. Wij zijn het gevecht aangegaan met de mensen van Rijkswaterstaat, die vonden dat alleen zíj over snelwegen mochten praten. Hun sectorale plannen voor verbreding van de A2, met geluidsschermen erlangs, zouden de nieuwe stad voor 100.000 mensen en de stad Utrecht van elkaar hebben gescheiden. Het plan heeft voorkomen dat het een satellietstad werd aan de andere kant van ‘de Muur’. Daarbij gaat het om manieren vinden om in gesprek te komen met wegenbouwers, manieren om hen te overtuigen dat je geen bedreiging bent, maar nieuwe kansen brengt.
CV
Rient Dijkstra (1961) studeerde in 1989 af als stedenbouwkundige aan de TU Delft. Na zijn afstuderen werkte hij voor de ArchitectenCie en het Office for Metropolitan Architecture (OMA). Met zijn eigen bedrijf Maxwan werkte hij de afgelopen twintig jaar aan masterplannen voor onder meer Leidsche Rijn, Leiden Centraal Station, Rotterdam Centraal Station, Ring Antwerpen en openbare ruimte en wijken in Moskou. Sinds 2012 is hij Rijksadviseur voor Infrastructuur en Stad. In die hoedanigheid adviseert Dijkstra het Rijk over ruimtelijke programma’s en thema’s als samenhang in mobiliteit en stad.
Zie ook:
Cover: ‘2015.04.17_Rients Dijkstra_660’