Onderzoek Via gebiedsontwikkeling bijdragen aan ‘sterke buurten en gelukkige bewoners’ – hoe meet je of die nobele ambitie ook daadwerkelijk uitkomt? Céline Janssen en Reann Kersenhout gingen met gebiedsontwikkelaar ERA Contour en procesmanagementbureau Kickstad op onderzoek uit. Op naar de manieren om de sociale impact van gebiedsontwikkelingsprojecten op buurten inzichtelijk te maken.
Sociale doelen zoals welzijn, leefbaarheid en rechtvaardigheid nemen de afgelopen jaren een hoge vlucht in gebiedsontwikkeling. Zo is ‘sterke buurten en gelukkige bewoners’ al langere tijd de missie van SKG-partner ERA Contour. Naast de eigen drive van marktpartijen maken tendereisen, de verplichte participatie in de Omgevingswet en Europese wetten en richtlijnen (ESG, CSRD) dat zij hun antwoord klaar moeten hebben op de vraag hoe hun plannen op sociaal vlak aan de maatschappij bijdragen. Maar wat is precies de impact van een gebiedsontwikkeling op bewoners en andere mensen in buurten? Dat is vaak moeilijk hard te maken.
De publicaties over de vier buurtbezoeken worden momenteel afgerond. In het voorjaar organiseren we een afsluitende bijeenkomst waarvoor u zich kunt aanmelden. Tijdens deze dag presenteren we de bevindingen en gaan we in gesprek met vakgenoten over mogelijke doorontwikkelingen en evaluaties op het gebied van sociale duurzaamheid. Ook vindt er op 27 maart een sessie hierover plaats bij het SKG Jaarcongres. Aanmelden voor het Jaarcongres kan hier.
In het ‘Terug naar de Buurt’-project zoeken we daarom naar een praktijkgerichte, systematische manier om gebiedsontwikkelingsprojecten ná oplevering te evalueren, specifiek op sociaal vlak. Hoe leven bewoners in hun buurten? Welke ingrepen werken wel en wat werkt niet? En vooral: wat is een werkbare methodiek om dit in de praktijk te onderzoeken?
De buurten in
Tussen juni 2024 en januari 2025 hebben we de volgende buurten bezocht die door ERA Contour zijn ontwikkeld: The Hudsons in Rotterdam, Mi Oso in Amsterdam Zuidoost, Kloosterburen in Den Haag en Stadstuin Overtoom in Amsterdam. Dit gebeurde samen met Arie Lengkeek (ERA Contour), Romy Raanhuis (ERA Contour) en Jip Pijs (Kickstad). Bij elk buurtbezoek trok een groep van 15 tot 20 deelnemers eropuit: concept- en projectontwikkelaars, planvoorbereiders en bouwers die vanuit ERA Contour aan het project hebben gewerkt, vertegenwoordigers van de woningcorporatie, de betrokken architect én overige enthousiaste vakliefhebbers die meedenken en -doen. Zij kregen de opdracht om in duo’s elk twee of drie bewoners in het gebied te spreken. Dit leverde een interessante bloemlezing aan persoonlijke verhalen op.

Deelnemers lopen rond in The Hudsons in Rotterdam en bespreken met elkaar welke inzichten ze uit de interviews met bewoners haalden.
‘Het ‘Terug naar de Buurt’-project’ door Frank Hanswijk (bron: ERA Contour)
De bezoeken aan de buurten vormen een proeftuin waarin we testen hoe je een buurtevaluatie nu het beste aanpakt. Dat je bewoners wilt spreken spreekt voor zich, maar hoe bereik je hen? Met wie preek je precies en welke vragen stel je vervolgens? Tijdens het traject proberen we verschillende aanpakken uit en bespreken we de voor- en nadelen. Zo merken we dat lokale buurtinitiatieven en beheerders van woningcorporaties vaak de goede contacten kunnen leggen, maar dat we door simpelweg aan te bellen ook veel mensen buiten de ‘usual suspects’ bereiken. Ook merken we dat ‘de beste aanpak’ sterk buurtafhankelijk is. Zo kwamen er in de ene buurt veel bewoners af op een door ons georganiseerde feedback-middag met ruimte voor ontmoeting en lekkere hapjes en drankjes. Datzelfde concept werkte in een andere buurt nauwelijks.
Startvraag gesprek
De Capability-benadering, een evaluatief raamwerk dat centraal stond in Céline Janssen’s proefschrift naar sociale duurzaamheid in gebiedsontwikkeling, biedt inspiratie voor het stellen van de juiste vragen. Dit begint vaak al bij de startvraag. Waar je snel geneigd bent om een bewoner te vragen “wat vindt u van uw buurt?”, kan zo’n vraag het gesprek snel platslaan wanneer iemand bijvoorbeeld direct over een gebrek aan parkeerplaatsen begint. Dit komt omdat er dan direct naar het middel (de fysieke omgeving) en niet naar het doel van leefkwaliteit wordt gevraagd. Vanuit de Capability-benadering is de eerste vraag juist “wat vindt u waardevol in uw leven,” gevolgd door de vraag: “… en hoe helpt uw leefomgeving om dit ook daadwerkelijk te realiseren?” Zo komen we veel meer te weten over wat er allemaal speelt in de levens van bewoners – en welke belemmeringen zij eventueel ervaren. Om dit gesprek te faciliteren maken we dankbaar gebruik van de ‘wijkwaardenkaart’, ontwikkeld door de HAN.
Dit artikel is ook terug te vinden in de nieuwe editie van de Gebiedsontwikkeling.krant. De krant staat in het teken van ‘nieuw vertrouwen’ en is hier te lezen.
De truc is om na een dergelijke start het gesprek terug te leiden naar de ingrepen die tijdens het project zijn verricht, zoals een gezamenlijke binnentuin, veranda’s voor de woningen of specifieke loop- en fietsroutes. Deze vragen moeten gerichter zijn op het project, maar open genoeg blijven om de context te kunnen blijven begrijpen. Op die manier komen we er bijvoorbeeld achter dat de ontworpen veranda’s van Mi Oso er inderdaad voor zorgen dat buren elkaar vaker ontmoeten, maar dat het ontstane buurtgevoel ook sterk met de identiteit van het bredere gebied (in dit geval: Amsterdam Zuidoost) te maken heeft. En dat de veranda’s op sommige plekken in de buurt juist voor een onveilig gevoel kunnen zorgen, wanneer deze te dicht tegen de doorgaande weg aanliggen (en vreemde voorbijgangers gemakkelijk de veranda’s opstappen wanneer het bijvoorbeeld regent).
Mitsen en maren
Op die manier bieden de gesprekken inzicht in hoe allerlei details en contextelementen meespelen in de manier waarop ontwerpingrepen impact hebben op het leven van bewoners. Ook interessant is om te merken dat projectkenmerken soms tegenstrijdige effecten kunnen hebben. Een autovrije straat kan bijvoorbeeld het genot van groen vergroten, maar een grote afstand tussen parkeerplek en woning roept soms ook juist een onveilig gevoel op. Een semicollectieve binnentuin zonder privé-afscheidingen leidt inderdaad tot veel spelende kinderen, maar een bewoner geeft ook aan soms bewust binnen te blijven – omdat de afstand tot de buren wel érg klein is.
We merken dat het besef groeit van waar een abstracte term als ‘sociale impact’ werkelijk over gaat
De beleving van sociale duurzaamheid is persoonsgebonden en altijd afhankelijk van een combinatie van factoren, zowel fysiek als sociaal. Uiteraard is het in gebiedsontwikkeling niet mogelijk om elke bewoner individueel te spreken – dat is ook niet de bedoeling. Het maakt echter het wel uit of we bewoners als een collectieve groep zien (waarvan alle leden hetzelfde effect zullen ervaren) of als individuen waartussen mogelijk verschillende perspectieven kunnen bestaan. Met onze benadering in het Terug naar de Buurt-project proberen we bewust op een kwalitatieve manier alle ‘mitsen en maren’ op te halen, bijvoorbeeld rondom een ingreep als een gedeelde binnentuin.
‘Sociale impact’ krijgt inhoud
Achteraf evalueren helpt om aan de voorkant van projecten anders na te denken over doelen en middelen, ambities en essenties. De Terug naar de Buurt-methode inspireert om al in de planvormingfase te vertrekken vanuit de persoonlijke waarden van huidige en toekomstige bewoners. Het is nuttig om te onderzoeken hoe concrete onderdelen van een project hen bij deze waarden kunnen helpen. Naast het zoeken naar de juiste vragen is het Terug naar de Buurt-project nog veel méér. Heel concreet zijn het organiseren van de buurtmomenten, het verantwoord omgaan met bewonersinformatie of het meebewegen met lokale initiatieven allemaal relevante stappen. Wij doorlopen deze als auteurs, maar dat geldt ook voor alle deelnemende ontwikkelaars en ontwerpers tijdens het project.

Tijdens de terugkomstmiddagen wisselen deelnemers de verhalen die ze ophaalden uit en tekenen zij deze in een kaart van het gebied.
‘Het ‘Terug naar de Buurt’-project’ door Frank Hanswijk (bron: ERA Contour)
Door niet alleen met onderzoekers of conceptontwikkelaars de buurten in te gaan, maar met iedereen die aan gebieden bouwt, merken we dat het besef groeit van waar een abstracte term als ‘sociale impact’ werkelijk over gaat. Veel deelnemers komen enthousiast terug door de mooie verhalen van de bewoners. De grote betrokkenheid van de partners in het veld maakt dat we met dit project ook aan een bredere transitie hopen bij te dragen. Een ontwikkeling waarbij het veel gebruikelijker wordt om regelmatig met bewoners in contact te staan en de impact van de fysieke leefomgeving op de levens van verschillende mensen te staven – juist óók na de oplevering.
Cover: ‘Deelnemers lopen rond in The Hudsons in Rotterdam en bespreken met elkaar welke inzichten ze uit de interviews met bewoners haalden’ door Frank Hanswijk (bron: ERA Contour)