Nieuws De Praktijkredactie van Gebiedsontwikkeling.nu liet zich inspireren door econoom Frank Kalshoven en de scenario’s voor economische groei in zijn boek Groeiland. Helma Born (algemeen directeur Procap), Hans Hugo Smit (senior projectleider Platform 31) en Jeroen Hutten (oprichter Nidoo) starten een polemiek. Helma Born pleit voor een onderbouwde langetermijnvisie op gebiedsontwikking. Dat betekent afkicken van onze verslaving aan Groeiland, repliceert Hans Hugo Smit: de kunst is om gebiedsontwikkeling vorm te geven zonder uit te gaan van groei. Jeroen Hutten pakt de handschoen op en formuleert vier nieuwe toekomstscenario’s voor gebiedsontwikkeling. Deel drie van de polemiek: naar een polemische gebiedsontwikkeling.
Beste Helma, alweer Lehman? Waarom is het omvallen van één bank zo’n obsessie voor het hele vakgebied? Misschien komt het wel door onze obsessie voor bananen. Dat moet ik even uitleggen. John Maynard Keynes voorspelde in 1930 dat we door technische vooruitgang in 2030 nog maar 15 uur per week zouden werken (i). Naar zijn idee zouden de ontwikkeling zo snel gaan dat via het middel (genoeg geld verdienen) het doel (het goede leven) binnen handbereik zou komen. Met zijn inschatting van de technologische vooruitgang heeft John inderdaad raak geschoten. Maar wat blijkt, we werken harder dan ooit tevoren. Middel (geld verdienen) en doel (een goed leven) lijken omgedraaid. Nog niet eerder verdienden we zoveel, terwijl de behoefte aan rust, zingeving en tijd voor jezelf en familie navenant groeide.
Een 15-urige werkweek lijkt onhaalbaar. De verklaring daarvoor komt van een andere grote denker, geen econoom, maar een bioloog, Midas Dekkers (ii). In Een te grote kist met bananen’ (iii) stelt Midas Dekkers:
'Laten we even aannemen dat chimpansees van nature bananen eten. Zo’n chimpansee loopt door het bos en zoekt bananen totdat zijn buikje vol zit. Dat duurt in de goeie tijd van het jaar een uur of vier en dan gaat ie weer op zijn luie reet zitten. Beetje ruzie maken, beetje seks, beetje slapen en de volgende dag weer bananen zoeken. Maar als je een grote kist bananen voor die chimpansees neerzet, dan proberen ze zoveel mogelijk bananen te bemachtigen, met handen en voeten, onder hun oksels, voor elke banaan die ze erbij graaien moeten ze een andere laten vallen. Hebzucht door overvloed, de wortel van alle kwaad.' ..... 'De bankdirecteuren die zo graaien zijn eigenlijk net zo aardig en gematigd als jij en ik. Het zijn gewoon apen die voor een te grote kist bananen zijn gezet.'
Dus toen Lehman viel en de doos bananen kleiner werd raakte de kale aap in paniek of op zijn minst in verwarring. Hoe meer overvloed, hoe harder wij zullen werken, hoe minder we genieten.
‘Hey! Er zit een banaan in je oor! - Afbeelding 1’
Beste Hans-Hugo, ben jij ook zo klaar met bananen? Afkicken is jouw devies. Maar voor iemand kan afkicken, moet hij eerst inzien dat hij verslaafd is. Helaas gaat het ook na vijf jaar crisis in ons vakgebied als we het over groei hebben nog steeds over bananen. We lijken doof voor andere vormen van groei.
Om de discussie over andere vormen van groei en dus andere vormen van gebiedsontwikkeling te kunnen voeren grijp ik terug op de oproep van Helma om een raamwerk te bedenken, dat handvatten biedt voor een discussie over de toekomst van het vakgebied. Door langs twee assen te denken, kunnen we vier toekomstbeelden definiëren.
In lijn met voorgaande – en anders dan Frank Kalshoven – probeer ik weg te blijven van onze obsessie met bananen (als doel). Maar wat dan wel? Zonder daarbij in zachte waarden te verzanden die zo abstract of obligaat zijn dat ze geen concreet alternatief handelingsperspectief bieden.
Voor de horizontale as haak ik graag aan op de Spiral Dynamics-theorie die inzicht biedt in de wijze waarop we naar de wereld kijken. Een theorie die veel zegt over het gebruik van het woord ‘we’, waarover ook Helma en Hans-Hugo schrijven en waar vele andere publicaties aan refereren. Maar wie is ‘we’? De Spiral Dynamics theorie (iv) gaat uit ‘ik’ en ‘wij’-tijdperken, die elkaar afwisselen. Een crisis is een manifestatie van verschuiving van paradigma’s. Verschuivingen verlopen niet van de één op de andere dag, maar gradueel en bij elk nieuw tijdperk blijven kenmerken van eerdere tijdperken zichtbaar.
Zo was er in de jaren ’80 geloof in de maakbare samenleving. De dominante sector was het publieke domein met een autoritaire stijl van leidinggeven. De leefomgeving een klassenmaatschappij en het handelingsperspectief primair gericht op taakuitvoering. Met haar focus op de samenleving kan dit tijdperk als ‘wij’-tijdperk aangeduid worden. Vanaf de jaren ’80 tot circa 1993 nam het neoliberalisme een vlucht. De private sector werd de dominante speler op een wereldmarkt. De opkomst van de manager als leidinggevende lijkt nier meer weg te denken. Innovatie is het spoor waar we op koers(t)en. Globalisering ging gepaard met individualisering waarbij het ‘ik’ centraal stond. Sinds 1993 erodeert het geloof in de wereldmarkt en wint het idee van een wereldgemeenschap aan kracht. Een opkomst vanuit de civiele hoek, die aan betekenis wint. Leidinggeven is vooral coachen en de focus verschuift weer naar het ‘wij’, de gemeenschap. Participatie is het bijbehorende handelingsperspectief.
Alle drie bovenstaande stromingen beïnvloeden – in verschillende mate – ons denken. Het aantrekkelijke van de Spiral Dynamics-theorie is dat ze een poging doet om haar theorie door te trekken naar de toekomst. De volgende fase schetst een leefomgeving die lijkt op een evolutionair systeem, waarbij het natuurlijk ontwerp centraal staat. Het handelingsperspectief richt zich vooral op een integrale benadering en we omarmen een emergente stijl van leidinggeven. Het individu komt weer centraal te staan. Omdat deze fase (tijdens de druk van het boek in 2007) nog in de toekomst lag, kon men niet duiden welke sector in dit meest recente tijdperk naar de voorgrond zou treden. Ik doe een poging… in 2007 kon men nog niet bevroeden hoe groot de impact van sociale media (Facebook verscheen pas in 2008 in Nederland) zou zijn. Sinds enkele jaren weten we hoe social media groepen (tijdelijk) weet te binden. Denk aan Occupy, de Arabische lente. Terwijl het paradoxaal genoeg juist een medium is om het eigen ego op te etaleren (selfie anyone?).
Wat betekenen deze tijdperken voor gebiedsontwikkeling? De recente focus op het individu heeft zijn evenknie in de opstelling van de vakwereld. Partijen focussen zich op ‘hun eigen rol’, die ‘het verschil’ moet gaan maken binnen de gebiedsontwikkeling. In plaats van zichzelf te beschouwen als onderdeel van een groter geheel. Als in publicaties wordt gesproken wordt over ‘we’, wordt in 99% van de gevallen de professional bedoeld die weet (of zou moeten weten) wat een goede omgeving is om te wonen, werken, recreëren, kortom ‘we’ weten hoe het goed leven is. Zo bezien is het maakbaarheidsgedachtengoed nog springlevend. Met als absoluut hoogte- (of diepte)punt een tegenstrijdige uitspraak als: ‘We gaan dit gebied organisch ontwikkelen’. Nog even en ‘we’ gaan toevallige ontmoetingen plannen, het liefst integraal. Een mooie brug naar de tweede as, de nog steeds sterk aanwezige behoefte om planmatig werken en vooral door te pakken, versus de steeds luidere roep om minder te plannen.
Welke toekomstperspectieven komen voort uit het kruisen van deze twee assen? Welke vormen van planologie horen hierbij? Waar sturen we op? Hieronder een voorzet voor vier toekomstbeelden voor gebiedsontwikkeling.
Groeigebiedsontwikkeling
Wat is er eigenlijk mis mee? Vrucht van het neoliberalisme. Bejubeld in de jaren dat winsten verdubbelden en publieke voorzieningen als paddenstoelen uit de lucht schoten. Dit perspectief heeft zijn aantrekkelijke kanten; zeven jaren feest gevolgd door zeven jaren afzien. Is dat erg? Eén hartenkreet voordat het feest weer losbarst. Laat degenen die er een zooitje van maken en dit labiele systeem in zeven jaar opblazen nadien ook bloeden voor hun opportunisme. Het kan niet zo zijn dat de lusten blijven hangen bij de verantwoordelijken en de lasten door de rest van de maatschappij opgehoest moeten worden. Alleen al deze maatregel zal tot minder heftige oscillatie leiden.
Gebiedsontwikkeling nieuwe stijl
Hierover wordt veel gepubliceerd. De dominante onderstroom is dat ‘we (de professional)’ behoefte hebben aan en pleiten voor minder regels, geen blauwdrukken en meer vrijheid. Het initiatief voor een ontwikkeling berust bij de ‘professional’. De focus verschuift naar een werkwijze waarbij de eindgebruiker centraal staat. Een veelzeggende uitspraak, omdat ‘we’ bijna nooit spreken over eindgebruiker. Alsof alle individuele wensen en eisen los van elkaar verenigd kunnen worden. Omdat we beseffen dat er meer is dan geld (of omdat er geen geld meer is), wordt gestuurd op meerwaarde (meer waarde). De grootste uitdaging voor dit toekomstbeeld is wie bepaalt wat meerwaarde heeft?
Participatieve gebiedsontwikkeling
Het zal niet verbazen dat private partijen de koers verleggen naar een nieuwe vorm van gebiedsontwikkeling, met de focus op ‘ik’. Terwijl de participatiemaatschappij een vinding is uit de burelen van de overheid. Tot de jaren ’80 waren de publieke partijen de drijvende kracht achter de vormgeving van de samenleving. Wellicht is de populariteit van CPO bij vele gemeenten hier mee te verklaren. Het bijzondere van de huidige participatiemaatschappij is dat niet, zoals tijdens de Franse revolutie, de burgers op de barricaden gaan voor meer zeggenschap. Het lijkt vooral de overheid die bedacht heeft dat burgers meer samen redzaam moeten zijn. Dezelfde overheid ondergraaft dit toekomstbeeld door haar apparaat te laten krimpen. Je buiten je 40+-urige werkweek inspannen voor de samenleving heeft namelijk alleen een kans als basisvoorzieningen (scholing, zorg) goed zijn geregeld (v) . Tenzij we 15 uur per week gaan werken.
Synthetische gebiedsontwikkeling
Dit laatste toekomstbeeld staat het verst bij ons vandaan. Immers, de focus ligt zowel op het ‘wij’, als op een ongeplande wijze van ontwikkelen. De juiste taal en woorden om haar te omschrijven zijn nog niet gevonden. Ik ontleen een aantal woorden aan Spiral Dynamics en voeg er zelf een aantal aan toe. Kern van dit toekomstbeeld is dat partijen zich dienstbaar opstellen als onderdeel van een groter geheel. Gebiedsontwikkelingen ontstaan daar waar de meeste energie zit. Deze energie ontstaat en bestaat uit de ontmoeting van verschillende meningen, vandaar interactie-planologie. Zoals uit thesen en antithesen synthese ontstaat, ontstaat uit interactie van standpunten en initiatieven binnen een collectief van nieuwe gebiedsontwikkelingen. Het is een vorm van gebiedsontwikkeling die overeenkomsten vertoont met wat de schrijvers via deze polemiek willen bereiken: door elkaar aan te vullen en scherp te bevragen destilleren wij een toekomstbeeld voor het vakgebied. Misschien zouden we dit vierde toekomstbeeld polemische gebiedsontwikkeling moeten noemen.
Beste Helma en Hans-Hugo, zijn dit toekomstbeelden die jullie herkennen? Zijn het beelden waar we handelingsperspectieven aan kunnen hangen? Kunnen we er waarden aan hangen zoals Kalshoven doet in Groeiland en zoals Helma in haar schrijven aanstipte? Ik hoor graag hoe jullie denken dat ‘ons’ vakgebied er in de toekomst uit kan zien.
Met goede groet, Jeroen
(i) https://decorrespondent.nl/3/De-oplossing-voor-bijna-alles-minder-werken/192924699-33b546d6
(ii) Auteur van een zeer leesbaar boek over poepen “De kleine verlossing of de lust van ontlasten”
(iii) Een te grote kist bananen: 35 visies op een duurzame wereld, Pagina 122, E. Schoones, 2009
(iv) Nederland op doorbreken: een vernieuwend perspectief voor een land in crisis over de evolutionaire ontwikkeling van de Nederlandse samenleving, W. van Leijden, P. Zuiker, 2007
(v) https://decorrespondent.nl/1304/Waarom-een-uitdijende-overheid-geen-ziekte-maar-een-zegen-is/83857935832-a4681747
Cover: ‘2014.10.21_Hey er zit een banaan_660’