Verslag De wereld wordt gedomineerd door verstedelijkte regio’s; bonte agglomeraties van bedrijventerreinen en buitenwijken aaneengeregen door infrastructuur. Dromend over een duurzame toekomst zijn stadsplanners voor dit diffuse stadslandschap op zoek naar levendigheid, naar verdichting. Is hoogbouw een effectieve manier om te verdichten? Levert hoogbouw een duurzame stad op? High-rise and the sustainable city (onder redactie van Han Meyer en Daan Zandbelt) onderzoekt de rol van hoogbouw bij het creëeren van duurzame steden, de manieren om hoogbouwbeleid vorm te geven en de duurzaamheid van hoogbouw zelf.
High-rise and the sustainable city bestaat uit 10 verschillende hoofdstukken, elk geschreven door een andere auteur. Sommige hoofdstukken zijn theoretisch of historiserend, anderen juist weer heel persoonlijk. Het boek is daardoor in feite een essaybundel. De hoofdstukken zijn kort en fris en de bijgevoegde literatuurlijst maakt het makkelijk om op het deelonderwerp verder te zoeken.
Het boek is voortgekomen uit de stichting Leergang Intensief Meervoudig ruimtegebruik (sLIM), met steun van de Stichting Hoogbouw en de TU Delft. Daardoor heeft de publicatie een Nederlands tintje en wordt specifiek ingegaan op de Nederlandse situatie. Zowel het hoogbeleid van Rotterdam als dat van Den Haag worden in een apart hoofdstuk besproken.
Deze regelgeving is lang niet altijd succesvol geweest. Kees Kaan omschrijft het procedural landscape dat door alle ruimtelijke plannen ontstaan is. Torenhoge ambities en te gretige investereerders hebben geleid tot een mechanisme dat jarenlang torens heeft gebouwd, terwijl er nauwelijks vraag was. De markt heeft de neiging door te blijven produceren. De overheid moet de markt zodanig gaan faciliteren dat een duurzame stad geproduceerd wordt.
Dat hoogbouw niet vanzelfsprekend duurzaam is, daar zijn de verschillende auteurs van het boek het over eens. Het verschilt per situatie of het gebouw bijdraagt aan bijvoorbeeld dichtheid, levendigheid of CO2-reductie. De reden om toch voor hoogbouw te kiezen, is vooral om de negatieve effecten van alternatieven te vermijden; van ongeremde stadsgroei en suburbanisatie.
De voordelen van hoogbouw liggen daardoor in eerste instantie buiten het project; op stadsniveau. High-rise and the sustainable city gaat uitgebreid in op een goede stedelijke inpassing en modellen om dichtheid te reguleren. Het boek lijkt daardoor soms vooral voor stadsplanners geschreven. Het perspectief van gebruikers, ontwikkelaars of investeerders komt nauwelijks aan bod. Het is daardoor niet zo duidelijk of hoogbouw ook voor hen een duurzame keuze kan zijn, in plaats van een inefficiënt en kostbaar icoon.
De diversiteit aan hoofdstukken en de vele illustraties maken High-rise and the sustainable city een luchtig en toegankelijk boek. De relatie tussen hoogbouw en duurzaamheid is snel inzichtelijk en het is een goed vertrekpunt naar meer specialistische studies. De kracht zit niet in een dwingende aanbeveling maar in de duidelijke afweging: hoogbouw is van nature niet duurzaam, maar kan wel duurzaam ontwikkeld worden en zo een alternatief zijn voor suburbanisatie.
Cover: ‘2012.07.30_Verslag van debat Gebiedsontwikkeling Nieuwe Stijl_180px’