Onderzoek Beleid, plannen, techniek en voorkeuren van bewoners: gebiedsontwikkelaars zijn in de warmtetransitie afhankelijk van nogal wat factoren, wensen en mensen. Dennis Allard, projectontwikkelaar warmte, geeft drie adviezen aan gebiedsontwikkelaars om toekomstbestendige keuzes te maken in de warmtetransitie.
Warmte- en energievoorzieningen realiseren is voor een gebiedsontwikkelaar complex. Gebouwen moeten voorzien worden van een nieuwe en duurzame warmte- en energievoorziening. Daarbij zijn er verschillende hobbels te nemen voordat er daadwerkelijk een warmtevoorziening gerealiseerd kan worden.
Allereerst hebben gebiedsontwikkelaars te maken met de keuzes die gemeenten hebben gemaakt. Gemeenten leggen in hun warmteplannen vast welke delen van de bebouwde kom aangesloten moeten worden op duurzame bronnen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een warmtenet, all-electric oplossingen of een duurzaam gasnet.
Het warmteplan is opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en verplicht gemeenten derhalve een plan te maken om gebieden te verduurzamen. Gebiedsontwikkelaars hebben daar geen invloed op. Dit geldt ook voor de realisatie van collectieve systemen – een warmtenet trek je niet zomaar even door – als specifieke individuele oplossingen – dit vraagt technische kennis en beschikbaarheid van derden, iets wat nu zeker speelt op veel plekken in Nederland waar nu haast gemaakt wordt met de energietransitie.
‘Hoogspanningslijnen die door een groen veld lopen’ door yerv (bron: Shutterstock)
Voor gebiedsontwikkelaars kan het een uitdaging zijn om de gebouwen in een gebied op tijd aangesloten te krijgen, omdat op het moment van oplevering het duurzame alternatief nog niet altijd voorhanden is. De praktijk is dat een gebiedsontwikkelaar dan voor de keuze staat: voor een collectieve aansluiting gaan, zoals een warmtenet (en daardoor in afwachting te blijven van realisatie), of kiezen voor een (al dan niet tijdelijke) individuele voorziening per gebouw.
Als een ontwikkelaar voor die laatste optie kiest, dan heeft dit gevolgen voor de warmtetransitie in een groter gebied. Als er vaker voor individuele oplossingen wordt gekozen dan betekent dit immers minder aansluitingen op het collectieve systeem waardoor een rendabele businesscase voor de aanleg van het collectieve systeem moeilijker rond te rekenen is.
Stand van de warmtetransitie
Nederland wil in 2050 van het aardgas af. Financiële argumenten spelen daarbij een steeds grotere rol, zoals blijkt in het geval van de sterk gestegen aardgasprijs als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Om minder afhankelijk te zijn van het buitenland is het zaak snel van het aardgas te gaan. Het is nog de vraag in hoeverre dit haalbaar is voor alle wijken en in welke mix van soorten warmteoplossingen dit moet gebeuren (collectief zoals een warmtenet of waterstofnet, individueel zoals all-electric met warmtepompen of infraroodpanelen).
Gemeenten worstelen met de vraag hoe wijken van het aardgas te krijgen. Daarbij speelt een nieuwe wet ’gemeentelijke instrumenten warmtetransitie’ die nu ter consultatie ligt ook een rol. Die wet maakt het mogelijk dat gemeenten kunnen aangeven waar de netbeheerder het gasnet mag verwijderen. Daarbij behouden de inwoners in de wijken wel hun keuzevrijheid om voor hun eigen alternatief te kiezen of anders gezegd: ze worden niet verplicht aangesloten op een collectieve warmtevoorziening.
In de praktijk wordt deze keuzevrijheid beperkt door het feit dat het beoogde duurzame alternatief niet altijd direct beschikbaar is. Bovendien moet rekening gehouden worden met de staat van de woningen. Hoewel isoleren altijd duurzamer is, is dit voor het comfort in oudere woningen met een aansluiting op een warmtenet vaak niet nodig, terwijl nieuwbouwwoningen veel beter geïsoleerd zijn en daardoor ook met alternatieve warmtevoorzieningen – met een bron die minder sterk verwarmt – voldoende comfort hebben.
Warmtekeuze
Als de meeste inwoners de voorkeur hebben voor een individueel warmte-alternatief en niet kiezen voor een collectief systeem zoals in het warmteplan is opgenomen, dan leidt dat onherroepelijk tot een moeizaam proces om de warmtetransitie op een effectieve manier vorm te geven. Immers: bij onvoldoende deelname aan een collectief systeem is er geen rendabele businesscase en dan komt er simpel gezegd geen collectief systeem.
Uit mijn onderzoek voor de Master City Developer naar keuzevrijheid bij warmtenetten komt naar voren dat de overheid wel invloed uit kan oefenen op de keuzes die mensen maken. Door middel van nudging kan de overheid sturen op de voor haar gewenste richting. Zodra bewoners een voorstel hebben gekregen van de gemeente voor een warmtevoorziening in de wijk is de kans groot dat de inwoners niet zo snel een andere keuze maken.
Richard Thaler heeft in zijn onderzoek geconcludeerd dat een standaardkeuze effectief ingezet kan worden om lastige keuzes te sturen. Een voorbeeld waarbij de overheid gestuurd heeft met een standaardkeuze is toen iedereen orgaandonor is geworden tenzij iemand expliciet aangeeft dat niet te willen. Niet iedereen neemt de moeite om actie te ondernemen. Om te onderzoeken of een standaardkeuze ingezet kan worden in de warmtetransitie heb ik een experiment gedaan.
Uit mijn onderzoek blijkt dat 40 procent van de respondenten bereid is een standaardkeuze die de overheid doet, te accepteren. Deze standaardkeuze was in dit geval dat de overheid kwetsbaren beschermt, zorgt voor een eerlijke kostenverdeling, de keuze per wijk maakt, dat deze keuze altijd de meest duurzame optie is en de consument altijd de beste passende prijs betaalt.
Betaalbaarheid wordt volgens Veit Bürger in de ogen van energieconsumenten overigens pas haalbaar wanneer er sprake is van voldoende concurrentie. Bij bijna alle warmtenetten is echter sprake van een monopoliepositie van een warmete-leverancier. De meeste warmtenetten zijn namelijk in handen van private partijen. Keuze tussen aanbieders hebben de eindgebruikers op dit moment niet.
Uit mijn onderzoek blijkt dat 80 procent van de deelnemers juist de keuzevrijheid tussen leveranciers belangrijk vindt. In Nederland zijn op dat vlak wel ontwikkelingen gaande, zoals het open warmtenet in Zaanstad dat met verschillende bronnen van verschillende leveranciers werkt en een warmtenet in Delft dat nog in voorbereiding is. Het zal echter nog wel even duren voordat warmte-afnemers massaal kunnen kiezen tussen leveranciers omdat daarvoor een minimale schaalgrootte nodig is, van zowel de duurzaam opgewekte warmte als het aantal aansluitingen. Dit blijkt uit onderzoek in het buitenland waarbij de belangrijkste les is dat er bewust of onbewust hoge drempels worden opgeworpen in de wetgeving of tijdens de ontwikkeling waardoor nieuwe toetreders het netwerk niet op kunnen komen.
Overigens blijkt uit mijn onderzoek ook dat als het lukt om in Nederland keuzevrijheid binnen warmtenetten te realiseren, dat maar liefst 42 procent van de energieconsumenten hier geen gebruik van wil maken. Het is daarmee de vraag in hoeverre de overheid moet inzetten op keuzevrijheid tussen leveranciers in warmtenetten.
Uitdagingen in de warmtetransitie
In gemeentelijke warmteplannen worden standaardkeuzes vastgelegd. Bijna de helft van de energieconsumenten is bereid die keuze te accepteren. Door middel van financiële prikkels, zo blijkt uit mijn onderzoek is een ruime meerderheid bereid ditzelfde te doen.
Voor gebiedsontwikkelaars is het warmteplan een richtlijn om na te gaan welke gebieden op welk systeem aangesloten moeten worden. Maar daarmee zijn we er nog niet, er zijn meer uitdagingen voor gebiedsontwikkelaars in de warmtetransitie.
‘Engelse huizen met zonnepanelen’ door Ewelina W (bron: Shutterstock)
De techniek en de wereld veranderen snel, waardoor het de vraag is of gedurende de looptijd van een gebiedsontwikkeling niet betere systemen beschikbaar komen. Daarnaast neemt de vraag naar stroom toe waar het energienet niet op berust is. En door de veranderde regelgeving rondom saldering, waarbij de opgewekte energie van zonnepanelen over een geheel jaar verrekend wordt met het totale verbruik, is het zaak op zoek te gaan naar manieren om energie op te slaan. Juist voor de energieopslag is er ook ruimte en infrastructuur nodig om deze opslag mogelijk te maken, iets waar niet altijd rekening mee is gehouden.
Daarnaast zullen inwoners ook geld beschikbaar moeten hebben om te investeren om mee te komen in de warmtetransitie. Niet iedereen heeft die middelen beschikbaar. Daarom heb ik in mijn onderzoek de enquêtevraag gesteld of de overheid een standaardkeuze kan maken waarbij de kwetsbaren beschermd worden, waarbij niet iedereen keuzevrijheid heeft tussen leveranciers, maar de overheid zorgdraagt voor betaalbare warmte. Een derde van de respondenten vindt dat een goed idee, terwijl de meerderheid een eigen keuze prefereert.
Toekomstbestendige keuzes
Warmteplannen, afhankelijkheid van technici en wisselende voorkeuren van bewoners. Voor gebiedsontwikkelaars is het niet eenvoudig keuzes te maken binnen deze contouren. Op basis van mijn praktijk ervaringen en mijn onderzoek geef ik drie adviezen mee:
1: maak als gebiedsontwikkelaar toekomstbestendige keuzes
Voordat de gebiedsontwikkelaar een keuze moet maken voor een warmtesysteem is het belangrijkste te overzien wat de impact is voor de inwoners in het gebied, voor nu en in de toekomst.
Dit vraagt van de gebiedsontwikkelaar om gelijktijdig uit te zoomen en vooruit te kijken, met aandacht voor de omgeving. Het is van belang om de betaalbaarheid voor de bewoners in het gebied, de gevolgen voor de omliggende wijken en de algemene voordelen van collectieve warmtesystemen mee te nemen naast de voortgang van het eigen project en de businesscase.
2: zorg voor een toekomstbestendige en flexibel aanpasbaar infrastructuur
Een warmte-infrastructuur is toekomstbestendig als we met de kennis van nu zo goed mogelijk de deuren openen voor nieuwe partijen die zonder belemmeringen kunnen aansluiten. Dit vraagt ook een flexibele inrichting van de ondergrond om dit mogelijk te maken.
3: maak het gebied 'resilient'
Indirect maar zeker relevant voor de leveringszekerheid van warmtesystemen in een robuuste – resilient – inrichting van een gebied. Er zijn immers nog veel onduidelijkheden voor de toekomst en op deze manier ontstaat er veerkracht om toekomstige shocks en stresses op te vangen. Denk hierbij aan extreme weersomstandigheden of sociale en economische verstoringen die invloed hebben op de kwaliteit en het beheer van de warmtesystemen.
Deze drie adviezen kosten extra geld wat niet op korte termijn zal renderen, maar leveren een besparing op in de toekomst, een maatschappelijke opgave waar alle betrokken partijen in gebiedsontwikkeling een bijdrage aan moeten leveren.
Regie op warmte
Gemeenten kunnen echter ook meer sturen. Een mooi voorbeeld is gemeente Delft die in december vorig jaar groen licht heeft gegeven voor een revolverend fonds in de voorbereiding van de toekomstige uitbreiding van het warmtenet. Dat betekent dat de gemeente geen subsidie geeft aan nieuwe aangesloten partijen op een open warmtenetwerk, maar voorinvesteringen leent uit een speciaal fonds.
Doordat de gemeente overzicht houdt, wordt voorkomen dat er bijvoorbeeld twee warmtenetten naast elkaar komen te liggen bij een toekomstige uitbreiding. Dit komt uiteindelijk de betaalbaarheid en de warmtelevering voor de inwoners ten goede. Het is een voorbeeld voor gebiedsontwikkelaars om de uitdaging naast hun eigen warmtevoorziening, het plan iets groter te maken en partijen samen te brengen, zodat omliggende wijken en het gebied zelf voorbereid zijn op de toekomst.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Cover: ‘Verwarmingsradiator in de vorm van een huis.’ door Ink Drop (bron: Shutterstock)