Onderzoek Wonen in een dichtbevolkte stad is beter voor het milieu dan wonen in de voorstad of op het dunbevolkte platteland. Maar nieuw onderzoek laat zien dat de stedelingen die in wolkenkrabbers wonen een nóg grotere voetafdruk hebben.
Inwoners van een gebied met lage bevolkingsdichtheid stoten bijna vier keer zoveel broeikasgassen uit als de ‘buren’ in het naastgelegen gebied met een hoge bevolkingsdichtheid. Een verdubbeling van de dichtheid van een woonwijk of stad zorgt ervoor dat de uitstoot door woon-werkverkeer bijna halveert en het energieverbruik van huishoudens met een derde afneemt. In verschillende Amerikaanse steden maken in de voorsteden daarom eengezinswoningen plaats voor appartementengebouwen en deelwoningen om de voetafdruk van de inwoners te verkleinen.
Verborgen uitstoot
Nieuw onderzoek laat zien dat er een extra laag aan deze redenering moet worden toegevoegd. Ja, wonen in de stad is beter, alleen zorg er dan wel voor dat mensen niet massaal in hoge wolkenkrabbers wonen. De hoogte ingaan is namelijk helemaal niet noodzakelijk om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan, stellen wetenschappers deze zomer in Urban Sustainability.
Wolkenkrabbers, zeggen de auteurs tegen Bloomberg CityLab, hebben de laatste jaren onterecht een vanzelfsprekend groen imago gekregen. Voor het onderzoek hebben zij niet alleen gekeken wat de gemiddelde bewoner van zo’n wolkenkrabber uitstoot op een gemiddelde dag, maar ook naar wat de milieukosten zijn van de bouw én sloop van het gebouw. Met die berekening, stellen zij, slaat de meter al gauw naar het rood uit. Want hoe hoger het gebouw is, hoe meer materialen er nodig zijn die stuk voor stuk voor ‘verborgen’ uitstoot zorgen.
De openbare ruimte rondom de enorme woontorens is de andere boosdoener. Hoe hoger een gebouw is, hoe meer ruimte in de omgeving moet worden vrijgehouden die niet bebouwd kan worden. Dat betekent dat er op die (steeds grotere oppervlakten) geen mensen kunnen wonen en de bevolkingsdichtheid - ondanks de steeds hoger wordende torens - niet meer toeneemt.
Dichtbevolkt en laagbouw
Voor het onderzoek hebben de wetenschappers vijfduizend versies (met bevolkingsaantallen van 20 duizend tot 50 duizend inwoners) van de gebouwde omgeving gesimuleerd en de totale uitstoot van bouw tot sloop uitgerekend. Uiteindelijk hebben zij vier typen gebieden opgesteld: dichtbevolkt en dunbevolkt met in de ene variant de nadruk op hoogbouw (vanaf tien verdiepingen) en in de andere variant de nadruk op laagbouw. Die varianten zijn gebaseerd op bestaande wijken in Europese steden als Londen, Oslo, Wenen en Berlijn om de varianten zo realistisch mogelijk te maken. Van dit viertal kwam de dichtbevolkte wijk met hoge gebouwen qua uitstoot van schadelijke stoffen het slechtst uit de bus, nog voor het model van de Amerikaanse voorsteden met lage bevolkingsdichtheid en lage bebouwing.
Desondanks onderbouwt het onderzoek nog steeds de bewering dat wonen in een dichtbevolkte stad beter is voor het milieu dan wonen in dunbevolkt gebied. Dichtbevolkte gebieden met lage bebouwing (dus lager dan 10 verdiepingen) zorgen namelijk niet alleen voor de minste uitstoot, maar kunnen ook twee keer zoveel bewoners huisvesten dan het gebied met wolkenkrabbers, zonder dat de totale uitstoot omhooggaat.
Meer onderzoek
Toch benadrukken de onderzoekers in het artikel van Bloomberg dat ze met de publicatie niet willen zeggen dat wolkenkrabbers per definitie slecht zijn. “Heroverweeg alleen of ze wel hét antwoord zijn op de klimaatcrisis. We laten met dit onderzoek een voorbeeld zien hoe je met een andere bril kan kijken naar stedelijke dichtheid.” Daarbij merken ze ook op dat er meer onderzoek nodig is om de hele puzzel op te lossen. De onderzoekers hebben namelijk alleen de uitstoot van het bouw- en sloopproces meegenomen. De invloed van bijvoorbeeld het ontwerp van de wolkenkrabbers of de grond waarop ze gebouwd zijn, hebben zij achterwege gelaten.
Lees het volledige bericht op de website van Bloomberg CityLab.
Cover: ‘Hoogbouw skyline’ door 4045 (bron: shutterstock.com)