Analyse Wat betekenen duurzame voedselproductie en circulaire landbouw voor de ruimtelijke inrichting van Nederland? En welke bijdragen kunnen gemeenten en ontwerpers leveren? Dat weten hoogleraren Imke de Boer en Joks Janssen. "Overheid, creëer rust met ruimte."
De experts
Imke de Boer is hoogleraar Dieren & Duurzame Voedselsystemen aan de Wageningen University & Research (WUR). Zij onderzoekt de gezonde en regeneratieve voedselsystemen van de toekomst, en bestudeert de voor- en nadelen van verschillende soorten landbouw in Nederland.
Stedenbouwkundige Joks Janssen is adviseur bij het onderzoeksinstituut Het PON & Telos en praktijkhoogleraar aan Tilburg University. Centraal in zijn werk staat de vraag welke kansen duurzaamheidstransities zoals de overstap naar circulaire landbouw bieden voor het versterken van de brede welvaart. Janssen ontwikkelt concrete handvatten voor regionaal beleid en de bijbehorende gebiedsontwikkelingen.
Wat bedoelen we eigenlijk als we over ‘het landelijk gebied’ spreken? Gaat het vooral om het gebruik (agrarisch), de bevolkingsdichtheid (laag) of de situering (afgelegen)? De Boer: "Voor mij is het landelijk gebied het niet-stedelijk gebied." Janssen voegt toe: "Landelijke gebieden zijn daar waar de stad voelbaar ophoudt. Maar de definitie heeft ook te maken met je referentiekader. Zo beschouwen mensen uit landen met uitgestrekte, 'wilde' landschappen geen enkel gebied in Nederland als 'landelijk'. Ze zien Nederland als één grote metropoolregio. Maar volgens mij is de oude tegenstelling tussen de dynamische stad en het idyllische landschap achterhaald. Want de radicale ontwikkelingen vinden nu niet alleen in de stad, maar juist ook op het land plaats."
De Boer beaamt dit: "In het landelijk gebied komen de grote, urgente vraagstukken samen: hoe gaan we om met de klimaatverandering, met de dalende biodiversiteit? Op het land wordt nu overduidelijk dat we de grenzen bereiken van wat de aarde aankan. We moeten over een ánder gebruik van het land nadenken, ook voor de voedselvoorziening. We moeten leren mét de natuur te werken, niet ertegen."
‘Rerooting the Dutch food system’ door WUR, De Boer & De Olde et al. (bron: stimuleringsfonds.nl)
Hoe de omslag naar duurzaam gebruik in samenklank met de natuur in z’n werk kan gaan, onderzoeken beide experts. Hoe ziet bijvoorbeeld een regeneratief en gezond voedselsysteem in 2050 eruit? Dat was de vraagstelling van de Food Systems Vision-prijsvraag, uitgeschreven door de Rockefeller Foundation. Voor het formuleren van een antwoord werkte De Boer samen met een team van boeren, vertegenwoordigers van milieu- en landbouworganisaties en wetenschappers. Het resulterende rapport ‘Re-rooting the Dutch food system: from more to better’ werd een van de tien prijsvraagfinalisten.
Drones en robots
"Nu produceren we zo veel mogelijk voedsel tegen een zo laag mogelijke prijs", begint De Boer haar samenvatting. "Maar volgens onze visie is dit niet langer aanvaardbaar. We moeten toe naar een eerlijke voedselproductie, met als basis een gezonde bodem en schoon water." Om dat te bereiken, is een economische reset nodig: winstmaximalisatie en uitputting van bronnen kunnen niet langer de basis zijn van ons voedselsysteem. En we moeten anders met voedsel omgaan. De Boer: "Het gaat dus ook om een maatschappelijke reset. Een van de fundamenten van onze visie is de transitie van ons voedingspatroon naar een voornamelijk plantaardig dieet. Dat voedsel moet duurzaam verbouwd worden."
Hoe duurzame voedselsystemen er concreet uit zien, toont het rapport via uitgewerkte voorbeelden voor zes Nederlandse landschappen, elk met unieke agro-ecologische en sociaaleconomische omstandigheden. Bijvoorbeeld: de akkerlanden. "Nu wordt veertig procent van ons vruchtbare akkerland gebruikt voor de productie van veevoer. Dat moet veranderen, want dat land hebben we nodig voor voedselproductie voor de mens. In plaats van monoculturen moeten we inzetten op diversiteit. Als je bijvoorbeeld haver, uien, wortels en rode biet in stroken teelt, in plaats van op grootschalige velden, heb je bijna geen gewasbeschermingsmiddelen nodig. En zonder pesticiden vergroot je de biodiversiteit onder- en bovengronds."
"Onze visie draait niet zozeer om kleinschaligheid, maar om diversiteit, variatie en fijnmazigheid van het landschap", licht De Boer toe. Door af te zien van monoculturen wordt dus niet alleen de voedselproductie duurzamer, maar verandert ook de inrichting van het landschap – en de werkmethodiek. De Boer: "Velden met strokenteelt kun je niet met de gebruikelijke zware landbouwmachines bewerken. Die zijn trouwens ook best schadelijk voor de bodem, omdat ze hem verdichten en de watertoevoer bemoeilijken. Bij strokenteelt bewerk je het land met drones of lichtere landbouwrobots. En nog een aspect van onze visie voor de akkerlanden: het boerenbedrijf wordt onderdeel van een kringloop. Nutriënten uit bijvoorbeeld reststromen uit de landbouwproductie of groenafval uit de steden, worden op de boerderij gebruikt voor de voedselproductie, en het voedsel gaat vervolgens weer van de boer naar de stad."
‘Akkerland’ door WUR, De Boer & De Olde et al. (bron: stimuleringsfonds.nl)
Volgens De Boer is deze visie niet utopisch. Pioniers zoals de akkerbouwer Cornelis Mosselman werken al zo. Dit bedrijf van vijftig hectare op Goeree-Overflakkee is aan het omschakelen naar biologische wisselteelt in stroken en experimenteert met landbouwrobots. Is zo’n praktijk al rendabel? De Boer: "Vooral de overgangsperiode is moeilijk. Boeren worden namelijk niet beloond voor bijvoorbeeld het herstellen van ecosysteemdiensten." Dat zijn zichtbare en onzichtbare ‘diensten’ die de natuur aan de mens levert, zoals biodiversiteit en het vasthouden van water. Mensen zoals Mosselman laten volgens De Boer zien dat de transitie naar een regeneratief voedselsysteem mogelijk is. "Wel is het nodig het gat te overbruggen tussen het duurzame perspectief en het huidige agro- en voedselsysteem waarmee boerenbedrijven te maken hebben. Vanuit de overheden moeten de juiste condities geschapen worden om de transitie mogelijk te maken."
Cultuurhistorische dimensie
‘De cirkel rond!? Kansen voor kringlooplandbouw in Noord-Holland in beeld’ is opgesteld in opdracht van de PARK (Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit) Noord-Holland. Aan dit rapport werkte Jansen vanuit Het PON & Telos in samenwerking met Studio Marco Vermeulen. Janssen: "Vanzelfsprekend bouwt het rapport voort op het werk van pioniers zoals Imke de Boer. In ‘De cirkel rond!?’ zoomen wij in op twee zich van elkaar onderscheidende landschappen in Noord-Holland: het uiterste noorden van de provincie met zijn akkerbouwlandschappen en het zuidelijk ervan gelegen veenweidegebied, waar de melkveehouderij domineert, en dat zich in de invloedssfeer van steden als Amsterdam en Haarlem bevindt."
Het rapport wil het begrip 'kringlooplandbouw' concreet maken. Want wat betekent de omslag naar een circulair landbouwsysteem voor de Noord-Hollandse landschappen? En hoe kan kringlooplandbouw het cultuurlandschap verrijken? In het rapport wordt onder meer de diversiteit van de bestaande landschappen geanalyseerd, brengen agrarische ondernemers hun (aanzetten tot) duurzame praktijk in beeld, en worden per deelgebied toekomststrategieën ontwikkeld. "De transitie naar een kringlooplandbouw krijgt zo een cultuurhistorische dimensie", legt Janssen uit. "We kijken naar geografische verschillen, streekeigen landbouwcondities en naar nieuwe verbindingen tussen stedelijke en landelijke gebieden in Noord-Holland."
Wat betekent dit concreet voor de ruimtelijke inrichting van gebieden? Janssen: "We pleiten voor een diverse, fijnmazige landbouw. Die bereik je door de bestaande landbouwvormen zoals melkveehouderij, akker, en glastuinbouw beter aan te sluiten op de specifieke bodemcondities. Met behulp van moderne agro-robots, die steeds lichter, preciezer en fijner werk kunnen verrichten, kun je bedrijfsmatige schaalvergroting met landschappelijke schaalverkleining combineren. Als je landbouwvormen, landschappelijke onderleggers en circulaire principes als een levende bodem en koppeling van reststromen met elkaar verbindt, ontstaat een grote diversiteit aan bouwstenen voor kringlooplandbouw. Hoe de ruimtelijke inrichting dan concreet eruit kan zien, tonen we in het rapport aan de hand van zogenaamde 'landschapstegels'. Dat zijn de nieuwe legenda-eenheden voor het Noord-Hollandse buitengebied. Ze tonen rijke, biodiverse en productieve landschappen van wel vijftig tinten groen."
Volgens Janssen zijn bodem en landschap dé dragende structuren als we willen inzetten op circulaire landbouw. "Maar net zo belangrijk is het ontwikkelen van synergieën, van koppelkansen: hoe kun je circulaire landbouw koppelen aan andere duurzaamheidsopgaven in de provincie, zoals een klimaatvriendelijke woningbouw? Boeren kunnen bijvoorbeeld grondstoffen verbouwen voor bouwmateriaal, zoals lisdodde dat gebruikt kan worden voor isolatie. Dan heb je dus circulaire landbouw die biobased bouwproducten levert." Ook dit is geen utopie, maar wordt in de praktijk al gedaan, bijvoorbeeld door Jan-Willem van de Groep. "Zo kun je duurzaamheidsopgaven aan elkaar koppelen, ontstaat er opnieuw wisselwerking tussen stad en land, en creëer je nieuwe verdienmodellen voor agrariërs."
‘Bouwstenen voor kringlooplandbouw’ door Het PON & Telos en Studio Marco Vermeulen (bron: stimuleringsfonds.nl)
Wat de transitie naar duurzame landbouw betreft, tekenen zich twee wegen af: enerzijds techno-optimistische visie’s waarbij men problemen te lijf gaat via technische innovatie, optimalisatie en efficiëntie. De tweede denkrichting propageert een agro-ecologische omslag. Hierbij hoort het gebruikmaken van natuurlijke hulpbronnen en ecosysteemdiensten, en het versterken van lokale kringlopen. Een voorbeeld van de eerste visie is het onderzoek van Martha Bakker, hoogleraar Landgebruiksplanning bij WUR. Ook zij koppelt land- en agrarisch gebruik aan bodemtypes. Naast gebieden voor intensieve en extensieve landbouw pleit Bakker voor zones met intensieve veehouderij in geïndustrialiseerde agro-parken. Omdat deze vorm van landbouw geen relatie heeft met de ondergrond, kan zij volgens Bakker plaatsvinden in gebieden als de Rotterdamse haven, Schiphol en het Westland. Voorbeelden van dit soort agro-parken ‘los van de grond’ zijn de ontwerpvisie voor Pig City van architectenbureau MVRDV en de – veel kleinschaligere, maar wel gerealiseerde – Floating Farm in het Rotterdamse Merwe-Vierhavengebied (M4H).
Hoe denken De Boer en Janssen over geïndustrialiseerde agro-parken? De eerste is geen voorstander. "Dieren zijn dan alleen nog maar productiemiddelen en de afstand tussen dier en mens wordt nog groter." Janssen vult aan: "De milieubelastende intensieve veehouderij zal door agro-parken in stand worden gehouden. Als je de principes van kringlooplandbouw serieus neemt, ontkom je niet aan een reductie van de veestapel. Zonder deze reductie zijn klimaatneutraliteit en circulariteit in Nederland niet te bereiken. Geïndustrialiseerde veeteelt is niet de oplossing." Volgens De Boer beginnen langzamerhand meer onderzoekers afstand te nemen van technologie als de enige verlosser. "Er vindt een omdenken plaats. En de prijs die we van de Rockefeller Foundation hebben ontvangen, helpt natuurlijk ook. Onze ideeën worden breder geaccepteerd. We worden nu veel serieuzer genomen."
Toch blijft er een gat tussen agro-ecologische visie en realiteit. De Boer: "Agrariërs werken binnen het huidige economische systeem. Dat is logisch: decennialang was concurrerende productie dé context waarin ze moesten functioneren. De focus lag – en ligt nog steeds – op het zoveel mogelijk exporteren. Maar dat leidt niet tot een duurzame samenleving."
De focus moet daarom verschuiven naar lokale oplossingen. Janssen: "In landbouwsystemen zie je nu twee bewegingen. Ten eerste een afwaartse beweging waarin we intensieve veehouderij en monoculturen proberen te ontmantelen, maar dat gaat veel te langzaam. Ten tweede is er een opwaartse beweging: via pilots ontwikkelen we nieuwe, duurzamere vormen van landbouw, maar we zetten niet voldoende door. Het blijft te vaak bij experimenten. Om echt vaart achter beide bewegingen te zetten, hebben we nieuwe wetten, normen en financieringsmodellen nodig."
‘Precisieproductiepolder’ door Het PON & Telos en Studio Marco Vermeulen (bron: stimuleringsfonds.nl)
Hoe kunnen ontwerpers hun kennis inzetten bij de transitie naar duurzamere landbouw? "De inrichting van het landelijk gebied is maar één deelaspect van de transitie", stelt De Boer. "Andere aspecten zijn de juiste prijsprikkels voor duurzaam voedsel en het sturen op gedragsverandering van de consument. Alles hangt met elkaar samen." Janssen: "Maar via de grond kun je wel veranderingen in gang zetten. Heel concreet kun je als ontwerper beginnen met het boerenerf."
Niet al te happig
Hoe word je daarbij als ontwerper door agrariërs serieus genomen? De Boer: "Door te luisteren, door mét de boer te ontwerpen in plaats van voor de boer." Janssen, instemmend: "Praat met boeren, leer het agrarisch bedrijf werkelijk kennen. Alleen zo kun je samen op maat gemaakte kringlopen bedenken. Maar dan moet je als ontwerper wel bereid zijn om expertise op te bouwen over duurzame landbouw. Probeer echt te doorgronden hoe het systeem werkt en waar een boer mee zit."
Tekeningen zijn een krachtig middel om partijen om tafel krijgen, vindt Janssen. "Afbeeldingen zoals de landschapstegels maken ideeën ruimtelijk voorstelbaar. Een ontwerp wordt dan de basis voor een gesprek. Zoals bijvoorbeeld ook het Brabantse mozaïek-tapijt, dat tijdens de IABR 2013 is vervaardigd. Een krachtig beeld – en het bleek dé methode om een dialoog over ruimtelijke uitwerkingen tussen overheden, ontwerpers en bewoners te organiseren, die konden zien welke ruimtelijke kwaliteiten in hun woonplaats of gebied schuilen." Met behulp van ontwerp kwam zo een gesprek over de toekomst van het Brabantse land op gang.
Hoe kunnen agrariërs getriggerd worden om mee te werken aan ruimtelijke ontwerpopgaven? Janssen: "Door te laten zien welke voordelen het ontwerpend denken hún biedt in de toekomst, namelijk de ontwikkeling van een duurzame, robuuste bedrijfsvoering. Boeren wíllen zorgen voor de volgende generaties, dat zit in hun genen." De Boer: "Agrariërs werden niet alleen decennialang klaargestoomd voor hyper-efficiënte bedrijfsvoering, het huidige beleid geeft hun daarnaast geen helder kader. Steeds weer komt er iets nieuws op ze af. Niet verbazingwekkend dat ze niet al te happig op nieuwe ideeën reageren." Janssen: "Daarom moet je als ontwerper verbeelden waarin de vooruitgang zit. Met de naoorlogse ruilverkaveling was dat duidelijk: er ontstonden samenhangende, goed ontsloten en ontwaterde stukken grond waardoor het boerenleven immens verbeterde. Wat zou het hedendaagse equivalent zijn van de ruilverkaveling?" Als laatste tip: "Spreek boeren aan op hun verbinding met de plek. Uiteindelijk willen zij ook het beste voor een gebied."
‘Mozaiekbrabant’ door Nederlandwordtanders.nl (bron: stimuleringsfonds.nl)
Ook bij overheden moet een omslag in denken en handelen plaatsvinden. Het regionale niveau speelt een sleutelrol bij de duurzame herinrichting van het landelijke gebied, beklemtonen beide experts. Net als bij de Regionale Energiestrategieën (RES) zou je op regionale schaal aan het werk moeten gaan. "Maar wel gebiedsspecifiek, dus strategieën afgestemd op landschap, landbouw én koppelkansen. De overheid moet hier de regie in nemen, want net als bij de RES’en is het probleem ook hier de aansluiting tussen de regio’s," weet Janssen.
Ruimte terugpakken
Hij voorziet een belangrijke rol voor een nationale Agrarische Hoofdstructuur: "Nu laten we de inrichting van het platteland over aan het vrije spel van de markt. Dat houdt in dat op waardevolle landbouwgrond datacentra of zonneparken geplaatst worden, op grond die geschikt is voor kringlooplandbouw. Zo gaan we planologisch de mist in. Dus: overheid, maak duidelijke plannen. Spreek je erover uit welke vruchtbare gronden je voor duurzame landbouw wilt behouden. En projecteer datacentra of zonneparken vooral op armere en voor akkerbouw minder geschikte zandgronden."
‘Verkaveling’ door Het PON & Telos en Studio Marco Vermeulen (bron: stimuleringsfonds.nl)
Welke andere mogelijkheden zijn er voor provincies voor condities die de transitie stimuleren naar een duurzame inrichting van het buitengebied? Gemeenten kunnen bijvoorbeeld beginnen met een andere grondpolitiek, denkt Janssen. "Lagere overheden kunnen in samenwerking met terreinbeherende organisaties zoals de Provinciale Landschappen grond aankopen en deze vervolgens tegen gereduceerd tarief verpachten aan agrariërs die natuurinclusief willen boeren. Daarmee ondersteun je het ontstaan van circulaire landbouw, toegesneden op het landschaps- of grondtype." De Boer: "Zo’n aanpak betekent wel dat de overheid moet stoppen met sturen op de hoogste opbrengst. Als dat zo blijft, maken vormen van duurzaam landgebruik geen kans. De overheden moeten nu de regie op ruimte terugpakken."
Janssen: "Als je gunstige voorwaarden aan het pachten van grond stelt, maken ook nieuwe toetreders – mensen die niet uit een boerengezin stammen – een kans. Er zijn veel jonge mensen die ánders willen boeren, maar nu niet aan bod komen." "Anders boeren", vult De Boer aan, "betekent ook andere verdienmodellen, zoals het belonen van geleverde ecosysteemdiensten. Denk hierbij aan het bevorderen van biodiversiteit, het onderhouden van cultuurlandschappen of het opslaan van CO2 in de grond."
Hij denkt ook aan de 'herenboeren', duurzaam opererende, gemengde boerenbedrijven, vaak in de vorm van coöperaties, met burgers als gedeelde eigenaars. Janssen: "Op zo’n manier kunnen boeren direct voor stedelingen produceren, zonder tussenhandel, en krijgen ze een fair inkomen uit hun producten. Dat concept past heel goed in landelijke gebieden vlakbij steden." De Boer: "Veel agrariërs doen dat al. Als de Albert Heijns’ niet opletten, zijn ze snel uitgerangeerd."
‘Duurzaam Oss’ door Duurzaam Oss (bron: stimuleringsfonds.nl)
Hét overkoepelende probleem is volgens de experts het ontbrekende langetermijnperspectief. Janssen: "Tot nu toe weet de landelijke overheid niet waar ze naartoe wil, met als gevolg weifelend beleid." De Boer: "Om het tij te keren, is sturing nodig. Politiek Den Haag móét langjarig, consistent beleid vastleggen, gericht op de transitie naar een duurzaam landelijk gebied. Daar horen financiële prikkels bij, zoals hogere belastingen op eindige grondstoffen of dierlijke producten."
Bij het creëren van de juiste condities horen ook positieve impulsen, zoals het belonen van geleverde ecosysteemdiensten, het subsidiëren van biologisch boeren of financiële hulp in de overgang naar nieuwe verdienmodellen. En de condities moeten voor langere tijd stabiel blijven. Janssen: "In ieder geval langer dan een paar jaar. 20 of 30 jaar zijn de tijdsruimten waarin boeren investeren. Alleen een langetermijnperspectief geeft hen zekerheid én lucht om de omslag naar een nieuwe, stabiele bedrijfsvoering te maken. Overheid, creëer rust met ruimte."
Dit artikel verscheen eerder in aangepaste vorm op stimuleringsfonds.nl
Cover: ‘Duurzaam Oss’ door Duurzaam Oss (bron: stimuleringsfonds.nl)