Onderzoek In de samenleving staat de man al eeuwenlang centraal. Zo ook in de wereld van de stedenbouw, concludeert Donne Gerlich (TU Delft). Zij bracht de relatie tussen sekse en gebouwde omgeving in beeld. Het vrouwelijk perspectief en de wensen van vrouwen zijn structureel vergeten. Dat kan beter: met de ontwerpprincipes voor een genderinclusief stadsontwerp.
Het testen van airbags in auto’s met mannelijke dummies, onderzoeken naar de werking van medicijnen op mannelijke proefpersonen en het gebrek aan onderzoek naar symptomen van een hartaanval bij vrouwen. Dit zijn slechts een paar van de vele voorbeelden die illustreren hoe de zogeheten ‘patriarchal bias’ is verweven in onze maatschappij, waar de man eeuwenlang centraal stond. Naast deze bias blijkt dat vrouwen vaker slachtoffer zijn van seksueel overschrijdend gedrag (CBS, 2023). Mede hierom voelen vrouwen zich minder veilig om op straat te lopen (Schmitt, 2018). De ‘man als norm’ en de ‘vrouw die vaker slachtoffer is én zich vaker onveilig voelt’, het zijn gegevens die samen geen toeval zijn.
Hoe verhouden deze feiten zich tot de manier waarop we onze leefomgeving inrichten? Hebben we onze steden zo ingericht dat ze voldoende comfortabel zijn voor vrouwen? In mijn afstudeeronderzoek aan de TU Delft heb ik dit onderzocht. In het verlengde hiervan geef ik een aanzet hoe gebiedsontwikkelaars de (openbare) ruimte die zij maken, beter kunnen afstemmen op de voorkeuren van vrouwen. Om zo onze leefomgeving inclusiever te maken.
Werken werd toegestaan
Mijn onderzoek richt zich op de relatie tussen sekse en de gebouwde omgeving. Een blik in de geschiedenis leert dat de gelijkheid tussen man en vrouw pas langzaam verbeterde met een aantal feministische golven in de twintigste eeuw. Deze zorgden voor ontwikkelingen als het stemrecht voor vrouwen in 1919 en het feit dat vrouwen na het huwelijk mochten blijven werken in 1955. In 1956 werden getrouwde vrouwen volgens de wet handelingsbekwaam. Daarmee mochten ze zelf contracten ondertekenen. Pas vanaf de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw vinden we daadwerkelijk vrouwen steeds meer in allerlei werkvelden en anders dan in de onderwijs- en overheidsinstanties – wat tot dan nog grotendeels de standaard was.
Tot die tijd was het werkveld van stedenbouwkunde voornamelijk bezet door mannen. De gebiedsontwikkelingen van die tijd vooral vanuit mannelijk oogpunt gestuurd. Aangezien stedelijke structuren langere tijd doorwerken, hebben die structuren en uitgangspunten van toen nog invloed op hoe mensen de stad anno nu ervaren. Op wijkniveau vinden we een concreet bewijs van de mannelijke vooringenomenheid in de wijkgedachte. Dit stedenbouwkundig concept was na de Tweede Wereldoorlog erg populair voor het stedelijk ontwerp, ook in Rotterdam waar ik in mijn onderzoek op focus.
De theorie baseerde zich op het ideaal dat verschillende sociale gemeenschappen door regels en orde in harmonie samen konden leven, ondanks dat sociale wrijving in de snelgroeiende maatschappij dit steeds moeilijker maakte. Dit ideaal werd doorvertaald naar verschillende ‘ringen’ van privacy: het huis, de straat, de buurt, de wijk, het district en de stad. Elk van deze ringen was ingedeeld op een aantal activiteiten die daar voornamelijk plaats zouden vinden.
Vrouwen in de kleine ringen
In de originele uitleg van deze wijkgedachte (De stad der toekomst, de toekomst der stad, door ir. A. Bos en architect Willem van Tijen in 1946) werden vrouwen wel meegenomen in de theoretische overwegingen. Dat gebeurde echter in een compleet ander perspectief dan vanuit gelijkheidsredenen: een vrouw moest in de wijk goede ondersteuning kunnen bieden aan de man en zijn taken. Daarom waren de kleinere ringen vooral bedacht op de activiteiten voor vrouwen: de kinderen naar school brengen in de buurt, boodschappen doen in het winkelcentrum dichtbij en een praatje maken met de buurvrouw. De grotere ringen werden ingedeeld voor de man om naar het werk te gaan en aan vrijetijdsbesteding te doen.
Deze ongelijke indeling en focus op andere activiteiten in het stedelijk ontwerp heeft zich ruimtelijk onder andere doorvertaald in de dominantie van de auto, aangezien de snelwegen bereikbaar moesten zijn voor mannen om naar werk te kunnen komen (in deze tijd mochten getrouwde vrouwen nog niet werken). Op wijkniveau waren er wel groenstructuren aanwezig, maar deze waren vaak sober en niet ontworpen op de wensen van vrouwen. Wel was er natuurlijk aan kinderspeelplaatsen gedacht.
De structuren blijven
Sinds het ontstaan van dit soort wijken in wederopbouwperiode heeft de gelijkheid tussen man en vrouw veel stappen gemaakt. De destijds typische vrouwenactiviteiten, zoals het wandelen met de kinderwagen, werden ook vaker door mannen opgepakt. De straten werden echter niet opeens alsnog voor deze ‘huishouden ondersteunende’ activiteiten gemaakt, waardoor mannen dus ook hinder van deze indeling kunnen ondervinden. Daarnaast kunnen vrouwen zich nu ook op snelwegen en in de ringen ‘van de man’ bevinden, maar betekent dit echter niet dat zij zich ook hebben aangepast tot dezelfde gebruikspatronen en wensen van een man. Ook zijn de traditionele rolverdelingen nog vaker de norm in andere culturen, waar Rotterdam-Zuid genoeg diversiteit in kent, en kiezen gezinnen ook vaak bewust nog voor een traditionele rolverdeling. Alles bij elkaar blijkt het, ondanks de ontwikkelingen naar gendergelijkheid, nog steeds nodig om beter aan de stedelijke wensen van vrouwen te voldoen.
Conclusie: steden zijn niet zozeer vrouwonvriendelijk ontworpen, maar het vrouwelijk perspectief en de wensen van vrouwen zijn vergeten. Dit doet vermoeden dat er in het karakter van mannen en vrouwen iets anders aanwezig is, waardoor zij niet dezelfde wensen hebben. Uit de literatuur blijkt dat deze verschillende wensen in de openbare ruimte ook al vanaf jongs af aan zichtbaar zijn. Onderzoek (Helleman, 2021; Meire, 2020; Helleman, 2022) heeft namelijk geconcludeerd dat jongens en meisjes op een speelplaats vaak op andere plekken te vinden zijn en op een andere manier spelen. Volgens Roos & Daniëls (2018) is dit te verklaren doordat jongens en meisjes van dezelfde leeftijd zich in andere ontwikkelingsstadia bevinden. In verhouding spelen meisjes ook minder vaak zonder toezicht. Dit zorgt ervoor dat zij minder vaak buiten te vinden zijn, in combinatie met het feit dat speelplekken minder voor hun soort spel zijn gemaakt.
Vrouwen reizen anders
Dit verschil in gedrag en wensen in de openbare ruimte ontwikkelt zich verder naarmate men ouder wordt. Een voorbeeld hiervan zijn de patronen in reisgedrag, waaruit is gebleken dat vrouwen meer gebruik maken van wandelen, fietsen en het openbaar vervoer vergeleken met mannen (Criado Perez, 2019). Daarnaast doen vrouwen meer aan trip-chaining: het combineren van kleine trips tot een grote route, zoals het doen van boodschappen of ophalen van de kinderen onderweg naar huis van werk (Granberry, 2018; McGuckin & Murakami, 2000). Hierdoor worden ook hun wensen voor de infrastructuur beïnvloed, terwijl deze momenteel vooral is ingericht om de pieken in de spits op te vangen.
‘Straat in Nederland’ door Miriam artgraphy (bron: Shutterstock)
Ook bij de beleving van de ruimte zijn er verschillen op basis van geslacht. Zo zijn vrouwen onder andere gevoeliger voor de kwaliteit van openbare ruimten (Kraus, 2021) en hebben zij een hogere waardering voor diversiteit in groenstructuren (Braçe et al, 2021). Deze gevoeligheid kan gerelateerd worden aan de leesbaarheid van de ruimte, wat is onderzocht door Kaplan & Kaplan (2005). Zij leggen uit dat de manier waarop een ruimte wordt ervaren en begrepen, bepaald wordt door de samenhang en leesbaarheid van de elementen in de ruimte. Als de ruimte eenmaal begrepen is, kan een volgende stap zijn om de ruimte uit te laten nodigen tot ontdekking, waarvoor complexiteit en mysterie in de ruimte nodig is.
Om vrouwen een comfortabel en prettig gevoel te geven in een ruimte, moeten daarom eerst de leesbaarheid en samenhang in balans zijn. Alle ruimtelijke elementen moeten samen een overzichtelijke en samenhangende ruimte creëren, maar wel met een dynamiek die niet saai wordt.
Verder is gebleken dat niet alleen de ruimtelijke elementen zelf invloed hebben op de beleving. Ook het gedrag van andere gebruikers bepaalt voor een groot deel hoe de ruimte wordt beleefd. Als een groep hangjongeren bijvoorbeeld bepaald asociaal gedrag vertoont, heeft dat een negatieve invloed op de beleving van andere gebruikers.
Onderzoek naar voorkeuren
Wat zijn dan anno 2023 de wensen en gebruiks- en belevingspatronen van vrouwen? Zijn er grote verschillen in de voorkeuren van mannen en vrouwen? En wat zijn de voorkeuren van vrouwen als het gaat om ruimtelijke elementen. Ik heb dit onderzocht met een enquête waarin 10 straten en 10 pleinen in Rotterdam met elkaar worden vergeleken, die steeds een ander ruimtelijk element belichten. Deze elementen zijn ingedeeld in thema's die variëren van groen, materialisatie tot maatvoering.
De antwoorden van de enquête werden gegeven door 205 respondenten, waarvan 109 vrouwen en 94 mannen, en twee respondenten gedefinieerd als ‘anders’. Ongeveer 60 procent van de respondenten is jongvolwassen (tussen 19 en 30 jaar), en minder dan 10 personen hebben een migratieachtergrond.
Voorbeeldstraat uit de enquête
‘Straat 1’ (bron: Donne Gerlich)
Voorbeeldstraat uit de enquête
‘Straat 2’ (bron: Donne Gerlich)
Voorbeeldplein uit de enquête
‘Plein 1’ (bron: Donne Gerlich)
Voorbeeldplein uit de enquête
‘Plein 2’ (bron: Donne Gerlich)
Uit de resultaten blijkt dat vrouwen over het algemeen groen hoger waarderen, zoals in eerder onderzoek al was gebleken. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is wel diversiteit, zowel in groen als in materiaalgebruik. Verder werden plekken met een specifiek doel hoger gewaardeerd, zoals gedeelde moestuinen. Open plinten en functiemenging scoorden bij zowel mannen als vrouwen hoog. Daarnaast werd bevestigd dat mannen minder gevoelig zijn voor ruimten die minder prettig zijn, zoals langere straten met veel auto’s. Bij alle ruimtes is het wel belangrijk om in gedachten te houden dat het combineren van veel ruimtelijke elementen ook averechts kan werken voor de leesbaarheid van de ruimte.
Op naar genderinclusief ontwerp
Ik heb deze uitkomsten vertaald in een aantal ontwerpprincipes voor een genderinclusief ontwerp, die hieronder in de afbeelding zijn samengevat. Deze principes dienen op verschillende schaalniveaus als richtlijnen in het ontwerp bij een genderinclusieve ruimtelijke herontwikkeling van steden en wijken. Op de stedelijke schaal moet er diversiteit in het netwerk, groenstructuren en voorzieningen worden gewaarborgd. Binnen een wijk moeten er duidelijke routes en eindpunten zichtbaar zijn en moeten te lange stadsblokken worden opgesplitst of op een andere manier dynamischer worden gemaakt, voor het versterken van een veiligheidsgevoel. Tot slot moet op de kleinere schaal een duidelijke identiteit gegeven worden aan een ruimte, waar duidelijk te zien is van wie de ruimte is. Daarnaast moet er een gevoel van sociale controle heersen.
‘Ontwerpprincipes’ (bron: Donne Gerlich)
Deze ontwerpprincipes zijn toegepast op twee wijken in Rotterdam-Zuid: Hillesluis en Zuidwijk. Beide hebben een kenmerkende structuur naar de periode waarin ze zijn ontstaan (Hillesluis vooroorlogs en Zuidwijk naoorlogs), waardoor goed te zien is hoe de principes toepasbaar zijn op verschillende soorten stedelijk weefsel. Daarnaast hebben beide wijken een lage veiligheids- en leefbaarheidsindex (Gemeente Rotterdam, 2023; Leefbaarometer, 2023), die deels ook verbeterd kan worden door een ruimtelijke herontwikkeling.
Hillesluis is, net als veel andere vooroorlogse wijken, op een organische manier gegroeid, met toen nog minder inzicht in ruimtelijke ordening. Hierdoor is een wildgroei van ontwikkelingen ontstaan zonder rekening te houden met de inrichting van de openbare ruimte. Er zijn weinig openbare ruimtes en groen in de wijk. Ook zijn de blokken erg naar binnen gericht, waardoor de gevels aan de straatkant een anoniem en eentonig beeld geven.
Huidig straatbeeld van Hillesluis
‘Hillesluis’ (bron: Google Maps)
Huidig straatbeeld van Zuidwijk
‘Zuidwijk’ (bron: Google Maps)
In Zuidwijk is de ontwikkeling juist vanaf het begin helemaal vastgelegd in een plan volgens de wijkgedachte. Dit zorgde voor een orthogonale structuur met dezelfde gebouwen en materialen. Hierdoor mist er een dynamiek in het stratenpatroon, de materialisatie en in de groenstructuren. Als tegenhanger hiervan zijn de gevels in Zuidwijk over het algemeen juist erg druk, waardoor er te veel gaande is voor een overzichtelijk beeld. Samen zorgt dit voor een straatbeeld dat er leeg en onsamenhangend uit ziet. Ook is Zuidwijk ruim opgezet, waardoor men het overzicht in het straatbeeld kwijtraakt en zich kwetsbaarder voelt in de ruimte (Falú, 2023).
Leesbaar en overzichtelijk
Beide wijken zijn te verbeteren door de eerdergenoemde ontwerpprincipes als leidraad te gebruiken bij het herstructureren van de wijken. Het straatbeeld kan worden ingevuld met de ruimtelijke elementen die een specifieke locatie nodig heeft. Bij Hillesluis kan dit worden gedaan door ruimte te maken voor plekken met groen, het opsplitsen van blokken en het dynamisch materialiseren van de gevel. In Zuidwijk is juist meer karakter en samenhang in het straatbeeld nodig, door het toevoegen van voorzieningen in de straat, het diversifiëren van de groenstructuren en het verduidelijken van eigendom van de ruimte door hoogteverschillen.
Mogelijk nieuw straatbeeld van Hillesluis
‘Hillesluis later’ (bron: Donne Gerlich)
Mogelijk nieuw straatbeeld van Zuidwijk
‘Zuidwijk later’ (bron: Donne Gerlich)
Bij het toepassen van deze principes en elementen moet de leesbaarheid en overzichtelijkheid van het straatbeeld gewaarborgd worden, zodat te veel ruimtelijke elementen samen niet een onsamenhangend beeld gaan vormen. In de huidige ontwikkeling van nieuwbouwprojecten wordt deze balans steeds beter gevonden, maar het is van belang dat gebiedsontwikkelaars in bestaande wijken ook naar deze genderinclusieve standaard toewerken. Dit onderzoek is een idealistische aanzet naar alle mogelijkheden voor het ontwikkelen van een genderinclusieve stad, maar per locatie moeten de haalbare opties en mogelijkheden worden afgewogen, zodat de andere helft van de bevolking zich ook welkom voelt in hun stad.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Cover: ‘le Modulor van Le Corbusier (Flickr, 2010)’ door Forgemind ArchiMedia (bron: Flickr) onder CC BY 2.0, uitsnede van origineel