2013.10.25_Hoeders van het publieke belang_500

Hoeders van het publieke belang

25 oktober 2013

6 minuten

Verslag Onder leiding van Felix Rottenberg spraken wethouders over het belang van stedenbouw. ‘Stedenbouwkundigen zijn het geweten – wat doen we als alles anders blijkt?’

Wethouders van 8 steden in gesprek over het belang van stedenbouw

„Ik heb stedenbouwkundigen gewoon nodig.‟ Wethouder Pieter van Woensel uit Leiden laat aan duidelijkheid niets te wensen over. „Als bestuurder opereer ik in een complexe arena met raadsleden, maatschappelijke organisaties, bewoners en ga zo maar door. Dan is het fijn dat er iemand in de buurt is die de langetermijnontwikkeling van onze stad bewaakt, iemand die mij kritisch bevraagt over de legitimiteit van bouw- en ontwikkelingsprojecten.‟ PvdA-coryfee Felix Rottenberg – al jaren begaan met stedenbouwkundige vraagstukken – knikt instemmend. „De functie van stedenbouwer bij een gemeente is een voorrecht. In een ideale situatie is hij vrijgesteld om te ontwerpen aan de stad, vrijgesteld om na te denken over het publieke belang.‟
Wethouder Van Woensel doet zijn uitspraak tijdens een door Rottenberg geleid gesprek tussen acht wethouders en prominente stedenbouwkundigen – zoals Riek Bakker (ontwerper van Leidsche Rijn en de Kop van Zuid), rijksadviseur Rients Dijkstra en Ton Schaap van DRO Amsterdam. De bijeenkomst op 9 oktober in Amersfoort was een initiatief van de Stichting voor Stedebouw, die tot doel heeft om de kwaliteit van de stedenbouwkundige planvorming te verbeteren.

Anarchie

De middag begint met een parade van projecten. Elke wethouder heeft op verzoek een beeld meegenomen dat volgens hem of haar representatief is voor de huidige stedenbouwkundige praktijk. De Amersfoortse wethouder Pim van den Berg bijt het spits af met een foto van een groepje „hangouderen‟ rondom een bankje aan de rand van het Eemplein. „Ten opzichte van de door overheid en marktpartijen geregisseerde gebiedsontwikkeling (rond het Eemplein wordt gebouwd aan een nieuw stadsdeel, red.) is dit anarchie. Deze mannen, voormalige arbeiders van de fabrieken die hier ooit stonden, eisen hun plek op. Dit is slow urbanism – geen grote ontwerpingrepen, maar op kleine schaal plekken voor mensen maken.‟
Van den Bergs collega uit Maastricht, de jonge Gerdo van Grootheest, toont een luchtfoto van het Sphinxterrein. „Op dit voormalige industrieterrein, op een steenworp afstand van de binnenstad, wilden we ooit 4000 woningen bouwen. Daar is een streep door gezet, en afgelopen zomer hebben we het gebied beschikbaar gesteld aan culturele instellingen. Zij hebben met eigen budget activiteiten en evenementen georganiseerd. Maandenlang was het „Sphinxpark‟ the place to be.‟
Als het gaat om anarchie, om ruimte geven aan anderen, gaan ze in Zaanstad een stap verder. Wethouder Dennis Straat wil elke investeerder met een plan voor een leeg fabrieksterrein carte blanche geven, mits „die partij eruit komt met de buurt‟. „Eigenlijk zeggen we: “Het maakt ons niet uit wat je maakt”. Dat blijkt lastig. Loslaten, hoe doe je dat?‟ Rottenberg breekt in: „Wat als zo‟n partij met een plan komt, waarvan je zegt: “poeh, als ik dat had geweten”.‟ Wethouder Straat, onomwonden: „Dan moet je dat slikken.‟

Efteling van ad-hocprojecten

De aanwezige stedenbouwkundigen zijn enigszins verbaasd door de opstelling van de wethouders. Dorien de Wit van adviesbureau De Beuk merkt op dat de wethouders vooral enthousiast lijken over projecten die over het „samenspel met mensen gaan‟, over bottom-upinitiatieven, over kortetermijnprojecten. Stefan Gall, partner bij het Rotterdamse bureau Quadrat en de Delftse hoogleraar Han Meyer begrijpen – zeker in tijden van crisis – de focus op particulier initiatief en kleinschaligheid, maar bepleiten dat het belang van de stad op de lange termijn niet vergeten mag worden. „Eruit komen met omwonenden, zoals in Zaanstad, is dat het summum van de publieke zaak?‟, vraagt Meyer zich af. En Sabien Thomaes, stedenbouwkundige bij bureau Palmbout. „Veel van de getoonde projecten lijken alleen over morgen te gaan. Maar wie houdt zich bezig met de verre toekomst?‟
Rients Dijkstra, sinds anderhalf jaar rijksadviseur voor stad en infrastructuur, verwoordt het als volgt: „Nu omarmen we de bottom-upbenadering, en verwijzen we top-downplanning, dat enkele jaren geleden heilig was, naar de prullenbak. Maar het is niet óf top-down óf bottom-up – kunnen we nadenken over een nieuwe planningtraditie die het beste van twee werelden combineert.‟
Rottenberg leunt naar voren: „Interessante gedachte. Kun je dit illustreren?‟ Dijkstra knikt: „Neem het planproces voor het stationsgebied in Rotterdam. Toen we begonnen overheerste de gretigheid van de top-downplanning: er moesten hoofdkantoren komen, er was 240 duizend vierkante meter aan kantoorruimte nodig. Hoe anders is dat nu: het plan is een “Efteling van adhoc-projecten” – het ensemble, de grote structuren zijn uit het oog verloren.‟

Vooruitkijken

Stefan Gall haakt nogmaals in: „We hebben ons teveel in de hoek van programma‟s laten duwen. Opdrachtgevers zeiden: dit willen we, ontwerp het maar. Daardoor is het denken over openbare ruimte, over stedelijke structuren, over de “lange lijnen van een stad” onderbelicht geraakt.‟
De wethouder van Oss Hendrik Hoeksema schudt het hoofd: „Het klinkt alsof het jullie is overkomen, maar stedenbouwkundigen hebben die periode toch goed benut door mee te doen aan al die grootschalige uitbreidingsplannen? Als het langetermijnverhaal zo belangrijk is, dan biedt deze tijd een kans: er is chaos buiten, vertel ons dat verhaal, en schep orde.‟
Felix Rottenberg valt de Osse wethouder bij: „Hoeksema heeft gelijk. De stedenbouwer moet een inspirerend verhaal vertellen waarin ie jaren vooruit kijkt. Welke vraagstukken komen op ons pad? Welke perspectief kunnen ze bieden?‟
Han Meyer: „Het is belangrijk dat de reële opgaven onderscheiden van hypes. Ik woon in een negentiende-eeuwse wijk van prachtige straten met bomen, brede trottoirs en een trambaan. De ontwerper heeft toen al ingespeeld op de komst van de tram vele jaren later – dat is vooruitkijken.‟
Marco Kastelein, wethouder in Gouda, twijfelt over het nut van zo‟n „inspirerend toekomstverhaal‟: „Uiteindelijk moet ik voor stedelijke ontwikkelingen een betaalbaar en realistisch project op tafel leggen, zodat mijn collega-wethouders, de raad en anderen hun steun geven.‟
Jeroen Ruitenbeek van Palmbout Urban Landscapes reageert: „De stedenbouwkundige kan de haalbaarheid van plan juist specificeren. Wat als het geplande programma er niet komt? Wat gaan we dan doen, wat past dan in de koers van de stad?‟
Rottenberg besluit: „Je bent het geweten: wat doen we als alles anders blijkt?‟

Antenne

Daarmee zijn we terug bij de Leidse wethouder Pieter van Woensel die onomwonden stelde stedenbouwkundigen nodig te hebben, juist vanwege de morele rol en kritische houding.
Het komt er op neer dat stedenbouwkundigen vooral moeten doen waar ze goed in zijn – en dat wethouders ze ook als zodanig moeten inzetten. De stedenbouwkundige bewaakt de kwaliteit van de stad, geeft aan welke vraagstukken de komende 50 jaar de (politieke) agenda bepalen en durft kritische noten te kraken. Maar, en daar zijn wethouders en vakmensen het over eens, dit moet aangevuld worden met moderne competenties. De communicatieve vaardigheden van de stedenbouwkundige – Dorien de Wit: „minder technocratisch, minder arrogant‟ – kunnen beter en er moet meer aandacht zijn voor nieuwe financieringsmodellen. Riek Bakker, van huis uit landschapsarchitect, houdt een pleidooi voor samenwerking. „Als je de lange termijn wil bewaken, als je een stad een inspirerend perspectief wil bieden, dan moet je geweldige antenne hebben voor ontwikkelingen en vraagstukken. Daarvoor moet je hoe dan ook samenwerken met andere disciplines en afdelingen, zonder teveel van je eigen vak weg te geven.‟

Zie ook:


Cover: ‘2013.10.25_Hoeders van het publieke belang_500’


Mark Hendriks door Mark Hendriks (bron: LinkedIn)

Door Mark Hendriks

Journalist en redacteur op het gebied van ruimtelijke ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur.


Meest recent

Hattem, Netherlands door Paul Klein NL (bron: Shutterstock)

Klimaatadaptief én goed verzekerd bouwen in tijden van toenemende klimaatrisico’s

Welke rol spelen verzekeraars bij het klimaatadaptief bouwen in gebiedsontwikkelingen? Vylon Ooms, beleidsadviseur bij het Verbond van Verzekeraars, vertelt hoe moedige keuzes voor een toekomstbestendig Nederland kunnen zorgen.

Analyse

3 december 2024

Almere. Nederland door Pavlo Glazkov (bron: Shutterstock)

Van NOVEX-gebieden leefbare stadsdelen maken, dan helpt samen leren

In de NOVEX-gebieden is het bouwen van genoeg woningen lang niet de enige uitdaging voor gebiedsontwikkelaars. De inzet moet zijn leefbare stadsdelen te maken, met genoeg sociale en maatschappelijke voorzieningen. Maar hoe?

Onderzoek

2 december 2024

Haan & Laan door Esther Dijkstra (bron: estherdijkstra.com)

Goes Noordoost: wat vinden Haan & Laan er eigenlijk van?

Haan & Laan recenseren Nederlandse gebiedsontwikkelingen. Mooie plannen genoeg, maar hoe pakken ze in werkelijkheid uit? In deze aflevering Goes Noordoost met bijzondere aandacht voor de wijken Noordhoek en Mannee, waar de dichtheid wel heel laag is.

Casus

29 november 2024