Interview Op 10 november hield Marlon Boeve, hoogleraar Omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling aan de TU Delft haar intreerede. Daarin stond de Omgevingswet centraal, die binnenkort wordt ingevoerd. “Verschillende disciplines moeten straks in grote en complexe projecten echt met elkaar gaan samenwerken.”
De invoering van de Omgevingswet heeft jaren op zich laten wachten en is meerdere keren uitgesteld. Op 1 januari lijkt het er nu dan toch van te komen, ook al zijn er bij veel gemeenten en ook in de Eerste Kamer zorgen over de invoering van de nieuwe wet. Deze spitsen zich toe op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) maar volgens verantwoordelijk demissionair minister Hugo de Jonge is de invoering per 1 januari verantwoord. Bovendien is de implementatie van de Omgevingswet volgens hem een traject dat niet in een keer is afgerond.
Maar het wordt wel spannend, denkt Marlon Boeve, sinds een jaar hoogleraar omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling aan de TU Delft. En niet alleen vanwege het DSO. Want de Omgevingswet is meer dan het samenbrengen van meer dan 20 verschillende wetten onder één noemer. De wet brengt ook vernieuwingen met zich mee waarvan nu nog niemand precies weet hoe die uitpakken. In haar oratie ging Boeve in op drie vernieuwingen.
U bent een jaar hoogleraar omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling. Kunt u eindelijk beginnen met onderzoek als de Omgevingswet is ingevoerd?
“Het is zeker interessant om te zien wat er in de praktijk gaat gebeuren onder de Omgevingswet, maar er is al een heel traject aan vooraf gegaan. We kennen al langere tijd de Crisis- en herstelwet. Daarmee wordt geëxperimenteerd met onderdelen van de Omgevingswet, zoals ‘bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte’. Dat biedt de nodige inzichten, maar het is op sommige punten de vraag of bijvoorbeeld de jurisprudentie over bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte een op een van toepassing is op het omgevingsplan onder de Omgevingswet. Bovendien hebben de gemeenten en projecten die met de Crisis- en herstelwet werken, zichzelf aangemeld. Straks geldt de Omgevingswet voor álle interventies in de leefomgeving.”
‘Wormer, Holland’ door Aerovista Luchtfotografie (bron: Shutterstock)
Wat zijn de grote veranderingen die de Omgevingswet met zich meebrengt waar u vooral met interesse naar kijkt?
“In mijn oratie ben ik op drie vernieuwingen ingegaan: lokale afwegingsruimte, globale plannen en aantasting verworven rechten. Daarvan moeten we echt nog zien hoe ze uitpakken. Daarbij heb ik vooral gekeken naar wat die vernieuwingen betekenen voor het thema ‘gezonde en duurzame stad.’ Zo krijgen gemeenten onder de Omgevingswet meer ruimte om anders met bijvoorbeeld geluidnormen om te gaan en meer maatwerk te leveren. Meer dan nu zijn de mogelijkheden voor gemeenten om van de standaardnormen af te wijken bij elkaar gebracht in de wetgeving. Er komt meer lokale afwegingsruimte voor gemeenten. Met name voor transformatiegebieden kan dat van belang zijn. Daar komen verschillende functies, zoals wonen en industrie, bij elkaar en het maken van afwegingen over de hoogte van de geluidsbelasting op woningen is een belangrijk issue. Ook omdat een gezonde fysieke leefomgeving een belangrijk uitgangspunt is bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen.”
Kunt u een voorbeeld geven?
“Vorig jaar is het bestemmingsplan voor de Schieoevers Noord in Delft vastgesteld. Daarin is, vooruitlopend op de Omgevingswet, bepaald dat bestaande bedrijven die immers al vergunningen hebben kunnen blijven zitten, maar dat er ook enkele duizenden woningen moeten komen.
Die woningen worden weliswaar extra geïsoleerd maar bij de bedrijven bestaan zorgen over de effecten in de praktijk. Zij zijn bang dat ze voortdurend klachten van de nieuwe bewoners zullen krijgen ook al worden de bewoners er nadrukkelijk op gewezen in wat voor omgeving ze gaan wonen. Onder de Omgevingswet krijgen gemeenten dus meer afwegingsruimte om per gebied andere normen te hanteren, vastgelegd in het omgevingsplan. Maar dat wil niet zeggen dat het niet kan schuren tussen de centrale doelen van de Omgevingswet, namelijk zowel het beschermen als het benutten van de fysieke leefomgeving. Schieoevers is daarbij natuurlijk ook niet uniek want er zijn heel veel vergelijkbare transformatiegebieden in Nederland waar dit speelt.”
Wat is de gedachte achter die lokale afwegingsruimte?
“Het is op zich geen gekke gedachte om op de ene plek – waar dat kan – meer geluidsoverlast of bijvoorbeeld geuroverlast toe te staan dan in het andere geval. En het biedt ook voordelen, want het wordt mogelijk sneller te ontwikkelen of te transformeren. Bovendien krijgen gemeenten de mogelijkheid om voor gebieden met globale plannen en flexibele regels te werken. Dit komt voort uit het idee dat de huidige bestemmingsplannen als te rigide worden ervaren. Afwijkende maar gewenste initiatieven moeten nu nog via uitzonderingsprocedures toestemming krijgen, of het nu gaat om de realisatie van bijvoorbeeld woningen of bedrijven gaat. Dat kost veel tijd terwijl meer globale plannen in kunnen spelen op nieuwe omstandigheden en initiatieven die zich vanuit de markt aandienen.
‘Delft Schieoevers’ door https://en.wikipedia.org/wiki/nl:Gebruiker:Michiel1972 (bron: Wikimedia Commons) onder CC BY-SA 4.0, uitsnede van origineel
We gaan op die manier van toelatingsplanologie naar uitnodigingsplanologie. Dat betekent dus meer flexibiliteit voor gebiedsontwikkelaars. Hoe ver die flexibiliteit in de praktijk precies mag reiken – hoe hoog gebouwen bijvoorbeeld mogen worden – en welke gevolgen dit heeft voor de rechtszekerheid van omwonenden en bedrijven in de buurt, daar weten we al iets meer over door het experimenteren onder de Crisis- en herstelwet, maar er liggen nog vragen.”
Is dat niet zorgwekkend?
“Dat valt nog te bezien. Onder meer in de jurisprudentie zullen de randvoorwaarden vanuit bijvoorbeeld rechtszekerheid en evenredigheid worden getrokken. Ook is interessant dat de Omgevingswet vernieuwingen brengt ten aanzien van de mogelijkheden om bestaande rechten niet altijd als een voldongen feit te beschouwen.
Om een op het oog klein voorbeeld te noemen: het kan bijvoorbeeld betekenen dat eigenaren van woningen met betegelde tuinen gedwongen kunnen worden om in het kader van klimaatadaptatie een deel van de tuin van die tegels te ontdoen. Een dergelijk ‘gebod’ voor zittende eigenaren is iets wat onder het huidige recht niet kan. Maar als een gemeente daartoe over zou gaan, dan staan er nog wel de nodige vragen open, waaronder de vraag wie daarvan dan de kosten moet dragen. Het meer algemene punt is dat onder de Omgevingswet de verhouding tussen rechtszekerheid van individuele eigenaren en een groter maatschappelijk belang anders kan komen te liggen. Maar we moeten in de praktijk zien en op basis van jurisprudentie erachter komen wat de toepassingsmogelijkheden van de Omgevingswet op dit punt zijn.”
Durft u al een voorspelling aan? Verwacht u dat gemeenten zoveel mogelijk ruimte binnen de grenzen van de Omgevingswet zullen nemen voor nieuwe plannen of juist niet?
“Ik ga het nauwgezet volgen, ik denk dat het een spannende periode wordt. Wat gebeurt er als een gemeente voortdurend verantwoording af moet leggen bij de rechter omdat belanghebbenden in verweer komen? Dan kan het gevolg zijn dat die gemeente toch ieder plan tot in detail wil vastleggen voor bijvoorbeeld gebiedstransformaties. Maar globale plannen lonen voor een gemeente ook omdat zij, als zich een initiatief aandient, de kosten van de verplichte ruimtelijke onderzoeken daarvoor meer dan nu bij de initiatiefnemer kan leggen. Ik verwacht dat we vooral veel verschillen tussen gemeenten gaan zien in de manier waarop zij invulling geven aan de ruimte die de Omgevingswet biedt. Daarbij is mijn verwachting dat een multidisciplinaire aanpak erg belangrijk zal zijn omdat verschillende disciplines in grote en complexe projecten echt met elkaar samen moeten werken. ”
De start van de nieuwe leerstoel Omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling aan de TU Delft is de aanleiding voor een verkenning van verbinding tussen het omgevingsrecht en andere disciplines. De bundel ‘Omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling: verder met een multidisciplinaire aanpak’ bevat bijdragen met een multidisciplinaire blik op steeds een ander omgevingsvraagstuk. Het boek, onder redactie van Marlon Boeve, Fred Hobma en Co Verdaas, bevat 15 hoofdstukken die steeds zijn geschreven door duo’s van auteurs; een jurist en een beoefenaar van een andere discipline. Samen reflecteren zij op de praktijk, de mogelijkheden van de Omgevingswet en de leerpunten van een multidisciplinaire verkenning van het betreffende vraagstuk.
Cover: ‘Portret Marlon Boeve’ door Sander van Wettum (bron: SKG)