Onderzoek Placemaking is méér dan een tijdelijk theater in een oude fabriek. Hoe kan placemaking strategisch ingezet worden, bijvoorbeeld om de transitie naar een circulaire economie te realiseren? Dat onderzocht ingenieursbureau Sweco.
“Placemaking is dé manier om plekken te verbinden, inspiratie te brengen en je gebied kleur te geven”, zei Wicher Mol (BPD) vorige week in een artikel over placemaking in De Binckhorst op Gebiedsontwikkeling.nu. De term placemaking werd in de jaren zestig van de vorige eeuw gemunt door Jane Jacobs en William H. Whyte, in hun pleidooi voor meer betrokkenheid van bewoners en lokale gemeenschappen bij de inrichting van de open ruimte.
Mensen centraal
Inmiddels is placemaking uitgegroeid tot een multidisciplinaire benadering voor het plannen, ontwerpen en beheren van publieke ruimtes. Daarbij is vaak veel ruimte voor creatieve activiteiten én aandacht voor de culturele en sociale identiteit van een plek. In het ideale geval is placemaking een samenwerking tussen bewoners, gebiedsontwikkelaars en andere belanghebbende partijen. Dat beschrijft architecten- en ingenieursadviesbureau Sweco in een verhaal over placemaking, waarbij verschillende onderzoeken en interviews worden aangehaald.
In een interview met Jens Aerts, stedenbouwkundige bij Sweco België, wordt het proces van placemaking beschreven als strategie om mensen centraal te laten staan in het ontwerpen en beheren van plekken. Samenwerking is daarbij heel belangrijk.
Van analyse naar blijvende betrokkenheid
De strategie van Aerts omvat vier stappen. Stap één in de placemaking-keten is volgens Aerts het begrijpen van de bestaande systemen door het identificeren van de plek. Daarbij wordt een analyse gemaakt van de ruimte en worden alle stakeholders in kaart gebracht. Dat kunnen bewoners of bedrijven in de buurt zijn, maar ook culturele instanties en scholen. Iedereen besluit: er moet actie ondernomen worden.
De tweede stap draait om actie: het voeren van gesprekken met de buurt, om erachter te komen hoe een plek gebruikt wordt en om te onderzoeken wat er verbeterd kan worden. Tijdens deze fase wordt ook duidelijk waar het potentieel van de gemeenschap ligt. Door te experimenteren, komt op laagdrempelige wijze samenwerking tot stand.
Vervolgens wordt in stap drie een visie voor de plek ontwikkeld, waarin de gemeenschappelijke doelen van de verschillende stakeholders zijn uitgewerkt. Waarvoor gaat de plek gebruikt worden? En door wie?
Tot slot, in stap vier, bepalen experimenten op de korte termijn, verbeteringen op de langere termijn en stadsbrede interventies de uitkomst. Volgens Sweco is het cruciaal voor het succes van placemaking dat de verschillende stakeholders gedurende het proces betrokken blijven bij de ontwikkeling. Het wordt in dit stadium duidelijk welke permanente functie het gebied krijgt.
Een ruimte is nog geen plek
Maar hoe wordt dat vertaald naar de praktijk? Diego Luna Quintanilla schreef een white paper over de rol van placemaking in de transitie naar een circulaire economie. Quintanilla is architect en stedenbouwkundig ontwerper bij Sweco België; volgens hem is placemaking op wijkniveau van groot belang in deze transformatie, omdat het individu en de gemeenschap daar samenkomen. Zo kan een inzamelcentrum voor huishoudelijk afval op een strategische plek in de wijk geplaatst worden, zodat het gemakkelijk onderdeel wordt van het dagelijks leven van alle huishoudens.
‘Buurttuin Valentijn in Amsterdam’ door Laura Balvers (bron: Shutterstock)
En veel meer onderdelen van de circulaire economie kunnen op wijkniveau georganiseerd worden, denkt Quintanilla. Daarvoor is wel ruimte nodig. Deze kan gevonden worden in leegstaande gebouwen, een ongebruikte begane grond van een flatgebouw of in de openbare ruimte. Maar een ruimte is nog geen plek, beargumenteert hij. Een plek heeft een identiteit, een historie en hoort bij een bepaalde ruimtelijke en culturele context. Hier komt placemaking om de hoek kijken.
Collectieve composthoop
Volgens het genoemde stappenplan kan placemaking bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie. Dat begint met een groep bewoners die ziet hoe een bepaalde plek gebruikt wordt als afvalhoop, waarna ze met elkaar besluiten iets te doen aan het probleem van huishoudelijk afval in de wijk. Bewoners installeren dan bijvoorbeeld een collectieve composthoop in een stuk openbaar groen dat niet gebruikt wordt. Ter opening van de composttuin organiseren ze een klein buurtfestival, waar bewoners samenkomen en hun culinaire gebruiken delen.
Groenten voor de school
Vervolgens wordt de afvalhoop getransformeerd tot een georganiseerde collectie van materialen die door timmermannen en kunstenaars gebruikt kunnen worden. Ook wordt een moestuin geplant in de buurt van de composthoop. In een leegstaande loods wordt de collectie ruwe materialen ingezet bij workshops over het hergebruiken van materialen. Vervolgens sluiten scholen zich aan bij het initiatief en krijgen jonge studenten er techniekles. De gemeenschappelijke tuin is inmiddels geprofessionaliseerd en herhaald op andere plekken in de wijk, waarmee schoolkantines voorzien worden van een wekelijkse portie groenten.
Placemaking inzetten op deze manier is “een strategie om plaatsgebonden uitdagingen en gemeenschappelijke ambities te overbruggen”, redeneert Quintanilla. Of zoals Sabrina Lindemann, oprichter van de stichting I’M BINCK in de Haagse Binckhorst, het vorige week op Gebiedsontwikkeling.nu zei: “Een leefomgeving wordt beter als (toekomstige) gebruikers er invloed op hebben.”
Lees op de website van Sweco meer over placemaking.
Cover: ‘Urban farming in Guangzhou, China.’ door Jose L Vilchez (bron: Shutterstock)