Recensie In het boek Infratecture, infrastructuur als ontwerpopgave houdt Marc Verheijen een pleidooi voor het integraal ontwerpen van infrastructuur en openbare ruimte. Civiele kunstwerken staan niet op zichzelf, maar zijn onderdeel van het publiek domein. Vanuit de blik van de ruimtelijk ontwerper vertelt Verheijen (opgeleid als verkeerskundige en architect) welke aspecten een belangrijke rol spelen bij het ontwerpen en welslagen van wat hij noemt ‘infratecture’. De schoonheid ervan schuilt in het alledaagse.
Geschiedenis
Het boek start met een kleine geschiedenis van de infrastructuur. Want zonder te weten waar onze infrastructuur vandaan komt, kan de ‘infratect’ niet werken aan het uitgebreide netwerk van infrastructuur. Elke toevoeging bouwt immers voort op een lange traditie, is zelfs vaak een aanpassing van bestaande infrastructuur. Wat begint als een olifantenpaadje, kan jaren later een belangrijke geasfalteerde verbinding zijn.
Infrastructuur wordt vaak beschouwd als een vanzelfsprekend aanwezig iets, maar het is allemaal door mensen bedacht en gemaakt. Vaak vanuit puur functionele eisen. Maar infrastructuur bepaalt ook de dagelijkse omgeving waarin wij ons begeven en daarom dit pleidooi om daar ook met de blik van de ruimtelijk ontwerper naar te kijken. Naar de meerwaarde voor de omgeving van die infrastructuur.
Vijftien thema's
Gevoed door de praktijk en bedoeld voor iedereen die betrokken is bij infrastructuurprojecten in de openbare ruimte, is Infratecture een boek om te inspireren. Zonder de pretentie te hebben volledig te zijn, worden aan de hand van vijftien thema’s die relevant zijn voor het ontwerpen van infrastructuur telkens twee voorbeelden uit de praktijk uitgelicht. Vele internationale voorbeelden passeren de revue, enkele komen van Nederlandse bodem. Stuk voor stuk gerealiseerde projecten, in het boek geen papieren plannen of abstracte visies.
Een van de thema’s is overstappen en wordt geïllustreerd aan de hand van twee stations, Hauptbahnhof Berlin en Grand Central Terminal in New York. Overstappunten (stations en luchthavens) zijn immers cruciale knooppunten in het wereldwijde netwerk dat infrastructuur is. Op die punten staat de mens centraal. Een aantrekkelijke en comfortabele wandeling tussen twee vormen van transport, regelmatig voor duizenden mensen tegelijk, is het voornaamste doel.
Een ander thema dat door Verheijen wordt benoemd is beslispunten. Daarmee wijst hij, in navolging van het pleidooi voor de leesbare stad door Kevin Lynch, op het belang van oriëntatiepunten in de openbare ruimte die mede door infrastructuur worden vormgegeven. Het bewust ontwerpen van deze knooppunten draagt bij aan de identiteit van de plek en de herkenbaarheid van routes voor de gebruiker. Ter illustratie worden hier de boulevards van Hausmann in Parijs en het draaiende huis op de rotonde in Tilburg van John Körmeling opgevoerd.
Daarnaast behandelt Verheijen thema’s als infrabuilding (infrastructuur in de vorm van enorme gebouwen), commercie (reclame-uitingen in abri’s en stations), in het donker (over het belang van geruststelling in ondergrondse ruimtes), overbruggen (over de symbolische waarde van bruggen), hergebruik (denk aan de High Line in New York), kunst (over het samengaan van beeldende kunst en civiele kunstwerken) en opslag (over het stallen van al die voertuigen die niet in gebruik zijn). De hoofdstukken 24/7 en straat behandelen het 24 uur per dag in gebruik zijn van infrastructuur (onderbrekingen zijn per definitie ongewenst) en de belangrijke relatie tussen functionaliteit en ambiance van een geslaagde straat.
Ook de schaal van de grote infrastructuur wordt aanstipt in de hoofdstukken (ont)schermen, bermbiotopen en snelheidslandschappen. Het thema panorama maakt de lijst compleet en volgt het pleidooi van Francine Houben (ooit hoogleraar mobiliteitsesthetiek aan de TU Delft) voor het bewust ontwerpen van weidse uitzichten voor automobilisten en treinreizigers.
Lectoraat
Het boek Infratecture staat niet op zichzelf. Het is een uiting van het onderzoek van het Lectoraat Infratecture aan de Hogeschool van Rotterdam onder leiding van Verheijen. Ander resultaat van het lectoraat is de methode ‘functional ambiance’, die Verheijen eerder ontwikkelde om het functioneren van straten meetbaar en bespreekbaar te maken aan de hand van een spidergraph en daarmee ook verbeterbaar. Het begrip ‘functional ambiance’ komt voort uit de samentrekking van functionaliteit en de ambiance van de straat.
Pleidooi
Verheijen houdt een pleidooi voor een integrale aanpak van infrastructuur en openbare ruimte door met de verschillende disciplines bij elkaar te gaan zitten en de krachten en kennis te bundelen. Het is nadrukkelijk niet zijn bedoeling om een nieuw zelfstandig vakgebied te beginnen. Infratecture ontstaat in de overlap van de disciplines die betrokken zijn bij infrastructuur en openbare ruimte. Dat klinkt voor de hand liggend, maar in de praktijk staan de uitgangspunten van verkeerskundigen en ruimtelijk ontwerpers vaak op gespannen voet.
De thema’s die Verheijen benoemt vormen een handige lijst om in het achterhoofd te houden, om tijdens het ontwerpen nog eens na te gaan of aan alle relevante aspecten voldoende is gedacht. Het biedt daarmee tegenwicht tegen de strikt technische en juridische blik waarmee civiel ingenieurs naar infrastructuur plegen te kijken. Een verwijt dat vaak ook aan verkeerskundigen wordt gericht.
Verheijen spreekt zijn waardering uit voor infrastructuur voorbij het functionele (waarover al vele (hand)boeken zijn geschreven). Waar het hem om gaat, is infrastructuur als ruimtelijke ontwerpopgave. Om het integraal ontwerpen aan infrastructuur: niet langer sectoraal, maar in balans met haar omgeving. Als de onderlegger van onze samenleving. Een infrastructuurproject dat meer bereikt dan enkel het oplossen van het functionele probleem, maar maatschappelijke waarde toevoegt, dat is infratecture zoals Verheijen bedoelt.
Infratecture, infrastructuur als ontwerpopgave
Marc Verheijen
Nai010 uitgevers
Zie ook:
Cover: ‘2015.06.22_Infratecture_1320’