23 oktober 2017
7 minuten
Persoonlijk “Vooraf kwam al naar voren dat bestuurders ervoor kiezen te gaan bouwen binnen bestaand stedelijk gebied.” Een interview met Joost Schrijnen.
De trek naar de stad is en blijft een feit. Daarnaast trekt de economie weer aan en breidt het veld van ontwikkelaars zich uit. Dit mondt uit in een urgentie voor een verstedelijkingsbeeld en -strategie als houvast voor het ‘post-Vinex’ tijdperk. Er is niet langer één verstedelijkingsconcept voor Nederland: de regionale verschillen zijn groot en dat vraagt om passende oplossingen binnen een nationale context.
Vereniging Deltametropool en Joost Schrijnen presenteren de publicatie ‘Verstedelijkingsopgave van Nederland – naar een gezamenlijke aanpak’, waarin we met bestuurders van de provincies, de G4 en G32, gezamenlijk op zoek zijn gegaan naar de verstedelijkingsopgave. Vereniging Deltametropool vroeg Joost Schrijnen naar de opvallendste bevindingen.
Waarom is het zo bijzonder en belangrijk dat er in deze samenstelling is gekeken naar de verstedelijkingsopgave in het kader van de NOVI?
Verstedelijking is één van de grote onderwerpen van de ruimtelijke inrichting van Nederland; daarover moeten uitspraken worden gedaan in de komende Nationale Omgevings Visie, de NOVI. Het nieuwe Kabinet heeft die in het regeerakkoord ook aangekondigd. Als gevolg van de bevolkingsgroei, met name in de stedelijke gebieden, is er vraag naar 1 miljoen extra woningen tot 2040, maar tegelijkertijd is er ook een opgave met betrekking tot krimp. Deze combinatie vraagt om een toelichting.
Voorafgaand aan dit onderzoek is er met alle provinciebestuurders gesproken over de NOVI en wat daar in moet staan. Hier kwamen, naast de algemene wens dat er een NOVI komt omdat de lokale bestuurders heel erg een (inter)nationale context missen voor hun eigen handelen, een aantal thema’s uit. Het is belangrijk dat we met elkaar verbonden zijn en bij elkaar blijven, zodat Nederland niet uit elkaar valt zowel sociaal, ruimtelijk als qua voorzieningen. Een van de thema’s die uit de gesprekken naar voren kwam en die verder uitgewerkt moet worden is het thema ‘verstedelijking’. Tegelijkertijd benoemde de startnota van NOVI óók een stedelijke opgave: Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving.
Voor dit onderzoek hebben we niet alleen met de bestuurders van de provincies gesproken maar ook met bestuurders van de vier grote steden (G4) en de G32. We hebben ze gevraagd naar hún positie en prioriteiten met betrekking tot de verstedelijking. De toegevoegde waarde hiervan is heel groot; Het gebeurd niet zo vaak dat provincies en grote steden op die manier met elkaar in gesprek gaan. De samenwerking tussen de grote stad en de provincie is in grote opgaven zoals deze onvermijdelijk en noodzakelijk.
De ondertitel van de publicatie luidt 'naar een gezamenlijke aanpak'. Wat zijn de belangrijkste eerste agendapunten naar deze gezamenlijke aanpak?
Wat vooraf al naar voren kwam is dat bestuurders ervoor kiezen dat ze gaan bouwen binnen bestaand stedelijk gebied. Het is heel bijzonder dat dit zo algemeen is uitgesproken. Dit wil niet zeggen dat geen enkel gebouw buiten de stad gebouwd kan worden, hiermee wordt bedoeld dat de opgave de stad zelf is.
De verstedelijkingsvraag gaat ook over functiemenging, klimaatadaptatie en alle ingewikkelde vraagstukken die daarbij komen. Het gaat niet alleen om huizen bouwen, maar over al die opgaven die in de stad gaan landen de komende 20-30 jaar.
Uiteindelijk zijn er drie hoofdopgaves uit de gesprekken naar voren gekomen. De eerste is de metropolitane schaal. Er is een schaalsprong gaande in de metropolitane gebieden. De omvang van de verandering, bijvoorbeeld in het geval van mobiliteit, is enorm en er is nu nog beperkt zicht op hóe deze zijn neerslag vindt. Zo worden bij de stations in de grote en middelgrote steden als Utrecht, Rotterdam en Amsterdam CS grote fietsenstallingen gebouwd en ze zijn meteen te klein. Dat is bizar! We hebben het over een acute schaalsprong. Wanneer je zoiets signaleert als die expansie van het fietsverkeer, de opkomst van de elektrische fiets die de actieradius enorm vergroot, de uitbreiding openbaarvervoer, dan ben je al bezig met een duurzaam systeem.Dan ben je bezig met een alternatief voor de automobiliteit. Dit past in de klimaatadaptie-strategie en het is dus belangrijk dat deze thema’s in elkaar grijpen. Het Rijk is nog lang niet zover dat ze dit als uitgangspunt kiezen voor hun strategie. In die zin is de publicatie een pleidooi aan het Rijk om daar nu eens wél voor te kiezen.
Ten tweede de verbinding van stedelijke gebieden. ‘De nieuwe menging’, vond ik een ontdekking, heel interessant. Overal in steden en middelgrote steden zijn vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw monofunctionele universiteit- of hogeschoolterreinen gemaakt. Overal, in Enschede, Maastricht, Utrecht Amsterdam, zie nu je dat de scienceparken steden worden. Mensen gaan er wonen, er komen start-ups, bedrijven vestigen zich er. Friesland Campina landt bij Wageningen op het universiteitsterrein enzovoort. Dit is een ontwikkeling van de laatste 5 jaar en gaat razendsnel. Maar er is ook een omgekeerde beweging: bij een aantal van de monofunctionele industriële gebieden, zoals de haven van Rotterdam of Chemelot, het industrieel cluster in Limburg, vestigen zich delen van hogescholen, universiteiten, start-ups, innovatie milieus. Er ontstaat een volkomen nieuw stadconcept rondom kennis; kennis vermengd zich met de stad en verplaatst zich naar de industrieën. Wetenschap en economie verbinden zich. Dit gaat vanzelf maar we moeten er wel voor zorgen dat die kernen onderdeel zijn of worden van het stedelijk systeem. Het raakt ook aan het project Spot On* want het gaat ook over het landschap als vestigingsklimaat en het aantrekken van kennis. Deze ontwikkeling gaat verassend hard.
Het derde thema is krimp en de manier waarop de krimpende gebieden onderdeel kunnen blijven van het stedelijk gebied waartoe ze horen. Dit betekent dat er echt opnieuw nagedacht moet worden over mobiliteit. Hoe zorg je dat mensen bij een ziekenhuis kunnen komen? Dat er middelbare scholen zijn? Wat voor andere voorzieningen zijn er nodig en hoe zorg je dat mensen daarbij kunnen? En: Hoe kun je zo reorganiseren dat het nog een fijne plek blijft voor mensen om er te wonen, zodat het platteland niet vereenzaamd? Er is grote behoefte om samen te kijken naar wat er nodig is, zodat alle provincies en steden mee kunnen doen. Is er bijvoorbeeld geld of wetgeving nodig, of afspraken over infrastructuur? Ze moeten het zelf doen maar op het moment dat het over infrastructuur of bijvoorbeeld klimaatadaptatie gaat, zijn dit gebiedoverschrijdende thema’s en budgetten. Sommige steden en provincies hebben wel geld, andere niet. Het is zoeken naar wat er nodig is in de verhouding Rijk-provincie-metropoolregio- stad.
Wat is nu het belangrijkste signaal richting het Ministerie van Infrastructuur en Milieu op basis van deze verkenning?
Het Ministerie van IenM is bezig met de NOVI en dat doen ze op een gestructureerde en objectieve manier, dus door het afwegen van allerlei beleidsopties: Zullen we buiten de stad of in de stad bouwen? Is er een betekenisvol verschil? Onze publicatie is een bestuurlijk pleidooi om daaraan voorbij te gaan. We kiezen al voor een richting. Er is een onvermijdelijkheid: de stad is een gegeven, ga daar mee verder, zet daar op in! Daaronder zit een behoefte aan infrastructuur, voorzieningen, klimaatadaptatie. Het is een vraag aan het Rijk om steden te helpen aan de slag te gaan. Kortom: erken dat dít de opgave is. We hebben zoveel bestuurders gesproken, dat we nu kunnen zeggen: dit is het. De middelen moeten nu ook in samenhang worden aangewend, en het infrastructuurfonds moet een mobiliteitsfonds worden. Niet pas in 2030 zoals de regeringsverklaring nu stelt, maar per omgaande!
Het Rijk staat voor een groot dilemma omdat tot nu toe de strategie generiek was: alle gebieden kregen eenzelfde aanpak. Die tijd is nu voorbij. Er is nu een genuanceerder aanpak nodig, omdat de gebieden nou eenmaal verschillend zijn, in financiële en ruimtelijke mogelijkheden.
De NOVI is een belangrijk stuk en stuurt het beleid van het Rijk. Het is richtinggevend voor de overheid die hem vaststelt, stuurt rijksmiddelen en is ook richtinggevend door het formele inspraakproces. Het is geen beleidsflodder, maar een formeel document en een wettelijk plan. Dit geeft voor jaren richting.
Hoe nu verder: wat zou wat u betreft de vervolgstap moeten zijn van de gezamenlijke partijen?
Het zou ontzettend goed zijn als de drie thema’s verder worden uitgewerkt op het gebied van mobiliteit, energietransitie en klimaatadaptatie. Het niveau waarop dit zal moeten worden uitgezocht is verschillend; in metropolitane gebieden zijn de grote steden en metropoolregio’s sturend, elders is dat de provincie. Dus wie gaat zich aangesproken voelen dit te agenderen? Dat zal overal anders zijn en het Rijk heeft de belangrijke taak om hier ruimte voor te maken.
Bekijk hier de publicatie 'Verstedelijkingsopgave van Nederland- naar een gezamenlijke aanpak'.
Dit artikel verscheen eerder op Verenigingdeltametropool.nl.
Cover: ‘Rotterdam verstedelijking’