Nieuws De Praktijkredactie van Gebiedsontwikkeling.nu bestaat uit een tiental oud-MCD studenten. Vier keer per jaar spreken en schrijven zij met elkaar over wat hen bezighoudt in de gebiedsontwikkelingspraktijk in Nederland. Ze doen dat ieder vanuit hun eigen vakgebied en praktijk, maar steeds met de openheid en de kritische blik zoals ze die ook gewend waren in te zetten tijdens hun MCD-opleiding.
Deze zomer lieten ze zich inspireren door econoom Frank Kalshoven en de scenario’s voor economische groei in zijn boek Groeiland. Helma Born (algemeen directeur Procap), Hans Hugo Smit (senior projectleider Platform 31) en Jeroen Hutten (oprichter Nidoo) starten een polemiek. Helma Born pleit voor een onderbouwde langetermijnvisie op gebiedsontwikking. Dat betekent afkicken van onze verslaving aan Groeiland, repliceert Hans Hugo Smit: de kunst is om gebiedsontwikkeling vorm te geven zonder uit te gaan van groei. Jeroen Hutten pakt de handschoen op en formuleert drie nieuwe scenario’s voor de praktijk van gebiedsontwikkeling. Deel één van de polemiek, die nadrukkelijk open staat voor reacties.
In de herfst van 2008 viel de bank Lehman Brothers om en in de slipstream van die val, viel er nog veel meer. Sindsdien bevinden we ons in een periode die we een aantal jaren ‘crisis’ of ‘recessie’ noemden, maar waarvan we nu – zeker in de gebiedsontwikkeling – zeggen dat de recessie inmiddels geweest is en – dat vooral – dat het nooit meer zo wordt als het was. We zeggen dat we ervan overtuigd zijn dat er sprake zal zijn van een nieuw evenwicht, maar wat dat evenwicht dan is: dat weten we nog niet zo goed.
Tot mijn schrik bleek uit een aantal artikelen in het nieuws vorige week dat de terugval in het gedrag van voor de crisis dichtbij op de loer ligt. Als ik hoor dat de directeur van het EIB Taco van Hoek suggereert dat de woningmarkt helemaal niet ziek is, en dat – dus – alle voorzichtigheid in de afgelopen jaren overdreven was, schrik ik daarvan. Heeft deze meneer het over dezelfde woningmarkt als ik? En mijn zorg over ‘terugval in oud gedrag’ wordt nog eens versterkt door alle ophef die er vorige week was over de uitspraak van het Planbureau voor de Leefomgeving dat nieuwbouw in grote delen van het land niet langer vanzelfsprekend is. Mij lijkt dat dat met de jaren die achter ons liggen, toch geen rare constatering.
De econoom Frank Kalshoven noemt dit een tijd ‘waarin vloeibaar blijkt wat vast leek’. En dus, zegt hij, ‘is helder denken geboden om straks niet om de verkeerde redenen [vanuit Nederland geëmigreerd HB] veehouder in Canada te zijn geworden’. Ik kom zo bij Kalshoven terug. Eerst de gebiedsontwikkeling. In 2003 startte de MasterCityDeveloper-opleiding* met de lancering van het boek over de ontwikkeling van het Paleiskwartier in Den Bosch. Het boek beschrijft welke processen er nodig zijn om succesvol te zijn in gebiedsontwikkeling. Sinds 2006 heeft de TU Delft de Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling. De MCD en de Praktijkleerstoel bouwden in het afgelopen decennium een curriculum op. Er is een reeks aan literatuur verschenen over onderzoek naar hoe steden en regio’s zich ontwikkelen zowel in ruimtelijk als in economisch opzicht. Gaandeweg hebben zich een paradigma en een discours ontwikkeld waarop onderzoekers en mensen in de praktijk zich kunnen beroepen en waarop zij verder bouwen. Dat is waardevol, en ook belangrijk voor een vakgebied dat er ook wetenschappelijk toe wil doen.
En toch: nu het er echt om spant in de gebiedsontwikkeling lijkt het discours te verstommen. Waar gaat het heen? Welke keuzes kunnen we maken? Welke hoofdstromen zijn er als het om de vormgeving van ons land en de ontwikkelplannen gaat? Welke lessen hebben we geleerd? Ik vraag me af wie de handschoen oppakt om eens een grondige analyse te maken van kansen en keuzes.
Onder economen daarentegen is de discussie over ‘hoe nu verder? en ‘wat is goed voor de wereld?’ in volle gang. Veel economen stortten zich in het afgelopen jaar met verve op Thomas Piketty en zijn nieuwe versie van Het Kapitaal. Piketty zegt dat een van de grootste problemen van de economie de opeenhoping en de verdeling van kapitaal is. Hij wijst op problemen van ongelijkheid, van concentratie van welvaart en van economische groei. Of je het met hem eens bent of niet: er wordt weer volop geschreven en gediscussieerd over economische theorieën en vooral ook over de vraag op welke manier je crises zoals die waar we nu langzaam uit geraken, kunt voorkomen.
Ook in ons land zoeken economen de discussie op. Onlangs las ik het boek ‘Groeiland’ van Frank Kalshoven. Het boek heeft als ondertitel ‘Helder denken over economische bloei in Nederland’. Een aanrader: vrolijk boek, goed geschreven, met een duidelijke uitleg en glasheldere afbeeldingen. Het lukt Kalshoven om aan de hand van de geschiedenis van de Nederlandse economie te vertellen hoe economie werkt en aan welke knoppen je kunt draaien om te zorgen voor slimme groei of domme groei. Welke ontwikkelingen heeft ons land economisch doorgemaakt? Hoe rijk is Nederland geworden en waarom zijn we dan toch - door de crisis – een van de somberste landen van Europa? Kalshoven ‘speelt’ met de volgorde van leren, werken, rusten. En hij laat de economische effecten daarvan zien. Aan het eind van het boek schetst hij vier toekomstmogelijkheden voor Nederland: krimpland, innovatieland, groeiland en werkland. Deze vier toekomstbeelden zijn gerangschikt langs twee assen met keuzes: meer uren werken / minder uren werken en die van meer investeren / minder investeren.
De gevolgen van deze groeibeelden zijn afgezet tegen de gevolgen van de keuze op zes kerngrootheden: groei, consumptie, werkgelegenheid, vrije tijd, arbeidsproductiviteit en het aantal uitkeringen. Zo worden de keuzes en de gevolgen van die keuzes zichtbaar en stelt Kalshoven de lezer de vraag: zeg het maar, in welk land wil je wonen?
Ik ben jaloers op ‘Groeiland’. Ik verlang naar een zelfde soort discussie in ons vakgebied. De vraag ‘in welk land wil je wonen?’ moeten we elkaar in de sector van bouwen, wonen en ontwikkelen als vakgenoten stellen. Dat helpt om ons systeem opnieuw en doordacht op te bouwen, zonder te vervallen in de oude patronen. Wat zijn de twee assen waarover onze keuzes lopen? Wat zijn de zes parameters? Ik doe een voorzet: waarde, grondwaarde, leefbaarheid, bereikbaarheid / distributie, energie- en waterverbruik, eigendom, hypotheekschuld, enzovoort. Vul maar aan.
Kortom, laten we met elkaar de wezenlijke discussie aan gaan om te komen tot heldere uitgangspunten. Niet langer roepen dat het moeilijk is en onzeker, maar ook niet zo maar terugvallen op het oude. Bewust, weloverwogen keuzes maken en daar naar toe werken. Klinkt dat goed of niet? Zeg het maar!
*Master City Developer (MCD) is een postmaster-opleiding voor professionals in gebiedsontwikkeling van Erasmus Universiteit Rotterdam, TU Delft en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Zie ook: MCD: Ontwikkel je verbindingskracht
Zie ook:
- Afkicken van groei en systeemdenken
- Vernieuwde MCD opleiding speelt in op stadsontwikkelingpraktijk
Cover: ‘2014.09.19_Jaloers op groeiland_660’