Dommel, Noord Brabant door Iryna Melnyk (bron: shutterstock.com)

Jannemarie de Jonge en Sylvo Thijsen over kansen in het landelijke gebied

26 januari 2022

9 minuten

Persoonlijk Klimaatadaptatie, landbouwbeleid en biodiversiteitsherstel gaan het landelijk gebied en de overgangen tussen stad en land ingrijpend veranderen. In een dubbelinterview vertellen directeur Staatsbosbeheer Sylvo Thijsen en Rijksadviseur Fysieke Leefomgeving Jannemarie de Jonge wat de opgaven voor het landelijke gebied zijn en welke kansen zij zien.

Sylvo Thijsen zet direct de toon. Hij ziet Nederland als een gebied waarin we al zolang ingrijpen, dat alleen ‘gebieden natuurlijker maken’ de grote problemen niet gaat oplossen. Het vraagt volgens hem een andere aanpak: “Het ecologisch systeem én de regulerende werking van het waterbeheer moet je als vertrekpunt nemen. Het menselijk en haast cybernetische vernuft in ons fijnmazige stelsel van waterlopen en kunstwerken moet je inzetten op een meer ecologische wijze.”

Sylvo Thijsen, directeur Staatsbosbeheer door Jeroen den Hartog (bron: ruimteenwonen.nl)

‘Sylvo Thijsen, directeur Staatsbosbeheer’ door Jeroen den Hartog (bron: ruimteenwonen.nl)


De Jonge spreekt liever van het samenhangend bodem-watersysteem. 25 procent van de biodiversiteit zit immers in de bodem en een gezonde bodem buffert veel water. Bodem en water moet je volgens haar als levend substraat beschouwen waarmee je werkt, en niet als ‘hectares vastgoed’ waarop je bouwt. Met de huidige verstedelijking op zandgronden en footloose landbouwtechnieken missen we het oplossend vermogen van het bodem-watersysteem. Door Nature-based solutions (NBS) in te zetten kunnen watersysteemproblemen aangepakt worden die ook de natuur ten goede komen. Kortom: we moeten de kracht van natuurlijke processen gaan koppelen aan het menselijk vernuft.

Hoe pak je dat watersysteem dan aan?

Thijsen: “In de hogere zandgebieden pakken we het hele secundaire watersysteem aan, gaan we meanderen, en dat leidt tot extensievere landbouw in de beekdalen van bijvoorbeeld Dommel en Beerze, en de Limburgse Geul.” Dat leidt tot een meerwaarde die nauwelijks in geld kan worden uitgedrukt en geen deel uitmaakt van het verdienmodel van de boer. Zo’n aanpak kan dus niet zonder afwaardering of andere beprijzing van de grond, vinden Thijsen en De Jonge. Dat kan de boer niet zelf opbrengen; de samenleving moet hieraan bijdragen.

We moeten de kracht van natuurlijke processen gaan koppelen aan het menselijk vernuft

De Jonge gaat een stap verder door te constateren dat de huidige ‘lineaire financiering’ niet past bij de gewenste circulaire economie: “Een boom levert pas wat op als we hem kappen, maar ondertussen heeft die boom ons gedurende zijn hele leven lucht en vrucht gegeven en CO2 vastgelegd.” Het gaat om de baten gedurende de gehele cyclus en dat vraagt om een andere manier van rekenen, waarin we niets meer afwentelen. De inkomsten van de huidige landbouw vallen bijvoorbeeld weg tegen de toename van milieu- en gezondheidskosten voor de volgende generatie.

Die circulaire manier van denken (en rekenen) ziet Thijsen ook bij de herontwikkeling van brownfields: “Dat is uiteindelijk goedkoper dan greenfield-ontwikkeling, blijkt uit Amerikaans onderzoek. We zadelen toekomstige generaties niet op met schoonmaakkosten en het spaart ruimte. Bovendien wordt iedere greenfield-ontwikkeling ooit een brownfield.” De Jonge wijst erop dat investeren nu, met de negatieve rente, aantrekkelijk is. Bomen worden meer waard, en geld minder: “We bewijzen de komende generaties een dienst als we nu investeren in biodiversiteit, nature-based solutions, bossen en bomen.”

Wat kan het Rijk doen om de boeren mee te krijgen in zo'n veranderingsproces?

De Jonge en Thijsen vinden kringlooplandbouw op zich een goed concept, maar ze missen de benodigde instrumenten. We mogen de omschakeling van intensieve naar natuurinclusieve landbouwtechnieken niet aan de individuele boer overlaten. De afschaffing van het betreffende ministerie (van LNV) in 2010 en de cultuur van zelfrealisatie en polderen hebben hierbij niet geholpen. De overheid zal zich extra moeten inspannen en flink moeten investeren in nieuwe vormen van landbouw, vindt Thijsen. “En dat kan best, kijk naar de operatie ‘van het gas af’. Of, passender bij het onderwerp, naar de Mansholt-periode met de Ruilverkavelingswet en bijbehorend uitvoeringsinstrumentarium. Daar heb je een sterke overheid en miljarden voor nodig. De overheid moet de boeren helpen.”

De overheid moet de boeren helpen

De Jonge onderschrijft de noodzaak van een krachtige overheidsaanpak, mét ook die sociale component erin. De boeren hebben een historie in het gebied, maar kunnen niet op dezelfde manier doorgaan. Daar hebben ze hulp bij nodig. “De grote variatie in bedrijfsstijlen vergt gebiedsgericht maatwerk. Maatregelen moeten passen bij de locatie en het type boer; niet iedereen heeft zin in een zorgboerderij en niet elk bedrijf ligt dicht genoeg bij de stad om diensten te kunnen leveren.” Het concept stadslandbouw werd in Nederland zo’n 25 jaar geleden al geïntroduceerd in de Visie Stadslandschappen van LNV. Dat concept sloeg toen helemaal niet aan. Maar nu is stadslandbouw op weg een serieuze sector te worden.

Hoe maak je gebiedsontwikkeling in het landelijke gebied integraal?

Stadslandbouw is een relatief nieuwe vorm van landbouw. Thijsen: “Ook andere combinaties zijn interessant zoals Agroforestry (een landbouwsysteem van akker- en tuinbouw of veeteelt met bos), dat in andere landen vaker worden toegepast.” Ook zijn er combinaties denkbaar in en om agro-industriële complexen, bijvoorbeeld kassen en zonnepanelen op logistieke dozen of zonnepanelen in combinatie met tuinbouw. De gebiedsontwikkeling in het landelijk gebied kan zo compacter en intensiever worden.

De Jonge: “Dergelijke concepten worden door Wageningen [Universiteit] in onder andere China, Brazilië en Afrika breed opgezet. Maar in Nederland komt dat nog onvoldoende van de grond.” Meervoudig ruimtegebruik in de gebouwgebonden land- en tuinbouw wordt nog onvoldoende gestimuleerd en blijft daardoor achter bij de verwachtingen.

Jannemarie de Jonge, Rijksadviseur Fysieke Leefomgeving door Arenda Oomen Fotografie (bron: ruimteenwonen.nl)

‘Jannemarie de Jonge, Rijksadviseur Fysieke Leefomgeving’ door Arenda Oomen Fotografie (bron: ruimteenwonen.nl)


Hoe kun je dat sectorale denken doorbreken?

Thijsen vindt dat de overheid integraal handelen moet afdwingen: “Je krijgt pas een vergunning als je kunt aantonen dat je dergelijke combinaties van functies benut.” Naast regelgeving, die in de Nederlandse planningscultuur maar lastig aangepast kan worden, houden ook grondprijzen nieuwe ontwikkelingen tegen. Voor boeren die op de volle grond werken en willen extensiveren en experimenteren, met bijvoorbeeld agroforestry, is de grond te duur. Voor logistieke ondernemers die op landbouwgrond willen bouwen is de grond juist goedkoop waardoor functiecombinaties niet nodig zijn. De schaarste aan ruimte komt niet tot uitdrukking in de waardering van de grond. De overheid kan daar beter op sturen.

Het belastingstelsel werkt ook tegen, vindt De Jonge: “We belasten de waarde van wat op de grond staat en niet de grond zelf – en dat bevordert intensief ruimtegebruik niet.” Thijsen ziet openingen met de Stikstofwet. We zijn nu gehouden de Natura 2000-gebieden in een ander regime te plaatsen, bijvoorbeeld met bufferzones rond stikstofgevoelige natuurgebieden. “Stikstof is een sterke kaart die de overheid nu moet spelen om het grondgebruik structureel te beïnvloeden.” Het Rijk kan aangeven dat dergelijk buffers onvermijdelijk zijn en vervolgens is het aan de regio om dat op (lokale) maat uit te werken, vinden beiden. De kosten worden betaald uit de eerdergenoemde vereveningsystematiek.

Wat zijn de mogelijkheden voor de bufferzones?

Thijsen en De Jonge vinden dat natuurinclusief ruimtegebruik, zoals agroforestry en andere manieren van natuurinclusieve landbouw, in die bufferzones veel kansrijker is dan alleen natuur. Er draaien nu veertig natuurinclusieve landbouwpilots: in juli dit jaar ging het Pilot-Investeringsfonds Duurzame Landbouw van start voor boeren en tuinders die willen omschakelen naar een stikstofarmere, extensievere en duurzamere bedrijfsvoering.

Interessant is dat juist schaalvergroting in de bufferzones rond natuurgebieden kan helpen bij de omschakeling naar extensievere landbouw. Deze schaalvergroting gaat dan vooral om het aantal hectares en niet om de omvang van de veestapel. Natuurinclusieve bedrijven zitten nu gemiddeld op ongeveer 30 hectare extensief beheer, terwijl een gezonde (extensieve) bedrijfsvoering om een orde van grootte van minimaal 120 hectare vraagt.

De combinatie van extensivering en bedrijfsvergroting is een realistische optie: jonge boeren kopen de grond van uittredende boeren zonder opvolger. Maar zo’n extensivering slaat nog niet aan bij de traditionele landbouw(lobby). Zo zijn de Duitsers al verder: boeren in dergelijke bufferzones krijgen een groen certificaat en ontvangen zo betere prijzen voor hun producten.

We belasten de waarde van wat op de grond staat en niet de grond zelf – en dat bevordert intensief ruimtegebruik niet

Wat kunnen terreinbeheerders doen?

Thijsen kijkt terug naar de tijd dat zijn organisatie nog een bredere taak had: “Staatsbosbeheer was de Godfather van de landschapsarchitectuur.” In zo’n 200 landinrichtingsplannen werd een groot deel van het land opnieuw ingericht en werden veel bos en landschappelijke beplantingen aangelegd. Die komen nu in een fase waarin serieus onderhoud nodig is. Denk aan de populieren op dijken en rond het Veerse Meer of de bossen in de Randstad Groenstructuur (RGS). De populieren en essen gaan daar dood, terwijl er geen geld meer beschikbaar is voor beheer. De RGS viel tussen wal en schip na de decentralisatie van taken van minister van LNV Bleker in 2012.

Naast achterstallig onderhoud komt er nog veel meer op landschap af. De capaciteit van de elektriciteitsnetwerken wordt de komende jaren sterk uitgebreid. De gevolgen voor het landschap maakt Staatsbosbeheer landelijk aanhangig, vertelt Thijsen. “Maar door het gebrek aan regie van het Rijk organiseren we het steeds meer per provincie. Dat is jammer, want ons landschap draagt sterk bij aan de nationale identiteit en is niet het resultaat van twaalf afzonderlijke delen.”

Hoe betaal je de gebiedsontwikkeling en de afwaardering van grond?

Door bundelen van budgetten, is een logisch antwoord. De Jonge ziet dat dit in stad-land verband soms al gebeurt. Denk aan de recente ontwikkeling van Regionale Investeringsagenda’s (Ria’s) op regionale schaal. In deze Ria’s worden rood, groen en blauw op elkaar gelegd en komen potjes van zowel de kosten als opbrengsten bij elkaar. “We moeten af van dat dichotome (binaire) denken tussen stad en land; vaak kan er meer door beide in samenhang te zien.”  

Staatsbosbeheer was de Godfather van de landschapsarchitectuur

Verevening vanuit gebiedsontwikkelingen in de regio is ook kansrijk, vindt Thijsen. De waardevermeerdering van vastgoed door het toevoegen van groen en water in de directe omgeving is aangetoond en aanzienlijk. Dat kunnen we slimmer afromen: met een paar duizend euro per nieuwbouwhuis kun je veel meer groen aanleggen.

Ook tussen overheidslagen en Rijksdiensten onderling kan meer worden gekoppeld. De brede nutsfunctie van landschap wordt alleen maar groter in een sterk stedelijke omgeving, en dat vraagt om een gecoördineerde aanpak. Het delen van grond en kennis tussen rijksdiensten en provincies biedt potentieel voor het bereiken van maatschappelijk doelen en het stimuleren van transities. Recente initiatieven hiertoe van Rijkswaterstaat, Rijksvastgoedbedrijf en Staatsbosbeheer leiden al tot betere afstemming, stellen zowel De Jonge als Thijsen.

Bovenregionaal verevenen kan bovendien sociaaleconomische effecten sorteren. Sommige provincies innoveren daarin al sterk, zoals de provincie Noord-Brabant. Zij zoekt met het Groen Ontwikkelfonds naar nieuwe verdien- en financieringsmodellen. Het is dan wel cruciaal dat we anders gaan rekenen, vindt De Jonge: “Gemeenten hebben soms veel grond, die het grondbedrijf standaard voor de hoogste prijs probeert te slijten. Men zou naar grond als landgoederen moeten kijken, met als doel het gebied beter door te geven aan de volgende generatie.” Thijsen stemt in: “Als overheid gaat het om een balans zoeken tussen verdienen en hogere maatschappelijke doelen. Daar moet nog wel aan gerekend worden.”

Welke rol zien jullie voor bewoners bij het landschap?

Thijsen: “Wij hebben ruim 8000 geregistreerde vrijwilligers bij Staatsbosbeheer. We betrekken mensen uit de directe woonomgeving bij projecten. ‘Thuis in de streek’ zoals wij dat noemen. We doen dat op honderden plekken en daarvoor hebben we 200 ‘publieke boswachters’ in dienst. We hebben veel mensen met afstand tot de arbeidsmarkt betrokken. En in gebieden waar initiatieven van jeugdzorg en werkplaatsen zijn gestopt, hebben wij mensen op kunnen nemen, wat goed is voor de gemeenschap.”

Als overheid gaat het om een balans zoeken tussen verdienen en hogere maatschappelijke doelen

De Jonge ziet ook steeds meer burgerinitiatieven, stichtingen (zoals bij de natuurontwikkeling van het Binnenveld) en grondfinancieringsconstructies voor natuurinclusieve landbouw (zoals Aardpeer en Land van Ons). “Het initiatief ligt bij de burger en de overheid sluit vaak aan.”


Dit artikel verscheen eerder op ruimteenwonen.nl


Cover: ‘Dommel, Noord Brabant’ door Iryna Melnyk (bron: shutterstock.com)


Leo Pols door Leo Pols (bron: ruimteenwonen.nl)

Door Leo Pols

Landschapsarchitect, voorheen bij Planbureau voor de Leefomgeving

Merten Nefs

Door Merten Nefs

Programmaleider bij Vereniging Deltametropool


Meest recent

Zaandammerplein in Amsterdam door TasfotoNL (bron: Shutterstock)

Waardegedreven gebiedsontwikkeling zet baathouder centraal

Ferry Renne, procesmanager bij Brink, pleit voor een verandering in het vakgebied en stelt dat moderne gebiedsontwikkeling dwingt om op een andere manier naar ‘baten’ te kijken. “Zo creëren we kansen voor duurzame oplossingen in de toekomst.”

Analyse

21 november 2024

Wolkenkrabber in Londen in aanbouw door WD Stock Photos (bron: Shutterstock)

Circulaire gebiedsontwikkeling vraagt om meer dan alleen kringlopen sluiten

Circulair beleid richt zich binnen gebiedsontwikkeling nu nog vooral op het hergebruik van materialen. Dat kan en moet anders, blijkt uit een beleidsanalyse van TU Delft-onderzoekers. “Nu blijft het bouwprogramma onaangepast.”

Onderzoek

20 november 2024

Overstroming in Valkenburg door MyStockVideo (bron: Shutterstock)

Waterproblematiek vergroot de druk op ruimtelijke plannen in Limburg

Na de overstromingen van 2021 staat de verhouding tussen woningbouw en waterveiligheid in Limburg op scherp. Het Limburgse Waterschap wil geen nieuwbouw in gebieden met een hoog overstromingsrisico. De Provincie wil dit niet vooraf uitsluiten.

Onderzoek

19 november 2024