Verslag Op 9 November ontving de Catalaanse architect en stedebouwkundige Joan Busquets uit handen van Prins Willem Alexander in het Koninklijk Paleis op de Dam de prestigieuze Erasmusprijs. Deze prijs en het bijbehorende geldbedrag van 150.000 euro werd aan Busquets toegekend vanwege zijn indrukwekkend veelzijdig oeuvre op het gebied van stadsplanning en de nadruk daarbij op de maatschappelijke betekenis van deze projecten. Busquets’ ontwierp zowel uitbreidingsprojecten, stadsvernieuwings- als infrastructuurprojecten. Sinds 1988 is hij actief in Nederland met projecten als onder andere het stationsgebied in Delft, de binnenstad van Den Haag en de waterkant van Almere. Ter ere van de Erasmusprijs gaf Busquets eind augustus al een masterclass urban design aan de Amsterdamse Academie van Bouwkunst. Aan deze masterclass ‘Reinventing the Amsterdam Urban Block’ deden 60 studenten mee uit 30 verschillende landen, zich allemaal richtend op de hedendaagse betekenis van de grachtengordel voor de stad Amsterdam. De resultaten van deze masterclass zijn geëxposeerd in de Centrale Bibliotheek Amsterdam, tot 30 November 2011.
Verslag van een discussieavond
Busquets keerde op 10 november terug naar de Amsterdamse Academie voor een lezing over nieuwe kansen voor de stedenbouw in de Europese stad en een discussie met enkele Nederlandse vakgenoten. Tot de gasten behoorden toonaangevende Nederlandse ontwerpers als Floris Alkemade, Frits Palmboom, Liesbeth van der Pol, Kees Rijnboutt en Rudy Uytenhaak. Busquets begon zijn lezing getiteld ‘Notes on new emerging urbanism’ met het statement dat hij niet kon voorspellen wat de toekomst van stedenbouw is, maar door terug te kijken naar zijn Europese projecten en te discussiëren met zijn gasten, wél wilde proberen om een beeld te schetsen. Busquets ziet een veranderend paradigma in architectuur en stedenbouw. De drie kernpunten volgens Busquets zijn daarbij: het werken aan de bestaande stad, de productie van stadsuitbreidingen met goede stedelijke ruimtes en de manier waarop we omgaan met de auto. Busquets liet aan de hand van enkele projecten zien hoe hij deze thema’s had verwerkt in de bestaande en nieuwe stad.
Het masterplan voor Toulouse liet direct zien hoe sterk deze thema’s aan elkaar gerelateerd zijn. Busquets beschreef Toulouse als een fantastische stad, waar de kern succesvol is beschermd en nieuwe functies toch een kans krijgen. De onderlinge relaties van ruimtes, de ‘geography of the blocks’ is volgens Busquets minder succesvol en daar speelt vooral de auto een negatieve rol in. Door implementatie van een rondweg en een systeem van eenrichtingsverkeer ontstond er in de stad ruimte voor groenstructuren. Essentieel volgens Busquets: ‘buildings are not the priority, it’s the space that links them’. Busquets’ plan voor Las Palmas, Gran Canaria is daar een ander voorbeeld van. De drooggevallen rivier door het oude centrum is getransformeerd naar een snelweg: van een verbindend element naar barrière. Busquets benadrukte dat infrastructuur vooral niet als vijand gezien moet worden, maar als een element dat beweging en activiteit genereert. Stokpaardje in dit project was de integrale manier van werken met onder meer hydrologen die resulteerde in een veilige berging van water en een spannende stedelijke ruimte. Terugkomend op de stad waar hij zo succesvol was, en op het thema van de lezing, vroeg Busquets zich publiekelijk af: “Barcelona is nice, but what is next”’ Met enkele projecten rondom Barcelona gaf hij zelf het antwoord, de nieuwe stedenbouw speelt zich af op een andere schaal. Busquets refereerde aan het belang van netwerken zoals de hogesnelheidstrein tussen Barcelona en Madrid, een verbinding die kansen biedt voor de gehele regio. Het paradigma van mobiliteit zal veranderend en daarmee zal ook de stad veranderen. Busquets sloot af met een optimistische kijk op de economische crisis, nieuwe prioriteiten zullen leiden tot nieuwe uitdagingen.
Vervolgens was de vloer voor Floris Alkemade om kort met Busquets in discussie te gaan. Floris Alkemade is lange tijd partner geweest bij OMA en tegenwoordig actief met zijn eigen bureau Floris Alkemade Architects. Alkemade benadrukte dat de Europese stad een stad is met een centrum vol rijk erfgoed, kwalitatieve publieke ruimte en interessante lagen. De uitdaging ligt volgens Alkemade in de periferie van deze stad. Een periferie die om moet leren gaan met vrijheid en veranderende mobiliteit. Anders dan de stadscentra heeft deze periferie behoefte aan intelligentie en dynamiek. Architect Rudy Uytenhaak, auteur van het boek ‘Steden vol ruimte’, benadrukte de betekenis van bereikbaarheid in stedelijke transformaties. Bereikbaarheid dat een gevoel van vrijheid geeft, iets wat Uytenhaak zelf voelt fietsend door Amsterdam. Uytenhaak benadrukte dat we transformaties in de stad vooral moeten zien als een dynamisch proces, dat continu doorgaat. Busquets haakte hier op in door aan te vullen dat transformaties niet alleen gaan om het oude stadscentrum, maar des te meer om de centra in de periferie hieromheen. Zijn gevoel was dat stedenbouwkundigen deze periferie te vaak negeren, en niet begrijpen wat voor culturele waardes daar te vinden zijn.
Voormalig Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol begon haar reactie met het statement dat nieuwe systemen vooral te maken hebben met oude systemen, en dat dit met name geldt voor architecten en architectuur. Volgens van der Pol zijn de jonge architecten degenen die dit begrijpen en in het ontstane gat kunnen springen. In basis door twee eigenschappen, ze kunnen luisteren en hebben geleerd samen te werken. Busquets vulde dit aan door te stellen dat de architect en stedenbouwkundige in bepaalde mate autonoom moeten werken, maar dat dit geen afstand tot het publiek schept, maar vooral een verantwoordelijkheid. Hij vergeleek het met een doktor, een persoon die luistert naar klachten en waarbij je vervolgens kan vertrouwen dat hij goede oplossingen aandraagt. Een andere voormalig Rijksbouwmeester, Kees Rijnboutt, zette uiteen wat de toekomstige stad nodig heeft. Volgens Rijnboutt: betere relaties tussen opdrachtgevers en stedenbouwkundigen, meer samenwerking en de perceptie van de stad als een hybride fenomeen. Busquets benadrukte dat architectuur hierin essentieel anders is dan de stedenbouw. Iedere stedenbouwkundige heeft de verplichting om kritisch te reflecteren op de opdracht en vervolgens de dialoog aan te gaan met opdrachtgever en gebruiker. Gepassioneerd betoogde Busquets dat er vooral heel veel aandacht moet worden besteed aan het opleiden en inspireren van jonge studenten. De scholen zouden hun deuren open moeten gooien en duidelijk aan de maatschappij uit moeten leggen wat ze doen voor de stad.
De laatste gast was Frits Palmboom, oprichter van Palmbout Urban Landscapes. Palmboom opende met een fragment van het Cerdà grid, uit een oude publicatie van Busquets. Hij vertelde dertig jaar geleden geraakt te zijn door dit type blok, als een patroon van zichtbare en verborgen activiteiten. Deze patronen hebben een resistentie voor tijd, en kunnen omgaan met onzekerheid. Busquets beaamde dit en stelde dat je alleen vooruit kunt kijken als je de patronen van het verleden kent. Palmboom vulde dit aan door te benadrukken dat ontwerpinstrumenten niet altijd nieuwe instrumenten hoeven te zijn. Volgens Busquets gaat het er vooral om dat je instrumenten gebruikt die heel duidelijk uitleggen wat je bedoelt. De relatie tussen ontwerpen en regelgeving betekend het slot van deze discussie. Busquets stelt dat planning na de Tweede Wereldoorlog in een diffuus gebied is terecht gekomen. “We need laws, but laws never make the city”.
Cover: ‘Thumb_ontwerp en proces_0_1000px’