Opinie Het Rijk wil water en bodem leidend laten zijn in de ruimtelijke inrichting van Nederland. De ministers VRO en I&M lanceren een landelijke ‘maatlat’ voor klimaatadaptief bouwen. Volgens Friso de Zeeuw is dat niet zonder risico's, zo schrijft hij in een column in ROm.
De maatlat gaat definiëren wat klimaatadaptief (ver)bouwen en inrichten is en hoe hier invulling aan gegeven kan worden. De maatlat zal de thema’s hitte, wateroverlast, droogte en overstroming omvatten. Het toevoegen van groen in de bebouwde omgeving draagt bij aan klimaatadaptatie en het versterken van biodiversiteit en gezondheid. De maatlat geeft de doelen en normen van klimaatbestendig bouwen op projectniveau. Ze gelden dan als uitgangspunten en doelen voor het planproces en de ontwerpopgave. Uit deze aankondiging kunnen we opmaken dat de ministers een uitbundige beleidskerstboom gaan optuigen. We gaan zien hoe dat uitpakt. Ik wil vast drie kanttekeningen plaatsen.
Laag voor laag
In de eerste plaats lijkt het erop dat het theoretische leerstuk van de lagenbenadering tot leven komt, 25 jaar nadat het zijn intrede deed in het vakgebied van de ruimtelijke planning. De lagenbenadering maakt onderscheid tussen de ondergrond (bodem en watersysteem), het netwerksysteem (met weg-, spoor-, energienetwerken) en de occupatielaag (met onder meer verstedelijkingspatronen). Grof gezegd schept de laag beneden de randvoorwaarden voor het daarboven gesitueerde niveau.
Elk van deze lagen is aan verandering onderhevig, maar de dynamiek per laag verschilt fors. In de ondergrondlaag varieert die vanaf pakweg vijftig jaar tot vijf eeuwen. In de occupatielaag is vijftig jaar al een eeuwigheid. Het uiteenleggen van de ruimtelijke werkelijkheid in drie lagen maakt complexe ruimtelijke opgaven inzichtelijker. Daarmee vervagen de klassieke ‘schotten’ tussen verschillende (beleids)werelden. Hier ligt dus een kans voor een beter planproces.
Maar met de maatlaat rijst het gevaar dat in een te vroeg stadium grote gebieden a priori van verstedelijking worden uitgesloten. Dat is mijn tweede aantekening. Watersysteemonderzoeker dr Ties Rijcken heeft de overtuiging dat we in dit land waterveiligheid kunnen borgen met passende investeringen en innovaties, ook in de diepe polders. De vraag is alleen hoe, stelt hij: “Amfibisch, drijvend, of door een extra zandlaag aan te brengen. De deltacommissaris moet de bouwsector helpen door oplossingen aan te reiken hoe water en wonen samen kunnen gaan.” Het bij Gouda gelegen plan Westergouwe laat zien wat er kan.
Volle boekenkast
Voor mijn derde kanttekening refereer ik aan het wetje van de volle boekenkast. De beleidsboekenkast is overvol. Als je een dikke pil (de maatlat) toevoegt, moet er ook wat uit. Die laatste beweging maakt de minister VRO (nog) niet. Integendeel: hij laat de reguleringsmachine op volle toeren draaien. Hugo, je praat steeds over versnellen en vereenvoudigen, doe er dan zelf wat aan. Hier alvast een suggestie: schrap de Ladder voor duurzame verstedelijking die – ver over het einde van zijn beleidscyclus – nog steeds door vegeteert.
Dit artikel verscheen in juni op de website van ROmagazine.
Cover: ‘Residential area. Anew part of the city Gouda. Called Westergouwe. Lies 6.75 m below sealevel.’ door Abe Maaijen (bron: Shutterstock)