Opinie Afgelopen maand verschenen twee opvallende nieuwsberichten in de media over vernieuwende projecten die werden stopgezet. In beide projecten was subsidie een onmisbaar smeermiddel om de beoogde innovatieve projecten tot stand te brengen. Maar: de voorwaarden verbonden aan de subsidies, draaiden in beide gevallen de projecten uiteindelijk de nek om. Waar ging het om?
Op 16 april is de circulaire woon- en werkgemeenschap Diamondiaal in Almere Oosterwold op last van de rechter ontruimd. De initiatiefnemer, een kleinschalige organisatie met ideële doelstellingen, beoogde statushouders en mensen met een laag inkomen te huisvesten. Om dit voor elkaar te krijgen, zocht zij contact met een wooncoöperatie. Deze schoot te hulp. De wooncoöperatie kocht en ontwikkelde de grond en gebouwen die zouden worden verhuurd aan de beoogde doelgroep als niet-zelfstandige woonruimte. Dat was een vereiste van de subsidieverstrekker. Met deze subsidie kreeg zij de business case net rond.
De opbouw van de woon-werkgemeenschap was volgens de initiatiefnemer in lijn met de doelstelling van het project, maar liep niet in de pas met de voorwaarden van de subsidieverstrekker. De wooncoöperatie moest op basis van de boven het hoofd hangende financiële strop tot de drastische ontruimingsmaatregel besluiten.
Een dag later, op 17 april, oordeelde de rechter dat huurders in Amsterdam terecht eisten dat de energierenovatie van hun woonblok werd stopgezet, terwijl zij daar vooraf mee hadden ingestemd. Op basis van de ervaringen van bewoners die al aan de beurt waren geweest, twijfelden de huurders aan het effect van de maatregelen. Als de huurder namelijk meer energie gebruikt dan de woning opwekt, dan betaalt de huurder bij voor het extra verbruik, aldus de voorwaarden van de regeling EnergiePrestatieVergoeding (EPV). De EPV geeft bovendien aan dat de woningverbetering niet tot hogere woonlasten voor de huurder mag leiden. De subsidie dekt immers de investeringen. De rechter stelde de bewoners in het gelijk en de beoogde huurverhoging ging niet door.
Twee ingewikkelde praktijkvoorbeelden met onwenselijke uitkomsten voor de direct betrokkenen. Subsidieverstrekkers willen waar voor hun geld en verbinden daaraan tal van voorwaarden. Doelstellingen moeten worden bereikt, risico’s uitgebannen; het is immers publiek geld. Allemaal begrijpelijk, maar deze risicomijdende benadering staat haaks op de aard van innovatie. Zeker bij grote maatschappelijke transities, die draaien om innovatie, is leergeld onmisbaar.
Nieuwe dingen toepassen en uitproberen houdt ook in dat projecten moeten kunnen mislukken. Knellende subsidievoorwaarden leiden niet tot transities, laat staan tot versnelling ervan. Vernieuwing van dit instrument is hoognodig om te voorkomen dat juist vernieuwers, degenen die de nek uitsteken, het leergeld betalen.
Cover: ‘Ellen van Bueren’ (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)