Persoonlijk Kristiaan Borret, bouwmeester van Brussel, vertelt in gesprek met Gebiedsontwikkeling.nu over de meerwaarde van ontwerpend onderzoek. “Het is toch absurd te denken dat het maken van een gebied een lineair project is waarbij je recht op een oplossing afgaat?” Zijn team ontwerpend onderzoek heeft zich zo onmisbaar gemaakt bij de politieke besluitvorming over stedelijke ontwikkelingen.
De meerwaarde van ontwerpend onderzoek voor ruimtelijke kwaliteit
Kristiaan Borret was van 2006 tot 2014 stadsbouwmeester van Antwerpen en is sinds 2015 bouwmeester van Brussel. De missie van de bouwmeester en zijn team, Bouwmeester Maître Architecte (BMA), is het onafhankelijk bewaken van de ruimtelijke kwaliteit bij de stedelijke ontwikkelingen in Brussel. Het belangrijkste instrument hiervoor is het organiseren van wedstrijden, waardoor er op een transparante en kwalitatieve manier projecten en ontwerpers gekozen worden. De Kwaliteitskamer zorgt voor communicatie tussen architecten, opdrachtgevers en overheden. Dit bevordert de kwaliteit van projecten voordat de bouwaanvraag plaatsvindt. En dan is er het ontwerpend onderzoek om als expertise bij beleidsvorming in te zetten. Sommige projecten vragen namelijk om een ontwerpend onderzoek dat de toekomstige mogelijkheden van een project in beeld brengt. In gesprek met Gebiedsontwikkeling.nu vertelt Borret meer over de rol van ontwerpend onderzoek.
Wat is volgens u ontwerpend onderzoek?
Ontwerpend onderzoek is iets onderzoeken door te ontwerpen. Dus wat het zeker niet is, is het maken van een ontwerp met het doel om gebouwd te worden. Dat is hoe ontwerp vaak gezien wordt, als stap nul van een bouwproject. Die finaliteit is er bij ontwerpend onderzoek niet.
Voor mij is ontwerp een vorm van cognitie, denken, analyseren. Daar zit vaak een black box-element in, een moment van creativiteit waarin een keuze gemaakt wordt. Op een bepaald moment in een ontwerpproces wordt er een gordiaanse knoop doorgehakt. Je hebt al die factoren, maar je weet dat je toch naar één ontwerp moet gaan, wat niet gaat in een soort multi-criteria-analyse, of van analyse naar synthese.
Voor mij is het essentieel dat ontwerpen een denkmethode is, en dan kom ik tot mijn punt, die in de besluitvorming over stadsontwikkeling te weinig aanwezig is. Dus dat is ook mijn aanpak: ik wil ontwerp als denkmethode meer aanwezig maken in de politieke besluitvorming over stedenbouwkundige processen.
Hoe doe je dat?
Door het oprichten van een team ontwerpend onderzoek binnen de stedelijke diensten. Dit team zorgt er in de kleine zin van ‘ontwerpend onderzoek’ voor dat er in de discussies over besluitvorming van stedenbouwkundige plannen, ook tekeningen geproduceerd worden. Dat men niet alleen spreekt over dichtheden in vierkante meters en Excel-tabellen, om de wenselijkheid van een project te verdedigen, maar dat bij de verkenning van nieuwe sites of andere toekomsten het debat gevoed wordt met tekeningen, maquettes, visies, beelden mét ontwerpkennis. Dat is van groot belang, want in meerdere gevallen merk ik, zeker in de rol als kwaliteitsbewaking van bouwmeester, dat de simpele daad van te tekenen hoe X vierkante meters er in de gebouwde werkelijkheid zou kunnen uitzien, helpt om in de discussie een punt te maken over het gebrek aan kwaliteit.
En dan is er de meer brede inzet van ‘ontwerpend onderzoek’ voor de meer exploratieve, speculatieve opdrachten van de toekomst, zoals de transitievraagstukken. Ontwerpers kunnen helpen bij die moeilijke transitieopgave doordat je in het medium van het ontwerp tot nieuwe ideeën en nieuwe oplossingen kunt komen.
Onderzoeker Steffen
Nijhuis van de TU Delft maakt hiertoe het onderscheid tussen visueel
communiceren en visueel denken. Zijn dat twee vormen van ontwerpend onderzoek?
Ja, maar die scheidingslijn is dun. Visueel begrijp ik als
ontwerpmatig, en beeld is vaak de uitdrukkingsvorm van ontwerp. In communicatie
zit natuurlijk ook altijd een vorm van denken, en die communicatie zet weer aan
tot denken, dus die twee gaan in elkaar over. Als de vraag naar ontwerpend
onderzoek is ‘we hebben hier een ontwikkelaar die 40.000 vierkante meter wil
bouwen, visualiseer dan eens hoe dat zou kunnen’, dan is dat visueel
communiceren. Als de vraag voor het ontwerpend onderzoek is ‘we moeten meer
hernieuwbare energie in Vlaanderen onderbrengen’, dan is dat meer visueel
denken.
Het team ontwerpend onderzoek doet binnen de courante gang van zaken vooral aan visueel communiceren. Dat is van belang omdat er anders geen visuele communicatie is van de gedachten die aan tafel besproken worden bij de politieke besluitvorming over stedenbouwkundige processen.
Visualiseren is echt eigen aan de ontwerper. Een beeld creëren, naast de beleidsnota die juridisch en verbaal is, en naast de Excel-tabel of de SWOT-analyse die rationeel wil zijn, is een tool van de ontwerper en van niemand anders. ‘Ah, als dat er nu zo uitziet, dan kan ik daar wel inkomen, ik had niet gedacht dat dat er zo uit kon zien’: dat is een voorbeeld van hoe de tekening, de voorafspiegeling van wat het toekomstige project kan zijn, helpt om tot een consensus te komen.
De meeste projecten
in Brussel zijn private projecten, en dus niet het gevolg van een
wedstrijdprocedure. Wat is de rol van de BMA bij deze projecten?
In België noemen we een overheidsaanbesteding een wedstrijd.
Private partijen hoeven die inderdaad niet te organiseren. In Nederland worden
tenders gedaan naar gemengde teams van architecten en ontwikkelaars; in België noemen
we tenders design and build. Onze
voorkeur voor overheidsgebouwen is een selectie naar enkel architecten, omdat
je dan meer rechtstreeks de beste kwaliteit kan kiezen.
Brussel is een stad waar private partijen heel dominant zijn. Als je impact wilt hebben op het stadsbeeld, dan moet je een of andere samenwerking met hen hebben. Als bouwmeester zet ik me in Brussel in om met private partijen wedstrijden te organiseren. Die private partijen kunnen vrijwillig op die samenwerking in gaan. Soms is er wat morele dwang mee gemoeid, dat maakt deel uit van de powerplay.
Private partijen zijn dus niet verplicht om samen te werken met de bouwmeester. Maar soms, omdat de bouwmeester advies geeft bij de stedenbouwkundige bouwvergunning, hopen ze op een positief advies. Ze denken dat gemakkelijker te krijgen door vroeger in gesprek met mij te zijn. In elk geval helpt het natuurlijk dat een ontwikkelaar zo vroeg mogelijk in contact is met de vergunnende overheid. Maar je hebt ook partijen die eigenlijk wel geïnteresseerd zijn om samen te werken met de bouwmeester, zeker als het gaat om een prestigieus project. Ze willen zelf ook wel eens de deuren opengooien en nieuwe architecten leren kennen. Een publieke wedstrijd levert dat altijd op.
Private partijen komen vaak met een vast idee van zoveel vierkante meter op dat terrein, en dan doet het team ontwerpend onderzoek een test of dat haalbaar is. Bij wedstrijden willen we altijd voorafgaandelijk ook een haalbaarheidsstudie op ontwerpvlak doen. Dat verhoogt de realiteitszin van de wedstrijd, en dus de garantie op uitvoering achteraf.
Maar met een haalbaarheidsstudie ga je uit van die bepaalde projectdefinitie, terwijl je met ontwerpend onderzoek ook de vraag kunt bevragen. Doet het team ontwerpend onderzoek eerst een haalbaarheidsstudie, en als het niet lijkt te werken, ga je dan de vraag bevragen?
Inderdaad, de vraag gaat vaak over programma en dichtheid. Via ontwerpend onderzoek gaan we na of het programma op die locatie klopt en of de dichtheid niet te hoog is. Een ander geval is dat de opdrachtgever te veel een idee heeft van hoe het resultaat eruit moet zien, terwijl wij willen dat er in een wedstrijd voldoende openheid bestaat. Dan doen we door bijvoorbeeld al zo’n vijf varianten te hebben ontworpen. ‘Kijk, 20.000 vierkante meter kun je zo, zo of zo bouwen: gesloten bouwblok, schijvenbouw, torens.’ Het zijn soms simpele dingen, die dienen om met beelden aan te tonen dat er meer ontwerpvrijheid moet zijn in de wedstrijd.
In Nederland hebben de meeste steden geen stadbouwmeester. Wie kan dan deze rol op zich nemen?
Het team ontwerpend onderzoek kan gewoon bij de gemeente zitten, dat hoeft niet bij een bouwmeester. Het heeft met de aanwerving van een bepaald profiel te maken: bij BMA zijn de medewerkers die het ontwerpend onderzoek doen, aangeworven op basis van ontwerptalent en ontwerpsouplesse. Ik heb de indruk dat het profiel van de ontwerper die bij de Nederlandse gemeente zit, niet iemand is die ontwerpend onderzoek doet, maar die zelf het masterplan of de publieke ruimte ontwerpt. Wij als bouwmeester treden juist niet in de plaats van de ontwerper. De mensen die ontwerpend onderzoek doen, moeten souplesse hebben: ze moeten verschillende varianten kunnen produceren om het debat te voeden, afstand kunnen nemen, en ermee kunnen leven dat wat ze bijdragen niet zo gerealiseerd wordt.
Wat zijn de knelpunten
voor de toepassing van het instrument ontwerpend onderzoek?
Het eerste lastige is om aanvaard te krijgen dat zo’n team ontwerpend
onderzoek moet bestaan en zijn plaats heeft binnen de stedelijke diensten. Dat
deed ik door aan te tonen dat het nuttig is, voorbeelden laten zien waar via ontwerpend
onderzoek een consensus voor een oplossing bereikt is. De kracht van ontwerpen
is nu eenmaal het kunnen verenigen van tegenstellingen in ontwerpvoorstellen,
zonder dat aan alle verschillende belangen afzonderlijk beantwoord wordt. Door
de kracht van het ontwerp, ontstaat respect voor de oplossing die op tafel
ligt.
Het tweede knelpunt is het juiste profiel van het ontwerp bepalen, zowel intern als extern. We moeten duidelijk maken aan medewerkers dat het niet hun plan gaat worden, maar dat ze er wel ontwerpen voor moeten maken. Dat is wellicht lastig voor de oude, goede Nederlandse traditie van de stedenbouwkundig ontwerper bij de gemeente.
Extern, door architecten of stedenbouwkundigen die in opdracht van de overheid een plan maken, wordt het team ontwerpend onderzoek als bedreiging gezien, of als een bemoeial die komt corrigeren. Je kan die externe ontwerper overtuigen dat dit team geen bedreiging is door ontwerpend onderzoek te brengen zoals het is. Dat kan bijvoorbeeld door varianten te laten zien. Het gaat om het bereiken van zoveel mogelijk kwaliteit.‘positionering kwalteitskamer’
Positionering van de kwaliteitskamer in het proces.
Bron: Presentatie “Lunch&Learn: Kwaliteitskamer” – 23.02.2018
In Brussel is er een
Kwaliteitskamer. Hoe toetsen jullie op kwaliteit en wat kan Nederland hiervan
leren?
Bij onze wedstrijden geldt de regel dat het voor 50% op
prijs en voor 50% op kwaliteit wordt beoordeeld. Voor kwaliteit hebben wij de drie
generieke kwaliteitscriteria: stedelijkheid, bruikbaarheid en haalbaarheid. Deze
zijn er om de discussie te structureren. Kwaliteit is gebonden aan context en programma.
Een glazen gebouw is niet per definitie kwaliteitsvol, dat hangt er vanaf waar
je het zet, in welk kader, enzovoorts.
De Kwaliteitskamer is geïnspireerd door de Nederlandse welstandscommissie. Bij de welstandscommissie ligt de focus echt wel erg sterk op het bouwkundig detail. Laat dat aan de ontwerper over. Ook is de commissie pas laat in het traject aanwezig. Bij ons probeer ik de Kwaliteitskamer vroeg in het traject te laten komen, want dan kun je ook stimuleren en sturen in het proces.
In Amsterdam heb je naast de welstandscommissie ook supervisors per gebied, en de onafhankelijke kwaliteitstoetsing door de nieuwe Subcommissie Integrale Ruimtelijke Kwaliteit. Ik ben in Amsterdam supervisor voor Oostenburg. Daar is een corporatie eigenaar van een aantal percelen, die zij via een wedstrijd op de markt brengen. De kavelpaspoorten bespreken zij met mij, en dan probeer ik te duwen om goede tenders te organiseren. De supervisor is een soort bouwmeester voor een deelgebied.
Tot slot: waarom zouden
gebiedsontwikkelaars ontwerpend onderzoek moeten inzetten?
Ten eerste om op inhoudelijk vlak de opgave intellectueel
te verkennen. Je kunt hiermee de projectdefinitie bevragen om de kwaliteit te
vergroten. Het is toch absurd te denken dat het maken van een gebied een
lineair project is waarbij je recht op een oplossing afgaat? Ten tweede helpt
ontwerpend onderzoek op procesmatig vlak als medium om een overeenkomst te
bereiken tussen zeer diverse belangen. Een tekening kan mensen bijeenbrengen en
het onderhandelingsproces versoepelen.
cover: Bouwmeester maître architecte
Cover: ‘kristiaan borret’