Opinie Geen samenleving zonder regels. Maar in Nederland hebben we het opstellen van regels wel tot hogere kunstvorm verheven. Zeker in de ruimtelijke ordening, gebiedsontwikkeling en vastgoed-investeringen. De gemeente Eindhoven wil nu af van overbodige lokale regels.
‘Kunst is nu om regels te beperken - Afbeelding 1’
Aan de bouw van de Blob ging veel discussie vooraf. Foto: René Manders
Elke (beperkende) regel heeft zijn eigen ontstaansgeschiedenis. Bedoeld om een publiek belang te beschermen: milieu, duurzaamheid, veiligheid, stedenbouw, welstand, woonbeleid, bescherming erfgoed, parkeren, et cetera. Maar al die normen, richtlijnen ,ver- en geboden vormen vaak een belemmering voor kleine en grotere ruimtelijke investeringsinitiatieven. Of het nu gaat om het plaatsen van een dakkapel, het geven van een andere functie aan een leegstaand pand of de bouw van een compleet nieuwe woonbuurt.
Inpassing van een ruimtelijke investering in de bestaande omgeving vraagt altijd om maatwerk en flexibiliteit. Regels houden daar onvoldoende rekening mee. Ze beletten gemeenten ook vaak om direct aan wensen van bewoners of investeerders tegemoet te komen. Als een gemeentebestuur het plan dan toch wil honoreren, moet bij voorbeeld het bestemmingsplan worden aangepast. Dat leidt tot stroperige juridische rompslomp, kost tijd en geld en werkt frustrerend.
In deze crisistijd zegt elk gemeentebestuur dat het private investeringen de weinige die er nog zijn wil bevorderen. De lokale overheid stelt zich tegenwoordig graag 'faciliterend' op om private initiatiefnemers door de hoepel te laten springen. Langzamerhand dringt in gemeenteland door dat de hoepel dan wel groot genoeg moet zijn. De regeldichtheid lijkt over zijn hoogtepunt heen; ook de rijksoverheid heeft onder meer met het megaproject Nieuwe Omgevingswet de intentie om te dimmen met regelgeving. Maar dat de overheid het moderne jargon beheerst ('faciliteren', 'organische ontwikkelen', 'versterkte marktoriëntatie') wil allerminst zeggen dat daarmee de nieuwe aanpak in de praktijk is gebracht. Deze verandering gaat niet vanzelf; het is een kwestie van mentaliteit, cultuur en houding.
Gemeenten moeten echter wel, bijvoorbeeld om aantrekkelijk te blijven als vestigingsplaats voor bedrijven (en hun medewerkers). Een van de weinige grotere gemeenten die er serieus werk van wil maken, is Eindhoven. Daar wil de gemeentebestuur af van overbodige (lokale) regels. In een oriënterende discussie met raadsleden deze zomer merkte ik de politieke bereidheid om de omslag te maken. En nu heeft het college van B en W twaalf uitgangspunten voor ruimtelijk beleid op papier gezet. Het eerste uitgangspunt zet meteen de toon: 'We benoemen concreet het publiek belang dat wij willen dienen met onze ruimtelijke regels'. Dat dwingt tot scherpte in keuzes en zet de bijl in het wezenloos stapelen van alle sectorale eisen. Het tweede uitgangspunt maakt dan ook een onderscheid tussen harde minimum-eisen die men wil vastleggen en verder gaande (gemeentelijke) ambities.
De nota is nog vrij abstract en algemeen, maar als de gemeenteraad hem binnenkort vaststelt, zet Eindhoven een belangrijke stap in de goede richting. En dan komt de proof of the pudding: het écht aanpassen van de regels en ze ook toepassen. Na de Grote Vereenvoudiging van de Amsterdamse wethouder Duco Stadig, acht jaar geleden, lijkt een fundamenteel andere aanpak van lokale regelgeving vanuit de vijfde stad van ons land te komen. Begint de victorie deze keer in de Lichtstad?
Cover: ‘Portret_Friso de Zeeuw_180px’