Opinie Volgens columnist Annius Hoornstra is het de hoogste tijd dat het Rijk met wet- en regelgeving en veel geld de circa 1 miljoen mensen in de 16 meest kwetsbare wijken van Nederland vooruithelpt. “Het moet mogelijk zijn om de overheid deel van de oplossing in plaats van het probleem te laten zijn.”
Vandaag presenteerden 15 burgemeesters uit heel Nederland een manifest om aandacht te vragen voor de problematiek van een 16-tal kwetsbare wijken. In deze wijken wonen ongeveer 1 miljoen mensen. Zij wonen ten opzichte van de gemiddelde Nederlander meer dan 10 jaar langer in slechte gezondheid, in een leven dat sowieso vijf tot zeven jaar korter is, met slechter onderwijs en bij gelijke intelligentie een schooladvies dat 1 niveau lager ligt dan bij kinderen uit gemiddelde buurten. Ze hebben de helft minder kansen op de arbeidsmarkt en dan wonen ze ook nog eens in veel slechtere woningen dan gemiddeld.
De enige kans in deze wijken die groter is dan gemiddeld, is die om in aanraking te komen met criminaliteit. Als de (rijks)overheid op zoek is naar plekken waar ze het verschil kan maken dan is het hier.
Onlangs sprak ik op een lagere school Mo, hij is verbaal geweldig, hij is leuk, hij wil rapper worden, geen drillrapper, maar rappen over de mooie dingen van het leven. En tegelijkertijd leeft hij het gemiddelde leven in een naoorlogse wijk. Zijn vader heeft geen vast werk, zijn moeder durft geen baantje aan te nemen omdat ze dan naar de belastingdienst moet om kinderopvangtoeslag aan te vragen. Het is te druk thuis om huiswerk te doen. Op school zijn geen leesboeken en op het plein dichtbij school moet je oppassen voor jongens met messen.
Als het abstracte getal van 1 miljoen mensen al geen reden is om deze problemen aan te pakken, dan is het verhaal van Mo dat hopelijk wel. Het zijn namelijk ook 1 miljoen individuen met kansen, 1 miljoen individuen die vaak op een bewonderenswaardige manier met elkaar samenleven, alsof de oorspronkelijke wijkgedachte op de nieuwe inwoners wordt overgedragen. Er is betrokkenheid genoeg om samen de veiligheid van de eigen buurt aan te pakken, om de taal te leren, om werk of vrijwilligerswerk op te pakken, samen met de buurvrouw naar de dokter te gaan, een onderneming te starten, de binnentuin te beheren.
En alle organisaties die in de wijk actief zijn, van de scholen tot de huisartsen en van de woningcorporaties tot de sportverenigingen, het bedrijfsleven, verzekeraars, de politie, het welzijnswerk en de gemeente willen maar wat graag samen met de bewoners aan de slag. Er is enorm veel energie. Het laatste zetje bestaat uit geld en ruimte in wet- en regelgeving.
Is het zo gemakkelijk? Ik heb het manifest “Wie is er bang voor de naoorlogse wijk” van de Stichting van na de Oorlog uit 1995 uit mijn boekenkast gepakt en ik citeer:
“Bevrijd de naoorlogse wijk van de gemakzucht. Red de ongedeelde stad. (…) De naoorlogse wijken kunnen niet genegeerd worden door de politiek.” Het manifest klinkt alsof het vandaag is geschreven met aandacht voor de mogelijkheden in de stedenbouw, het belang van economie en de kracht van de bewoners.
Want wat is er eigenlijk in meer dan 25 jaar, in bijna twee generaties, veranderd of verbeterd? De Stichting van na de Oorlog 1991-1995 was opgericht in verband met de zorgen dat de overheid zich terugtrok uit de stadsvernieuwing. Het Grote Stedenbeleid, de Vogelaaraanpak, de Krachtwijkenaanpak volgden, maar het bleken slechts goedbedoelde pogingen. Met de Grote Crisis van tien jaar geleden was het echt voorbij. De investeringskracht van woningcorporaties werd met de verhuurderheffing gemarginaliseerd. Met de extramuralisering in de zorg werden steeds meer bewoners met psychische problemen gehuisvest in de meest kwestbare wijken. En dat met een overheid die haar handen niet alleen maar meer van deze wijken heeft afgetrokken maar tegelijkertijd, zie de toeslagenaffaire, ook nog eens een onbegrijpelijke en vooral onbehulpzame bureaucratie optuigde. Zo is het de overheid zelf die de sociaal-democratische verheffingsgedachte én de liberale kansenbenadering in de weg zit.
Het moet mogelijk zijn om de overheid deel van de oplossing in plaats van het probleem te laten zijn. Los de belemmeringen op om te investeren in preventie in de zorg, die werk of vrijwilligerswerk bestraffen met kortingen op toeslagen, corporaties het onmogelijk maken om te investeren in vastgoed dat nodig is voor de wijkeconomie, brede wijkvoorzieningen vastlopen door conflicterende voorschriften, privacyregels goede zorg in de weg zitten met onveilige situaties als gevolg. Als dat gebeurt, dan is er natuurlijk ook nog veel geld nodig voor de herontwikkeling van deze wijken met nieuwe woonmilieus als mooie finale.
Vraag het Mo. Hij wil een plek om huiswerk te maken, een stage voor zijn zus, een huis zonder schimmel, een aardige politieagent op het bankje op het plein, zijn moeder aan het werk, bloemen in de binnentuin en een plek om te rappen. Dat is niet heel veel gevraagd.
Cover: ‘Annius Hoornstra’ (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)