Analyse We kunnen het groen naar de stad brengen maar andersom is natuurlijk ook een prima idee. Landelijk gelegen stations kunnen goed dienen als toegangspoort tot het landschap. Toch is er nog maar weinig aandacht voor deze ‘buitenpoorten’. Een gemiste kans, betoogt stedenbouwkundige en onderzoeker Mike Emmerik in Ruimte + Wonen. Hij laat zien hoe met relatief kleine investeringen veel winst kan worden behaald – zowel voor de naar groen hunkerende stadsbewoner als de inwoners van het landelijk gebied.
Met de huidige verstedelijkingsopgave is er veel aandacht voor binnenstedelijke verdichting. Met name in de grote steden wordt een aanzienlijke groei van de bevolking verwacht. Zo zal het inwonersaantal van Amsterdam stijgen tot meer dan een miljoen mensen in 2030 en wordt in diezelfde periode voor Den Haag een groei van circa 100.000 inwoners verwacht. Ook Rotterdam, Eindhoven en Utrecht mogen de komende 10 tot 15 jaar naar alle waarschijnlijkheid tienduizenden extra mensen verwelkomen.
Goed toegankelijk groen
Door de woningen voor deze nieuwe inwoners te bouwen in de nabijheid van bestaande woningen, winkels, werkgelegenheid en infrastructuur wordt het draagvlak voor deze voorzieningen vergroot, worden bestaande stedelijke gebieden versterkt en kunnen waardevolle landschappen worden opengehouden (zo betoogt het College van Rijksadviseurs).
Tegelijkertijd vraagt de toenemende bevolking om maatregelen die helpen om onze steden leefbaar en aantrekkelijk te houden. Naast het stimuleren van andere vormen van mobiliteit, en goede (publieke) voorzieningen, vraagt de toenemende drukte in de stad om aantrekkelijke en goed toegankelijke groengebieden en recreatievoorzieningen.
Het gaat daarbij om een uitbreiding en kwaliteitsverbetering van binnenstedelijk groen, zoals stadsparken, maar minstens zo belangrijk is het verbeteren van de toegang tot de grotere natuurgebieden in de regio die vaak op afstand van de stad liggen. Juist voor die laatste categorie, zouden landelijk gelegen openbaarvervoersknooppunten een uitkomst kunnen bieden.
Dat de stedelijke bevolking grote behoefte heeft aan groene ruimte werd extra duidelijk tijdens de coronapandemie, toen men massaal naar de parken en natuurgebieden trok. Het Amsterdamse Vondelpark moest worden afgesloten om de toegestroomde mensenmassa te beheersen, terwijl boswachters vanuit het hele land opriepen om op piekmomenten niet meer naar natuurparken te komen.
Steeds drukker
Uiteraard ging het hier om een uitzonderlijke situatie, waarbij de druk op de natuur werd opgestuwd door de coronamaatregelen, maar het signaal past binnen een langere trend waarbij beheerders het steeds drukker zien worden in de Nederlandse (stads)natuur. Met name de impact van mensen die met de auto de natuur intrekken, begint steeds vaker te knellen. Op mooie weekenddagen staan de parkeerplaatsen van menig natuurpark bomvol, en als de zon schijnt staan er lange files naar het strand. Dit is niet alleen vervelend voor de bezoekers die van het landschap of de zee willen genieten, maar veroorzaakt ook overlast voor omwonenden. Het heeft bovendien een negatieve impact op de natuur zelf.
‘Het Vondelpark in Amsterdam’ door lornet (bron: Shutterstock)
Het zou dan ook goed zijn om alternatieve, duurzamere vormen van mobiliteit te stimuleren voor een bezoek aan onze recreatiegebieden. Helemaal gezien een steeds groter deel van de stedelijke bevolking geen auto (meer) bezit: uit principe of omdat zij de kosten hiervoor niet kunnen betalen. Voor beide groepen is een goede openbaar vervoer-verbinding naar bos of strand van groot belang.
Juist hier ligt een onbenutte potentie. Er zijn tal van stations die zich nu al goed lenen als toegangspoort naar de natuur, maar zelden worden gebruikt door recreanten. Mensen zijn niet bekend met deze plekken als mogelijk startpunt voor een bezoek aan de natuur. Soms zijn het geen aantrekkelijke plekken om te verblijven of liggen er fysieke barrières tussen het station en het aangrenzende natuurgebied.
Beperkte belangstelling
Wanneer we bedenken dat knooppuntontwikkeling in de afgelopen jaren een cruciaal onderdeel is geworden van het ruimtelijkeordeningsbeleid, is het opvallend dat er maar beperkt belangstelling is voor de openbaar vervoerknooppunten die het landschap ontsluiten. Het loont namelijk om aandacht te geven aan álle knooppunten in het netwerk, van groot tot klein en van stedelijk tot landelijk. Juist door ze in een regio goed op elkaar af te stemmen en eventuele ingrepen in de omgeving te laten aansluiten bij de ‘genius loci’ en de ontwikkelkansen van een plek, ontstaat een aantrekkelijke en gevarieerde stadsregio. Een regio waar men prettig kan wonen, werken en recreëren en zich duurzaam kan verplaatsen met behulp van het openbaar vervoer.
Knooppuntmilieus
Een belangrijk hulpmiddel om de potentie van de verschillende knooppunten in beeld te brengen is het zogenoemde vlindermodel dat door Vereniging Deltametropool is ontwikkeld op basis van de theorie van Luca Bertolini over knoop- en plaatswaarde (zie ook het vlindermodel in het artikel van Annemiek Wiggers en Eva Hexspoor 'Bestemming verrijkt').
Hierop voortbouwende, ontwikkelde Vereniging Deltametropool in samenwerking met de provincie Noord-Holland voor de publicatie Maak Plaats! vervolgens twaalf knooppuntmilieus, die nauw aansluiten bij de knopen plaatswaarde van een aantal archetypische plekken in het land. Zo zijn sommige knooppunten gelegen in hoogstedelijke gebieden en verknopen tram, trein, metro en bus met elkaar, terwijl andere juist in een dorpse omgeving liggen waar het mobiliteitsaanbod en de frequentie vaak beperkter is.
Gevoel van welkom
De in Maak Plaats! geformuleerde knooppuntmilieus variëren dan ook van stedelijke omgevingen zoals ‘de wereldstad’, ‘de grootstad’, ‘de binnenstad’ of ‘het metropolitaan centrum’, tot minder intensief gebruikte en meer excentrisch in het netwerk gelegen plekken als ‘het hubdorp’, ‘het centrum dorp’, of ‘de buitenpoort.’ Met name die laatste drie categorieën (en dan in het bijzonder de buitenpoort) kunnen een belangrijke rol vervullen in het verbeteren van de toegankelijkheid van het landschap voor de stedeling. Mensen die een dagje van de natuur willen genieten zouden zich op deze knooppunten welkom moeten voelen en het gevoel krijgen dat ze direct in een landschappelijke omgeving staan.
Dit kan bijvoorbeeld door het realiseren van betere wachtvoorzieningen, bewegwijzering en bezoekersinformatie, het aanbieden van huurfietsen of door het groener en aantrekkelijker inrichten van de openbare ruimte. Hierdoor worden deze knooppunten ook aantrekkelijker voor mensen die daar in de buurt wonen en met de fiets of e-bike naar het station komen omvanaf daar met het openbaar vervoer naar school, werk, familie of vrienden te reizen. Zo wordt gebruik van het ov beide kanten op gestimuleerd en wordt het netwerk efficiënter gebruikt.
Pilot buitenpoorten
De Provincie Noord-Holland heeft in 2019 het initiatief genomen om het concept van de buitenpoorten verder uit te werken. In samenwerking met onder andere de Metropoolregio Amsterdam (MRA), NS en een aantal gemeenten, werd een pilot opgezet met de stations Wormerveer, Almere Oostvaarders en Santpoort Noord als testlocatie. Voor ieder knooppunt werd een ruimtelijke analyse gemaakt. Er werd een aantal criteria geformuleerd waaraan een buitenpoort zou moeten voldoen. Zo moet het landschap dichtbij en het liefst zichtbaar zijn vanaf het station en moet de reis vanaf de stad niet langer dan een half uur duren.
Op het knooppunt zelf moet vervolgens informatie worden aangeboden over het nabijgelegen natuurgebied. Dit gebied moet vanuit het knooppunt uiteraard ook goed toegankelijk zijn. Daarnaast zijn er bij voorkeur faciliteiten aanwezig als een fietsverhuurpunt en een plek waar men iets kan eten of drinken. Vervolgens werd er voor ieder knooppunt in de pilot een ruimtelijke schets en visualisatie gemaakt om te illustreren welk type ingrepen kunnen helpen om de potentie als buitenpoort te verzilveren en de plek aantrekkelijker te maken voor recreanten.
Daarnaast bevatte de pilot ook nadrukkelijk een bewustwordingscampagne om de bereikbaarheid van natuurgebieden met het openbaar vervoer onder de aandacht van de stedeling te brengen. Want hoewel er veel kwalitatief hoogwaardige groengebieden in de MRA aanwezig zijn, weten veel inwoners en bezoekers ze nog niet altijd te vinden, laat staan met openbaar vervoer. In de binnenstad van Amsterdam verschenen in de zomer van 2019 daarom reclameborden met ‘Stap in het buitenleven’ met afbeeldingen van natuurgebieden. Beeldschermen op Amsterdam Centraal toonden luchtfoto’s van het landschap met vertrektijden van de eerstvolgende trein ernaartoe.
Wanneer men vervolgens uitstapte op Santpoort Noord, de locatie waarvoor de campagne uiteindelijk verder werd uitgewerkt, werd men welkom geheten door beelden van het nabijgelegen duingebied en informatie over de omgeving, en kon men zo de Kennemerduinen in wandelen via een nieuwe wandelroute. Hoewel de pilot Santpoort Noord in de zomer van 2019 veel enthousiasme en publiciteit opleverde, is er geen vervolg aan gegeven aan de buitenpoortontwikkeling op dat station. Dit kwam doordat de gemeente genoodzaakt was budgetten anders toe te wijzen vanwege de coronacrisis. Wel wordt momenteel in de provincie bekeken of Bussum-Zuid, Wormerveer, Castricum en Heerhugowaard ontwikkeld kunnen worden tot buitenpoort. Ook voor de stations Spaarnwoude en Halfweg-Zwanenburg lopen studies.
Het kasteel Ruurlo waar het museum MORE in is gevestigd; beter bereikbaar door de aanpak van station Ruurlo
‘Kasteel Ruurlo’ door Maarten Zeehandelaar (bron: Shutterstock)
Terwijl de pilot in Noord-Holland nog geen concreet resultaat heeft opgeleverd (behalve een Handboek Buitenpoorten), zijn er op andere plekken in het land wel degelijk initiatieven die bijdragen aan zowel fysiek als mentaal toegankelijk maken van recreatielandschappen met het openbaar vervoer. Op een aantal plekken is de omgeving rondom het station opnieuw ingericht. Een mooi voorbeeld hiervan is het vernieuwde station Driebergen-Zeist dat in mei 2020 werd geopend. Waar men hier eerst uitstapte in een stenige omgeving, die in geen enkel opzicht deed denken aan het omliggende landschap, is het groene karakter van de landgoederen nu doorgetrokken tot aan het station. Hierdoor krijgen reizigers het gevoel binnen 8 minuten reizen vanaf Utrecht Centraal, direct op de Utrechtse Heuvelrug uit te stappen.
Toegang tot natuurgebied
De herinrichting van de openbare ruimte maakt het hiermee niet alleen een prettige plek om te verblijven of om over te stappen, maar versterkt ook de symbolische waarde en aantrekkingskracht van het station als toegangspoort tot het landschap. Ook het Gelderse station Ruurlo is in deze context interessant. Dit knooppunt ligt midden in de Achterhoek en biedt toegang tot een aaneengesloten natuurgebied met landgoederen en boswachterijen. Bij de vernieuwing van de stationsomgeving in 2011 is hier een in het oog springende houten voetgangersbrug aangelegd die beide kanten van het spoor met elkaar verbindt om zo de nieuw aangelegde parkeerplaatsen eenvoudig bereikbaar te maken.
Poort tot het landschap
Het is echter niet zozeer de verbinding die hier interessant is, maar misschien wel belangrijker is de iconische waarde van de brug zelf, die een echte poort tot het landschap symboliseert. Daarbij maakt het ook het landgoed Roderlo, waar in het bijbehorende kasteel zich sinds 2017 een museum voor modern realisme heeft gevestigd, eenvoudig toegankelijk vanaf het station. Tot slot is het waardevol om de Hoekse lijn te benoemen, en dan met name het station Hoek van Holland Strand als buitenpoort avant la lettre. Deze spoorlijn die eind 19de eeuw werd aangelegd, maakte het al decennia mogelijk om vanaf Rotterdam eenvoudig de kust te bereiken. Tot de aanleg van de eerste Maasvlakte in de jaren zestig van de vorige eeuw, waardoor de kustlijn verder de zee in kwam te liggen, stapte men vrijwel direct uit op het strand. Na die tijd moest men ca 15 minuten lopen. Bij de recente ombouw van het spoor tot een metrolijn, waarbij het tracé werd aangesloten op het Rotterdamse metronetwerk, is echter besloten om de lijn weer te verlengen, waardoor men in de toekomst opnieuw letterlijk op het strand kan in- en uitstappen.
Een programma voor Nederland
Ondanks deze inspirerende en succesvolle initiatieven, zou het goed zijn als er een meer systematische aanpak zou komen ter stimulering van bezoek aan natuurgebieden met het openbaar vervoer. De aanpak zoals voorgesteld in Noord-Holland waarbij een publiekscampagne wordt gecombineerd met betere faciliteiten op stations,een aantrekkelijke openbare ruimte daaromheen en goede verbindingen naar het landschap, dat daardoor zowel fysiek als mentaal dichterbij komt, lijkt een slimme strategie.
‘Station Almere Oostvaarders’ door Jarretera (bron: Shutterstock)
Een bijkomend voordeel kan zijn dat onderbenutte stations meer draagvlak krijgen en dorpen in het buitengebied goed verbonden worden met de rest van de regio. Gelukkig staan de eerste contouren voor een dergelijk programma in de steigers. In mei 2022 presenteerde de Rijksoverheid, samen met provincies en vervoerders een gezamenlijke Actieagenda OV-Knooppunten als uitvoeringsagenda van het Toekomstbeeld OV 2040. Hierin worden de buitenpoorten genoemd als concept dat de komende decennia door meerdere stadsregio’s kan worden toegepast op de locaties die hier geschikt voor zijn.
De mogelijkheden lopen uiteen, niet alleen omdat in sommige regio’s minder beschermd landschap aanwezig is, zoals bijvoorbeeld in Rotterdam, maar ook vanwege
de verschillen in recreatiebehoefte vanuit bepaalde bevolkingsgroepen. Nu is het tijd om concreet te gaan werken aan een duurzame toegankelijkheid van het landschap voor alle stedelijke inwoners. Met een reeks van relatief kleine ingrepen kan een groot verschil worden gemaakt.
Bij de introductie van het Buitenpoorten-concept in 2019 werd deze film gemaakt, met daarin onder meer voormalig spoorbouwmeester Erik Luiten.
Dit artikel verscheen eerder op Ruimte + Wonen.
Cover: ‘Het vernieuwde station Driebergen-Zeist’ door Milos Ruzicka (bron: Shutterstock)