Verslag Elk nadeel heeft zijn voordeel, ook bij de vastgoedcrisis. Doordat Noud de Vreeze als stadsarchitect van Amersfoort het aantal projecten in zijn stad in korte tijd fors zag teruglopen, kreeg hij tijd om de naoorlogse geschiedenis van Amersfoort te boek te stellen. ‘Lange lijnen in de stadsontwikkeling’ is een zorgvuldig en fraai gedocumenteerde blik achterom: hoe heeft Amersfoort zich tussen 1945 en 2010 ruimtelijk ontwikkeld? Maar daarnaast is het boek vooral ook een pleidooi voor een opwaardering van het gemeentelijk opdrachtgeverschap.
Noud de Vreeze bepleit herwaardering publiek opdrachtgeverschap
Het is een exercitie die in Nederland te weinig wordt ondernomen: kritisch en gestructureerd terugkijken naar hoe je het als gemeente (of ontwikkelaar/belegger/corporatie/architect – vult u maar in) zelf hebt gedaan. Liever kijken we vooruit, naar de stip op de horizon. Een uitzondering is bijvoorbeeld architect Marlies Rohmer, die deze zomer haar projecten van de afgelopen twintig jaar langsgaat, om te kijken hoe ze erbij staan en daaruit lessen te trekken voor de toekomst. Ook gemeenten zouden dat veel vaker moeten doen; ze kunnen nu een voorbeeld nemen aan hoe voormalig stadsarchitect Noud de Vreeze dat voor Amersfoort heeft gedaan. In ruim een halve eeuw tijd heeft deze groeistad een enorme ruimtelijke ontwikkeling doorgemaakt – het is goed om daar bij stil te staan. De Vreeze kreeg daar van zijn werkgever de tijd en ruimte voor, dat valt te prijzen. Aan de hand van thema’s die in andere steden ook hebben gespeeld – nieuwe woonbuurten in de jaren 50 en 60, verkeersplannen, monumentenzorg, VINEX et cetera – laat De Vreeze zien hoe projecten tot stand kwamen en wat de rol van gemeente, private partijen en bewoners daarbij was. Hij deelt pluimen uit, bijvoorbeeld aan voormalig wethouder Fons Asselbergs, die langjarig als bestuurder zijn stempel kon drukken op de kwaliteit van stedenbouw en architectuur. Waar nodig, is De Vreeze echter ook kritisch. Bijvoorbeeld over de kwaliteit van de stationsomgeving, die al jaren te wensen overlaat en nog steeds geen aantrekkelijke rentree voor de Amersfoortse binnenstad vormt. Maar ook bijvoorbeeld het stadskantoor en winkelcentrum Jorisplein kunnen de toets der kritiek niet weerstaan.
Grote gevaren
‘Lange lijnen in de stadsontwikkeling’ laat zich daarmee in de eerste plaats lezen als een doorwrochte en leerzame critique c.q. chronique du cité. Het boek bevat echter vooral ook een pleidooi voor meer ambitie en kwaliteit aan de kant van het gemeentelijk opdrachtgeverschap. De Vreeze schrijft het niet met zoveel woorden op, maar de ontwikkeling van de laatste twintig jaar waarbij stelselmatig hun apparaten hebben uitgekleed is hem een doorn in het oog. In Amersfoort is al sinds 1995 fors bezuinigd op de omvang van de ambtelijke dienst. ‘Dat leidde tot een verschuiving in de ambtelijke dienst van ontwerpers met een eigen vakinhoudelijke expertise en visie naar projectleiders met coördinerende, faciliterende en procedurele taken.’ Dit ‘regiemodel’ mag de gemeente dan de nodige flexibiliteit bieden, De Vreeze vindt de gevaren echter groter: ‘Als daarin (voldoende capaciteit, red.) onvoldoende wordt geïnvesteerd, zullen de gevolgen daarvan nog lang doorwerken.’ Vooral in het hoofdstuk over het CSG-project, dat het stadscentrum op een hoger plan moest brengen, wordt dit pijnlijk duidelijk. Een plan waar teveel partijen aan werkten en de gemeente geen effectieve regie kon voeren – zij versleet twee supervisoren en vier stedenbouwkundig coördinatoren op het project. Met alle gevolgen van dien: ‘Belangrijke principes zoals de menging van functies, het laagbouwmilieu aansluitend bij de Amersfoortse traditie, een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte en ruimtelijke samenhang tussen de verschillende plandelen werden ondergeschikt gemaakt aan de realisatie van renderende bouwwerken.’ Juist in de binnenstad, die dient als ‘huiskamer’ van de stad, is dat gemis aan kwaliteit en samenhang extra pijnlijk. Zeker in dit tijdsgewricht, waarin alle partijen in de vastgoedsector zich beraden op hun rol, kan ‘Lange lijnen in de stadsontwikkeling’ hiermee worden opgevat als een ferme waarschuwing aan gemeenten: pas op met het uitkleden van het eigen apparaat. Een waarschuwing die in veel gemeenten wellicht te laat komt, maar toch. We zien op een aantal plaatsen – Meerstad/Groningen, Schuytgraaf/Arnhem – dat de gemeente het primaat bij de gebiedsontwikkeling weer overneemt van de marktpartijen. De toekomst van de stadsontwikkeling, met daarin veel minder grootschalige blauwdrukplannen en veel meer kleinschalige initiatieven, vraagt om een publieke partij die het overzicht houdt en voor samenhang zorgt. Het is aan de gemeenten om daar slim invulling aan te geven, ook al laat de gemeentebegroting dat de komende jaren misschien niet toe. Als middelgrote gemeenten de eigen investeringen van de afgelopen twee decennia in de kwaliteit van de stad niet teniet willen doen, hebben ze weinig andere keus.
Het boek is hier te bestellen voor €39,90.
Cover: ‘2012.08.31_Lange lijnen in de stadsontwikkeling2_180px’